Paul Nielsen’s How to debate the left on Islam (tweede editie 2017), is een boek over politieke correctheid in relatie tot de islam. Politieke correctheid ziet Nielsen als een religie en als een religie die bestreden dient te worden. Islam daarentegen ziet Nielsen niet als een religie, maar als een politieke ideologie. Het is zelfs de gevaarlijkste ideologie van onze tijd. Wat hij zich ten doel stelt is de lezer intellectueel, psychologisch en strategisch te bewapenen in de confrontatie met de politiek correcte islam-apologeet (de ‘goedprater’).
Wat de islam zo gevaarlijk maakt als politieke ideologie is dat politieke correctheid de ideologie beschermt tegen de noodzakelijke kritiek erop. Politieke correctheid ondermijnt op die manier een instrument dat westerse democratische staten ter beschikking staat om vileine ideologieën een halt toe te roepen. Zo bewerkstelligen we tenslotte sociale verandering, is het niet? Door kritiek. Door kritiek is de (katholieke) kerk tot het inzicht gekomen dat democratie, mensenrechten en vrouwenemancipatie toch niet zulke slechte ideeën zijn en wie dus sociale verandering een warm hart toedraagt zal altijd de mogelijkheid van kritiek moeten waarborgen. Bij gebrek aan kritiek kan een kwaadaardige ideologie zich steeds verder verspreiden met alle gevaren van dien. Dat is tegenwoordig het gevaar dat we lopen met de islam.
Nielsen’s How to debate the left on Islam is ook een soort argumentatief handboek in de zin dat hij uitvoerig ingaat op de argumenten (uitvluchten eigenlijk) die politiek correct links inbrengt om de islam te beschermen tegen redelijke kritiek. Hij doet dat met een grote kennis van de islam, maar ook op een luchtige en humoristische wijze. Wat vorm betreft lijkt het boek enigszins op de Politically Incorrect Guides die over verschillende onderwerpen bij de Amerikaanse uitgever Regnery verschijnen.
Nielsen is een fijnzinnig psycholoog. Hij houdt zijn lezers voor om niet teveel de confrontatie aan te gaan met de politiek correcten, maar hen te proberen te engageren in een gesprek. Omdat de politiek correcte islamapologeet uiteindelijk geen kennis heeft van het onderwerp waarover hij de ‘moral high ground‘ wil berijden raadt Nielsen ons aan te proberen het gesprek gaande te houden. Een gouden regel is daarbij: val de politiek correcte apologeet niet direct aan met “jij denkt zus en zo en dat is hierom onjuist”, maar zeg “veel mensen denken, maar dat is hierom onjuist”. Zo kan de politiek correcte apologeet zijn standpunten bijstellen zonder gezichtsverlies, en daar gaat het tenslotte om. Alleen op niet-confronterende wijze zal het lukken de politiek correcte onbenul (want dat is hij of zij natuurlijk wel) op het goede pad te krijgen. En dat is: een realistische visie op de islam en een waarheidsgetrouwe visie op wat deze religie of politieke ideologie voor heeft met deze wereld.
Inhoudelijk bestaat het boek uit drie delen. Allereerst een uitvoerige presentatie van het empirisch-sociologisch onderzoek over wat moslims feitelijk geloven. In Nederland is het onderzoek van Ruud Koopmans, verricht aan de Humboldt Universiteit in Berlijn, bekend geworden. Maar er is veel meer onderzoek dat allemaal in dezelfde richting wijst, namelijk dat puur op cijfermatige gronden kan worden aangetoond dat veel moslims andere opvattingen hebben over geloofsafval, homoseksualiteit, democratie, heilig recht en loyaliteit aan de natiestaat. Nielsen vat dat onderzoek beknopt samen voor de lezer. Die resultaten zijn niet bemoedigend en de politiek correcte denker zal dus proberen een rookgordijn van vaagheden op te trekken om die feiten niet tot hemzelf en tot zijn omgeving te laten doordringen. De kunst is nu de apologeet tot rede te brengen.
Als tweede gaat Nielsen uitvoerig in op het leven van de profeet omdat de islam, in tegenstelling tot het christendom, eigenlijk over één persoon gaat. Islam is een poging om de opvattingen van die ene figuur leidend te laten zijn voor alle aspecten van het leven. Christendom is anders. Het christendom is gebaseerd op 66 boeken uit de Bijbel die verschillende kanten uitgaan en die de lezer dus een veel grotere vrijheid geven om een eigen wereldbeschouwing uit te destilleren.
Het derde onderdeel van Nielsen’s boek bestaat uit denkbeeldige dialogen die hij voert tussen hemzelf en een politiek correcte islamapologeet. Zij zijn bedoeld als voorbeelden om te illustreren wat er allemaal mis kan gaan in het gesprek met een politiek correcte gesprekspartner. Deze delen zijn het meest humoristische deel van het boek en ze getuigen van groot psychologisch inzicht over hoe de discussies op dit terrein vaak verlopen. De centrale stelling is dat men moet proberen de politiek correcte gesprekspartner te bewegen om feiten als leidinggevend te erkennen. Dus niet wat hij zou wensen hoe de werkelijkheid in elkaar zit moet de doorslag geven, maar hoe die werkelijkheid, zoals gepresenteerd in een wetenschappelijke analyse, werkelijk in elkaar zit. En daarin zit het probleem: de politiek correcte fantast fabuleert een werkelijkheid voor zichzelf en voor zijn omgeving die geen stand houdt tegenover kritisch onderzoek, maar hij zal alles uit de kast trekken om de resultaten van dat onderzoek van zijn lijf te houden.
Ik heb het boek met zeer veel plezier gelezen. Nielsen geeft een glasheldere uiteenzetting van de centrale leerstellingen van de islam. Ook vat hij het empirisch-sociologisch onderzoek samen dat de laatste vijf jaar is gedaan naar de opvattingen van moslims en ook dat is handig om allemaal eens bij elkaar te zien. Zijn centrale stelling is: het heeft geen zin te debatteren over stellingen als ‘de meeste moslims denken zus of zo’, want je moet met wetenschappelijk materiaal komen over wat die opvattingen precies inhouden en hoeveel procent van de religieuze gemeenschap die opvattingen deelt. Die benadering is inderdaad zeer verhelderend.
Een van de sterkste kanten van het boek is dat Nielsen, naar mijn idee op overtuigende gronden, duidelijk maakt dat de politiek correcte denker in feite in een waanwereld leeft. Maar hij kan die wereld heel lang in stand houden omdat zijn omgeving hem voortdurend in die waan bevestigt. Het doorprikken van die waanwereld is ook niet zonder risico’s voor degenen die hem tot rede proberen te brengen, want die zullen worden beschuldigd van ‘racisme’, ‘vooroordelen’, ‘xenofobie’, ‘bigotterie’ en meer van dat soort zaken. Daarom zullen de meeste mensen, ook diegenen die zelf niet verkeren in de politiek correcte waan, een confrontatie uit de weg gaan.
Nielsen’s boek zal om begrijpelijke redenen niet in hoge stapels naast de kassa van de boekhandels belanden. Daarvoor gaat zijn werk teveel in tegen de tijdgeest. Maar zijn boek heeft wel potentie om een cultboek te worden voor diegenen die echt geïnformeerd willen worden over een belangrijk maatschappelijk vraagstuk. Hoe de ontwikkelingen zich zullen voltrekken zal voor een belangrijk deel afhangen van de vraag of het publiek kennis wil nemen van dit soort boeken en het zullen de geëngageerde burgers zijn die een verandering moeten bewerkstelligen, onze politici zullen hier niet mee beginnen.
Nielsen, Paul, How to debate the left on Islam, tweede editie, papieren versie verkrijgbaar via Amazon, e-book ook via bol.com.