“Het hele gender-acceptatievertoog gaat niet over transgenders, acceptatie of ‘inclusiviteit’. Het gaat om het structureel deconstrueren (lees: vernietigen) van alle scharnierpunten van cultuur en werkelijkheid”
Dames en heren,
In navolging van de gemeente Amsterdam stapt nu ook de NS over op genderneutraal taalgebruik. Directeur Roger van Boxtel wil namelijk graag dat iedereen zich welkom voelt
Daar staat hij, hij kan niet anders.
Van Boxtel is – zoals zovelen vóór hem – gevallen voor een utopisch beeld, als het ware gegijzeld door het deugen. Om deze utopie te bereiken moet onder het mom van inclusiviteit van hogerhand een nieuw taalsysteem geïmplementeerd worden. Natuurlijk doet de heer van Boxtel dit niet met kwade bedoelingen. Hij dient slechts als gastheer voor een parasiet.
Een parasiet die ook wel ‘cultuurmarxisme’ of ‘postmodernisme’ of gewoon ‘neomarxisme’ genoemd wordt. Deze termen worden met veelvuldig en met liefde en graagte gebezigd zonder al te veel uitleg in ‘rechtse’/conservatieve kringen. maar omdat wij met dit artikel enkele zaken willen verhelderen voor mensen buiten die bubbel zullen we verderop in de tekst nog een korte conceptuele uitleg geven. Maar eerst wat meer over deze mysterieuze parasiet: ‘Ideologie’.
De parasitaire ideologie kent vele gedaanten: politieke correctheid, een religieus geloof in progressivisme, tolerantie van alles en iedereen (behalve de grote satan de heteroseksuele blanke man), marxisme, socialisme, identity politics, klassenstrijd, en vaak dit allemaal tegelijk. Ze opereert op een manier die vergelijkbaar is met die van de spinnendoder; een wesp die een (vele male grotere) spin steekt met een verlammend gif, waardoor de spin in leven blijft maar zich niet meer kan verroeren. De spinnendoder legt haar eitjes op het lichaam van de spin, zodat wanneer deze uitkomen de larven zich tegoed kunnen doen aan zijn vlees. Dit alles terwijl de spin nog in leven is. Op dezelfde wijze parasiteren ideologieën op mensen en maatschappijen. Ze kiezen een gastheer en parasiteren op zijn energie, zonder dat de gastheer nog een vin kan verroeren. Fysiek of mentaal.
We nemen het de heer van Boxtel dus niet persoonlijk kwalijk. De ideologie waardoor hij bezeten wordt is de werkelijke kwalijkheid. En die ideologie manifesteert zich nu in het nemen van maatregelen die ervoor moeten zorgen dat iedereen zich welkom voelt; ook mensen die zich vrouw noch man voelen.
Voor alle duidelijkheid en ter voorkoming van misverstanden: wij weten dat intersekse-personen bestaan. Wij weten dat transgenders bestaan. Wij weten dat die twee soms overlappen. Wij leven niet onder een steen en we komen niet uit Staphorst. Wij studeren keurig netjes aan een van de meest linkse universiteiten van Nederland en ook daar steek je zo nu en dan nog wel eens wat op.
Transgenders en intersekspersonen hebben een medisch aantoonbare en wetenschappelijk onderbouwde afwijking (de term ‘afwijking’ dient in deze context niet als een waardeoordeel, maar als een feitelijke constatering te worden opgevat). Er zijn mensen wiens genderidentiteit niet correspondeert met hun (lichamelijke) sekse, op welke manier dan ook. Deze mensen kunnen zich simpelweg niet voldoende identificeren met de beschrijving ‘man’ of ‘vrouw’. De verschillende niveaus waarop gender en sekse zijn vastgelegd, zijn in dusdanig extreme mate niet parallel aan elkaar ontwikkeld dat het voor henzelf een onmogelijke taak is om te weten wie en wat ze zich eigenlijk voelen. Wij zijn er niet op uit afbreuk te doen aan de problemen en het leed dat dat met zich mee kan brengen. We voelen compassie voor mensen die op deze manier, hoe zullen we het zeggen, van moeder natuur niet de beste start hebben gekregen?
Het betreft echter wel een uitzonderlijk kleine groep: naar schattingen is 0,5% van de Nederlandse bevolking interseksueel. (Deze groep bevat overigens geen transgenders, want die voelen dat hun gender overeenstemt met het lichaam van de andere sekse en weten dus heel goed met welke categorie zij zich wél identificeren – de andere). De veelgehoorde reactie dat maatregelen zoals deze voor een kleine groep goed is en voor de grotere groep geen verslechtering, is kort door de bocht. Inderdaad, je weet nog steeds of je vijf of tien minuten vertraging hebt, of dat je überhaupt niet met de trein bij je schoonouders terecht komt. Buiten het feit dat deze groep bijzonder klein is en het daarom al op z’n minst opmerkelijk te noemen is dat de gemeente Amsterdam – en nu ook de NS – hun taalgebruik daarop aanpassen, valt ook te betwijfelen of deze nieuwe taal werkelijk in het belang van intersekse-personen en transgenders is.
Het is niet evident dat deze maatregelen het welzijn van de beoogde groep zouden bevorderen, en wél aannemelijk dat deze geforceerde veranderingen van de taal nadelig uitpakken voor de gehele maatschappij. En daarom moeten we een belangrijke aanname die hieraan ten grondslag ligt van wat dichterbij bekijken. Die aanname luidt: hoe je in het openbaar aangesproken wordt bepaalt jouw identiteit.
Laten we een ding duidelijk krijgen: hoe je door iemand wordt aangesproken is geen prescriptie maar een descriptie. Hoe je geadresseerd wordt zegt niet ‘dit behoort u te zijn’, het zegt ‘dit is hoe u op mij overkomt’. U kunt een politie-uniform aantrekken voordat u de deur uit gaat en vervolgens heel verbaasd en verontwaardigd reageren wanneer mensen u aanspreken met ‘agent’, maar weinig mensen zullen sympathie voor uw verontwaardiging hebben. U schrijft in feite gedeeltelijk voor hoe u aangesproken wordt door hoe u zich presenteert.
Aangezien communicatie altijd plaatsvindt tussen meerdere actoren is wat voor de ene partij de meest logische (of werkbare) aanspreekvorm lijkt van wezenlijk belang voor het zo goed mogelijk verlopen van communicatieve handelingen. Net zoals dat voor de andere partij geldt. Iemand spreekt een ander bijvoorbeeld aan met ‘mevrouw’ omdat hij domweg niet weet wie hij voor zich heeft en ‘mevrouw’ de meest logische optie lijkt.
Niet adequaat kunnen communiceren is in het belang van niemand, dus ook niet in het belang van transgenders en intersekse-personen. Daarnaast zal de ergernis en frustratie die dit oproept bij het brede publiek op hen worden geprojecteerd, terwijl deze maatregelen namens deze groepen worden genomen, niet door hen. En grotendeels ongevraagd. Het wordt aangenomen dat iedere intersekse- of transgenderpersoon het hiermee eens zal zijn, vanwege hun identiteit, maar het schaadt het imago van transgender- en intersekse-personen en bemoeilijkt communicatie in het algemeen. Dat dit geen goede ontwikkeling is, is evident: voor talige wezens is adequate communicatie van fundamenteel belang voor coëxistentie.
Het afdwingen van gedragingen in het communicatieproces gaat lijnrecht in tegen de grondvoorwaarden voor communicatie; gelijkwaardigheid en vrijwilligheid. Identiteit is een onderhandeling tussen mij en jou (Het Latijnse woord communicare slaat terug op “iets gemeenschappelijk maken”). U bent niet de enige die beslist wie u bent en de ander is dat ook niet. Die ‘beslissing’ komt in het contact tot stand. Dit is waarom unilaterale beslissingen over genderidentiteit (‘ik beslis zelf wat mijn identiteit is’) zoveel vijandigheid kunnen oproepen; dat is namelijk hoe een kind van twee denkt en zich gedraagt. Identiteit is een onderhandeling tussen jezelf en de rest. U mag wel zelf weten hoe u gezien wilt worden, niet hoe u gezien wordt.
Eerder schreven we dat het niet de ander is die uw identiteit bepaalt door hoe diegene u aanspreekt, maar vervolgens hebben we stellingen geponeerd die juist exact dat líjken te suggereren. Echter, het gaat erom dat de interactie een onderhandeling is, waarin de identiteit wordt vastgesteld door de deelnemende partijen. We bepalen dat samen in en door onze interactie. Jij plakt niet in je eentje een etiket op, de ander kan dat evenmin in z’n eentje doen. Dit gaat om praktische identiteit, niet om gevoelde subjectieve identiteit. Het is belangrijk die twee conceptueel te kunnen scheiden. Wanneer onze subjectieve identiteit overeenstemt met hoe voelen dat we gezien worden, voelen we ons in evenwicht.
Je kunt zelf vaststellen hoe, wat of wie u zich voelt. Dat is een privé-aangelegenheid. Echter, zodra u dat manifesteert en tot een zaak maakt die ook mij aangaat, heb ik daar ook iets over te zeggen. Wederom: niet over hoe u zich voelt, maar over hoe ik u zie.
Deze beleidsmaatregelen zijn vooralsnog niet juridisch vastgelegd als dwang, maar wat niet is kan nog komen, kijkt u naar Bill C-16 in Canada, waarin het niet erkennen van iemands gender expression (wat inhoudt ‘datgene wat iemand aantrekt’, fashion choices dus) een hate crime is geworden. Deze wetgeving gaat uit van een genderconcept waarbinnen genderidentiteit fluïde is en dus van dag tot dag en van moment tot moment kan veranderen – misschien is het dit soort dingen waardoor mensen zeggen dat genderstudies en vrouwenstudies alleen maar gedonder veroorzaken en de maatschappij ondermijnen (en misschien omdat het op hun eigen websites als hun gestelde doel vermeld wordt).
De juridische dwang wordt Hegeliaans gerechtvaardigd, met een vorm van meester-slaaf-dialectiek: het niet erkennen van iemands (gender)identiteit maakt de communicatie ongelijkwaardig, omdat de identiteit van de ander niet wordt erkend door diegene op een bepaalde manier aan te spreken. Nu kan de tegenclaim worden gemaakt dat wanneer je mensen niet aanspreekt op een manier die past bij hun zelfgekozen identiteit – die we niet kunnen weten wanneer we hen aanspreken, aangezien identiteit fluïde is en niet overeen hoeft te stemmen met hun uiterlijke verschijning, waarover zij zelf overigens unilaterale soeverein zijn – je hen niet als mens erkent. Wat onzin is. Ten eerste erken je de persoon wel degelijk als mens, anders zou je niet met ze praten.
Ten tweede heeft het met erkenning niets te maken, het heeft te maken met vrijwilligheid. Wanneer ik gedwongen wordt iemand op een bepaalde manier aan te spreken, is iedere gelijkwaardigheid tussen mij en die persoon verdwenen en daarmee de mogelijkheid tot oprechte communicatie. Als iemand mij de vraag stelt: “Wilt u mij met ‘meneer’ aanspreken?” dan is het aan mij om dat verzoek al dan niet in te willigen.
Het problematische aan dit beeld van communicatie is dat de persoon met de afwijkende identiteit geen agency heeft: diens identiteit wordt bepaald door hoe hij wordt aangesproken. De aansprekende partij heeft alle agency, alle morele macht.
Het top-down implementeren van speech codes is totalitair. Iedereen die ooit Orwell heeft gelezen weet wat dit betekent en waar het toe leidt. Iedere iteratie, iedere kleine aanpassing, lijkt logisch in zichzelf en is als op zichzelf staande maatregel te rechtvaardigen, maar is altijd onderdeel van een groter geheel, een geheel dat in een bepaalde richting tendeert. Het top-down veranderen van taal werkt niet, aangezien het lijnrecht ingaat tegen de manier waarop taal tot stand komt.
Het was Carl Jung die zei dat ideeën mensen hebben, niet andersom. Het is dus van groot belang om te weten welke ideeën jou hebben – dan kun je bepalen voor welke ideeën je gastheer wilt zijn. Houdt het verhaal van de spinnendoder in uw achterhoofd.
Het hele gender-acceptatievertoog gaat niet over transgenders, acceptatie of ‘inclusiviteit’. Het gaat om het structureel deconstrueren (lees: vernietigen) van alle scharnierpunten van cultuur en werkelijkheid. Dat is geen samenzweringstheorie. Lees de genderstudiesmanifesten er maar op na; ze schrijven dit zelf. Ze maken er geen geheim van. Alle constitutieve onderdelen en grondvoorwaarden voor het ‘patriarchale’ Westen moeten worden vernietigd. Altijd uit naam van de utopie, gelijkwaardigheid en sociale rechtvaardigheid. En voor het gemak even vergetende dat het Westen die waarden meer dan nagenoeg alle andere beschavingen die ooit hebben bestaan, heeft geëerbiedigd.
Maar waarom kiezen ze eigenlijk deze heuvel om op te sterven? Is dit geen uitzonderlijk marginale kwestie? Misschien niet. Deze kwestie is uiterst geschikt voor het deconstrueren van fundamentele concepten die constitutief zijn voor de maatschappelijke orde, juist omdat de thematiek zo insignificant lijkt. Het gaat immers om slechts 0,5% van de bevolking?
Als je in wat je doet claimt op te komen voor een groep die wordt gezien als slachtoffer, dan kun je alle legitieme kritiek op wat je doet (of dat nou met die groep te maken heeft of niet) afdoen als ‘discriminatie’ tegen die groep. Dat is hoe je sympathieke, fatsoenlijke mensen aan boord krijgt. Die willen immers niet discrimineren. Wij leven in een cultuur waarin discriminatie absoluut niet oké is. Gelukkig maar. Juist daarom wordt er zoveel over gedebatteerd en geruzied. Als discriminatie in onze maatschappij prima werd gevonden dan zou de beschuldiging van discriminatie geen enkel gewicht dragen.
Ze menen gerechtvaardigde strijders te zijn tegen onrechtvaardige agressoren. Om dat te doen moet de oppositie als zodanig geframed worden en moet de ‘verdediger’ zich profileren als verdediger van de onrechtvaardig behandelde groep, wat al het (wan)gedrag van de verdedigers tot gerechtvaardigd gedrag maakt.
Deze cause – genderneutraliteit – wordt door opportunistische, op polarisatie gerichte elitepopulisten gebruikt. Het wordt verkocht als acceptatie en humaniteit. Dat is niet waar het om gaat. Het is een elegante truc: iedere kritiek die wij leveren kan zo worden afgedaan als ongeïnformeerde bekrompenheid of haat tegen ‘de ander’.
Om kort te gaan: categorieën opheffen is niet zomaar een bijwerking van dit culturele project – dat overigens in de hele westerse wereld gaande is, overal volgens hetzelfde draaiboek. De vernietiging van categorieën is het doel. Als de categorieën en de woorden verdwijnen kan er ook niet meer in onderscheidende termen worden gedacht.
Postmodernisme is er op uit om categorieën te vernietigen, omdat categorieën uitsluiting als primair doel hebben. Immers, inherent aan het concept ‘categorie’ is dat niet alles erin gevat kan worden. (een probleem dat door bijvoorbeeld Gödel – onvolledigheidsstelling – en Russell – brief aan Frege – is benoemd). Dat is waarom de linkerkant van het politieke spectrum zegt wars te zijn van ‘hokjesdenken’. Ze zijn tegen categorieën als zodanig. Een bijwerking van het mechanisme wordt dus tot het absolute doel gebombardeerd.
Gender is binair. Als je het debinariseert dan maak je de categorie als zodanig kapot, omdat het intrinsiek binair is. Het bestaan van intersekse is dan ook geen weerlegging van de binariteit van gender: we weten dat het een verstoring van de ontwikkeling van de foetus betreft, die eigenschappen van beide seksen vertoont en door een verkeerde configuratie van de genen of blootstelling aan verkeerde chemische stoffen in de vroege ontwikkeling in utero is opgetreden is. Een goed voorbeeld is intersekse veroorzaakt door congenitale bijnierhyperplasie of androgenitaal syndroom.
Politiek links wordt al meer dan honderd jaar gedreven door een afkeer van en walging voor westerse cultuur: de bourgeoisie. Toen de arbeidersklasse door kapitalisme werd verheven en de middenklasse ontstond, had dat het einde van het verhaal moeten zijn. Maar de invloedrijke marxisten waren er niet primair op uit het volk te verheffen. Ze wilden namens een onderdrukte groep strijden omdat dat een legitieme dekmantel is voor hun diepgewortelde vijandigheid en haat. Hun strijd was dus verre van voorbij en er moesten nieuwe dimensies van onderdrukking worden gezocht; die complexer zijn dan arbeider-bourgeoisie en dus langduriger kunnen worden uitgebuit voor conflict.
Deze ideologie is principieel tegen het bestaan van verschillen tussen mensen. Vandaar de aanval op fundamentele menselijke categorieën. Categorieën die als scharnierpunten fungeren voor menselijk functioneren, maar die met een beroep op ‘sociale rechtvaardigheid’ moeten worden weggepoetst.
Terugkomend op de titel: je politieke tegenstanders uitmaken voor ‘fascist’ of ‘nazi’ komt het discours natuurlijk eigenlijk niet ten goede. Dus, om onze goede wil te tonen, hebben we nog het volgende afsluitende advies: wanneer u een menspersoon ziet bewegen in de openbare ruimte en u kan niet anders dan het wezen in kwestie te begroeten, zeg dan “Wees gegroet kameraad!”
En Normaal. Doen.