De discussie op het terras aan het strand van Tel Aviv ontspoort. Een journalist valt me aan met een spervuur aan boze vragen. Wat zijn mijn intenties? Ga ik deze reis helemaal de grond in schrijven? Wat ga ik over de groep schrijven? Ben ik wel transparant? Ik heb vooraf aangekondigd dat ik de hele week over de reis zal twitteren. Er komen in die tweets alleen citaten terug van sprekers, niet van deelnemers. Ik vertel niet eens wie er mee gingen, behalve de mensen die dat zelf openbaar hebben gemaakt. Netjes, zou ik zeggen, maar toch roept mijn aanpak kennelijk boosheid op.
Ik probeer uit te leggen dat ik zo’n vijftien stukken wil schrijven waarvan de meeste over de inhoud van de reis gaan. Maar de journalist is al kwaad. Hij wil alleen weten wat ik over de groep ga schrijven. Ik zeg dat ik ga schrijven dat de groep rechts is. Dat klopt toch? vraag ik. Er volgt geen ontkenning. Het is typerend voor veel boosheid van nu: niet even checken waar je nou eigenlijk boos over bent.
Deze ontspoorde discussie laat het ongemak met deze journalistenreis zien. We gaan een week lang naar Israël en betalen weliswaar 500 euro, maar de kosten zijn veel hoger. De vliegreis, de hotels, het vervoer en de maaltijden worden allemaal voor ons betaald. Dit is principieel fout want journalisten horen niet gefêteerd te worden. Het tast hun onafhankelijkheid aan en het riekt naar partijdigheid. We moeten de reis eigenlijk zelf betalen. Hier is in de groep geen ongemak over: er is niet of nauwelijks discussie of journalisten mee mogen met een dergelijke reis.
Mijn credo is dat we in ieder geval transparant moeten zijn over onze deelname, maar van transparantie is weinig te merken. Wierd Duk twittert regelmatig en Sander Schimmelpenninck heel soms. Bas Soetenhorst schreef achteraf een artikel en vermeldde zijn deelname (Blendle-link). De rest van de groep lijkt niet aan de buitenwereld te communiceren dat ze mee zijn geweest. Soms is dat niet goed mogelijk: als een columnist meegaat met de reis maar deze niet in zijn columns verwerkt, moet hij dan bij een totaal ander onderwerp melden dat hij met het CIDI mee was?
Een niet-journalist stelt een terechte vraag: wat kunnen lezers met die transparantie? Wat hebben ze eraan te weten dat een journalist meeging? Deze vraag gaat echter voorbij aan het essentiële punt. In een tijd waarin burgers de media massaal wantrouwen, is het belangrijker dan ooit duidelijk te maken waar je je informatie vandaan haalt. Dan kun je dus niet meegaan op een vrijwel gratis reis zonder dat te vermelden. Een probleem is wel dat veel redacteuren onderdeel zijn van een groter team. Hoe kun je transparant zijn als je redacteur bent van een televisieprogramma? Moet dat op de aftiteling? Ziet iemand dat?
Waarom is transparantie zo belangrijk? vraagt de niet-journalist. Mijn antwoord is dat de reis er waarschijnlijk anders uit had gezien als we hem zelf hadden betaald. We hadden dan meer eisen kunnen stellen zoals een bezoek aan Gaza of een meer evenredige verdeling tussen Israël en de Palestijnen. Het CIDI had zich dan gedwongen gevoeld naar onze eisen te luisteren. Nu mochten we alleen suggesties doen en moesten we maar afwachten of het CIDI er iets mee deed. De niet-journalist denkt dat zelf betalen geen verschil maakt: de reis is altijd een vorm van dienstverlening.
Er mist dus reflectie op de dynamiek van zo’n reis. Bij een betaalde reis kan de journalist eisen stellen, maar nu gingen we in een bus zitten en keken we waar we heen werden gebracht. Als we zelf betalen wordt het CIDI kort gehouden. Dan brengt het CIDI ons met de door ons gewenste functionarissen in contact. Nu maakt het CIDI een selectie van perspectieven die zij nuttig vindt. Betalen maakt een enorm verschil maar het is onwaarschijnlijk dat de media waarvoor de deelnemers werken de reis willen betalen. Dat loont niet.
Al deze reflecties staan of vallen met de vraag of de reis partijdig is. De puzzel is meteen duidelijk: de deelnemers hebben zelf vrijwel geen contacten in de regio en dus weten ze niet goed wie en wat ze niet gehoord hebben. We moeten bij elk gesprek bedenken waarom we deze afspraak hebben en meestal ook wat de Palestijnen ervan vinden. Dit voldoet niet aan het basale criterium van journalistieke wederhoor, maar we troosten ons ongetwijfeld met de gedachte dat veel correspondenten in deze regio eveneens partijdigheid voor de voeten krijgen geworpen.
Bij de introductiebijeenkomst – drie weken voor de reis – stelden we ons aan elkaar voor. We vertelden waarom we meegaan. Iedereen wilde natuurlijk meer weten over het Midden Oosten-conflict. Meerdere aanwezigen kregen een uiterst vreemd zinnetje over hun lippen: ze wilden “een completer beeld” krijgen. Die uitspraak twitterde ik maar niet, want er was een paar minuten eerder over mijn tweets geklaagd. De frase “een completer beeld” laat de problematiek goed zien: deze reis biedt niet zozeer “een completer beeld”, maar “een bepaald perspectief”.
Zo zien we hoe het in de journalistiek gaat. Lang niet iedereen vindt het problematisch om met zo’n reis mee te gaan, kritische vragen over dit fenomeen worden nauwelijks gesteld en er is lang niet altijd sprake van transparantie over de eigen deelname. Soms kan dat ook niet. Tegelijk voelen velen ook wel dat zo’n reis zich slecht verhoudt tot het ideaal van onafhankelijke journalistiek. Zo ontstaat een interessante paradox: juist door de dynamiek, werkwijze en effecten van zo’n reis niet openlijk te bespreken en kritisch te bevragen, en tevens de eigen deelname niet altijd expliciet te vermelden, krijgt de reis iets schimmigs.
Alsof een kritische blik en een transparante werkwijze niet veel potentiële problemen zouden kunnen oplossen. De reis hoeft niet schimmig te zijn.
Chris Aalberts ging begin juli met het CIDI naar Israël en de Westbank. Deze reis werd grotendeels betaald door het CIDI. U heeft kritiek op deze reis? Die is bij uw verslaggever al bekend. De hele serie vindt u hier.