Geld om de honorering van leraren basisonderwijs gelijk te trekken met hun collega’s in het voortgezet onderwijs kan vermoedelijk ook binnen de huidige begroting van het gehele onderwijs gevonden worden. Een kritische blik op de inrichting van het HBO onderwijs kan aardig wat financiële middelen vrijmaken zonder de onderwijskwaliteit aan te tasten die de arbeidsmarkt vraagt van toekomstige HBO professionals. Een andere visie op de inrichting van het huidige HBO kan de weg vrijmaken voor efficiënter en kwalitatief beter HBO onderwijs dat wel goed aansluit op de eisen van de beroepspraktijk.
De beroepspraktijk klaagt al jaren over de slechte aansluiting van het hogere beroepsonderwijs aan de eisen die de beroepspraktijk stelt aan HBO professionals. Alleen wordt deze klacht helaas nog steeds niet serieus genomen gelet op het belang dat het HBO hecht aan het kunnen opleiden van HBO professionals die ook als HBO onderzoekers ingezet kunnen worden. De vraag rijst hoe zinvol of dat is gelet op het grote aantal studenten dat op universitair niveau wordt opgeleid en die met een meer wetenschappelijke achtergrond eveneens de beroepspraktijk in gaan. Die laatste groep zal met zekerheid de HBO onderzoeker als halfbakken onderzoeker gaan verdringen voor functies waarin praktijkgericht onderzoek centraal staat.
Een andere visie op de inrichting van het huidige HBO kan de weg vrijmaken voor efficiënter en kwalitatief beter HBO onderwijs dat wel goed aansluit op de eisen van de beroepspraktijk. Als gelijktijdig de stofkam gaat door inefficiënte zeer arbeidsintensieve onderwijsprocessen welke ooit in de jaren 80 als zinvol werden beschouwd maar dat nu in 2017 niet meer zijn, dan kan veel geld bespaart worden op deze onderwijssector. Te beginnen met het schrappen van de verplichting dat ook alle HBO studenten zich moeten bekwamen in praktijkonderzoek. Dat levert de eerste besparing op. Onderzoek kan ook een keuzevak in het HBO zijn.
Meer geld voor onderwijs is de vaste mantra als het gaat om een verbetering van de onderwijskwaliteit. Meer dan 35 jaar HBO onderwijservaring en gelijktijdig ondernemerschap leert mij dat voornoemde mantra politiek goed scoort maar economisch niet altijd verantwoord is te achten. De ene onderwijssoort is immers de andere niet. Knelpunten waar het basisonderwijs thans terecht over klaagt kent het HBO niet. Voor elk wisse wasje als team moeten vergaderen komt in het bedrijfsleven al sinds de jaren 90 niet meer voor. Een eenvoudige rekensom wees toen al snel uit dat zulke vergaderingen te kostbaar zijn voor het doel ervan. In het HBO onderwijs worden zulke efficiency onderzoeken naar de doelmatigheid van deze kostbare vorm van overleg nauwelijks gedaan. En dus wordt een achterhaalde vergadercultuur van de jaren 80 nog steeds gehandhaafd. Een afschaffing van deze arbeidsintensieve en kostbare overlegcultuur zal een tweede substantiële besparing van overheidsgeld kunnen opleveren.
De grootste besparing kan evenwel bereikt worden als het klassikaal gegeven HBO onderwijs zoveel mogelijk verdwijnt en gebruik wordt gemaakt van technologische toepassingen in het onderwijs die beter aansluiten op de state of the art van het beroepenveld. Bij voorkeur in een vorm waarbij studenten binnen grenzen hun eigen studie tempo kunnen bepalen op door hen zelf te bepalen studietijden. Die flexibiliteit kenmerkt het huidige beroepenveld ook steeds meer. Een flexibiliteit waar je niet snel genoeg aan kunt wennen als HBO professional.
De verzorgingsstaat is er niet meer en dat verplicht om ingeslepen gewoontes opnieuw tegen het licht te houden. Meer geld als oplossing voor gesignaleerde knelpunten in het onderwijs is in een participatiesamenleving een achterhaalde mantra als er aantoonbare efficiency voordelen in die sector nog te behalen zijn. Kritisch kijken naar mogelijke besparingen in bijvoorbeeld het HBO onderwijs en verschuivingen in een bestaande overheidsbegroting kunnen een goede oplossing zijn om binnen het onderwijs als docenten solidair met elkaar te zijn.
Besparen is altijd mogelijk zonder de kwaliteit aan te tasten als efficiency voordelen nog zijn te behalen. Dan bespaar je geld met behoud van de kwaliteit waar iedereen beter van wordt. Geld dat vervolgens aan knelpunten kan worden besteed in dezelfde sector waarvan vaststaat dat die knelpunten alleen met geld nog zijn op te lossen. Omdat de rek er al heel lang volledig uit is. De problematiek van het dreigend tekort aan leraren in het basisonderwijs is daar een goed voorbeeld van. Niet elke verbetering hoeft altijd extra geld te kosten. Soms is een her allocatie van financiële middelen toereikend voor een effectieve oplossing. Misschien dat de formatiepartijen deze invalshoek ook mee kunnen nemen in hun onderhandelingen.