Op 14 augustus schreef Jamal Ouariachi in Vrij Nederland een pleidooi voor het verwijderen van historische monumenten en straatnamen waar bloed aan kleeft. Als iemand met ruime kennis over cultureel erfgoed schrik ik van de oppervlakkigheid waarmee hij de geschiedenis durft te benaderen. Ik reageer op zijn oordelen van de geschiedenis en de vonnissen waarmee hij komt.
Ouariachi heeft een beperkte blik op de Amerikaanse burgeroorlog, zo merk ik aan de wijze waarop hij over generaal Lee en de confederale staten spreekt. Zijn monumenten op te hemelen tot een ‘symbool van onderdrukking’ is mij te kort door de bocht, die geschiedenis is namelijk meer dan een strijd tegen slavernij een strijd over de bestuursvorm van de natie; moest deze federaal dan wel confederaal zijn? Thierry Baudet legt het in dit artikel op heldere wijze uit. Daarbij doet hij ook uit de doeken dat de slavernij überhaupt geen lang leven meer was beschoren.
Vervolgens de apologetische opvattingen over Jan Pieterszoon Coen: “Een onvoorstelbaar wrede en meedogenloze massamoordenaar, die op de Indonesische Banda-eilanden vele duizenden slachtoffers heeft gemaakt.”
Zeker weten, maar ook de man die hielp Nederland rijk te maken tijdens de 80-jarige oorlog. Met deze verdienste is hij zijn historische figuur ontstegen en kon hij verworden tot één van de symbolen waarmee wij de oorsprong van ons vaderland ijken.
Monumenten zijn enigmatische dingen. Ze staan er, maar ook weer niet. Het is helemaal afhankelijk van de politiek-culturele situatie of een monument ons opvalt. Ons erfgoed is dan ook altijd een speelbal van politieke temperamenten. Bij iedere emotionele vlaag moeten wij ons goed afvragen of onze woedeaanval het rechtvaardigt dat wij onze jeugdfoto’s van de muur slaan. Soms is het begrijpelijk: zo is het schrikbarend hoeveel monumenten na WO II gesloopt zijn, om plaats te maken voor memento’s aan onze laatste oorlog. WO II was een groter trauma dat verwerkt moest worden.
Zou ik in Ouariachi’s wereld verkeren, dan zou mijn hart sneller beginnen te kloppen bij het betreden van het oude plein van Hoorn, om dan – in schreeuwende jammerklacht naar ik aanneem – de dood van Jan Pieterszoon Coen en het verlies van de vaderlandse koloniën te betreuren. Gelukkig ligt de echte wijze waarop men met deze beelden omgaat heel anders. We moeten ook niet vergeten dat het informatiebordje reeds van schuldbetuigingen is voorzien.
In tegenstelling tot Ouariachi’s opvatting is een standbeeld ook niet persé een positieve herinnering aan een persoon. In dit filmpje verteld een zwarte Amerikaanse dame op niet te evenaren wijze waarom het van groot belang is dat monumenten van controversiële figuren blijven staan: niet om ze te verheerlijken, maar juist omdat zij controverse opwerpen. Je verwerkt een pijnlijk verleden namelijk niet door alle herinneringen te verdringen. Integendeel, het verleden zal blijven knagen. Haar tegenstanders zullen er achterkomen dat het verwijderen of molesteren van een monument slechts voor korte duur zal bevredigen. Algauw begint het knagen weer.
Nu leven wij al lang in vrede. Maar progressieve waarden houden ons gegijzeld. Wat Ouariachi voorstelt zie ik als zinloos geweld jegens een weerloos verleden, in een hopeloze poging om er vrede mee te sluiten.
Mensen die dit soort voorstellen doen, zijn óf bezig hun kennis over het onderwerp voorbij te spreken, óf hebben last van ongezonde ressentimenten. Bij Ouariachi kan ik niet anders concluderen dan dat dit beiden geldt.