Het is lastig de vinger achter het waarom van de verstarde dialoog te krijgen. Waarom toch die verbetenheid over ‘verkeerde’ opvattingen? Waarom vinden we het niet gewoon interessant als mensen een andere mening hebben? De oorzaak ligt in de eis rationeel te zijn en dan ook nog menslievend en ruimhartig, zo niet dan ben je ‘een minderwaardig mens’, dialoog gestopt. Dat is slecht voor onze maatschappelijke vrede. De meeste mensen zijn immers humaan, op hun manier, varend op intuïtie aangevuld met ratio.
Schrijver dezes is opgegroeid in Den Haag in een intellectueel gezin, ouders actief binnen de PvdA. Allemaal reuze progressief. Als kind leerde ik dat Indo’s een moeilijke positie hebben omdat ze nergens bij horen. In Den Haag kwam je geregeld met ze in aanraking en ze waren anders. Je kon niet goed hoogte van ze krijgen, hoe vriendelijk ze ook waren.
Mijn gevoel zegt me nog steeds dat halfbloeden het moeilijker hebben. Ik zou voor mijzelf niet de verantwoordelijkheid willen hebben voor nageslacht dat het moeilijk gaat krijgen, dus mijn partnerkeuze ging toch wel naar ‘eigen soort’. En ik vind van ouders die een andere keuze maken het onverstandig dat ze hun kinderen opzadelen met een identiteitsprobleem.
Van mij wordt nu geëist dat ik deze opvatting niet heb ‘omdat alle mensen gelijkwaardig zijn’. De knots van racismeverwijt zwaait immer vervaarlijk. Hoezo? Je ziet toch dat er spanningen zijn? Moeders van kinderen met gemengde cultuur zijn vaak de fanatiekste gelijkheidsstrijders. Dat komt omdat ze ook wel voelen (ja de onderbuik) dat er spanningen zijn. Je kan wel vinden dat dat niet zou moeten, maar dat neemt de spanning niet weg.
Na vijftien jaar op het Ministerie van Justitie te hebben gewerkt ben ik uitgezonden naar Bonaire om aldaar de wetgeving bij de tijd te brengen. Om een voorbeeld te noemen: op de luchthaven konden pas intercontinentale toestellen landen als de lokale regels voldeden aan internationale eisen. Daarvoor heb ik gezorgd.
Ik kwam in een ambtelijke organisatie die heel anders was dan wat ik op het ministerie kende. Veel leek het zelfde, maar het ging anders. Ook na drie jaar verbaasde ik mij nog wel eens over hoe iets liep. En ook de omgang met de bewoners is anders. Het lijkt wel of de logica anders is, in ieder geval hebben ze een ander waardenpatroon, maar hoe precies, daar ben ik nooit helemaal achter gekomen. Aanvankelijk dacht ik dat er ontwikkeling zat in de organisatie, maar na enkele jaren zag ik dat de (politieke)cultuur niet veranderde. Het stemt mij droevig dat de lichte corruptie niet is afgenomen met het toenemen van het opleidingsniveau. Het zit in de cultuur. Die dragen ze ook in Nederland met zich mee.
Ik heb waardering voor Antillianen, het zijn vaak vriendelijke mensen, mijn huishoudelijke hulp komt uit Curaçao. Je merkt dat ze anders zijn, planning bijvoorbeeld is niet hun sterkste punt. En nu komt het punt dat ik wil maken: omdat ik mijn hulp niet kan doorgronden voel ik mij ongemakkelijk. Ik voel afstand. Dat heb ik ook met andere bevolkingsgroepen, hoe vreemder hoe ongemakkelijker ik me voel. Het zal te maken hebben met het waardenpatroon, je wilt elkaar toch kunnen begrijpen en het gedrag voorspellen. Overigens, mijn hulp vindt het prettig bij mij te werken, ze werkt ook bij mijn dochter. Als ik al racist zou zijn dan heeft mijn hulp er in ieder geval geen last van.
Later in mijn werkende leven op Justitie heb ik in EU-verband gewerkt. Je ziet dan in de pauze’s dat de mensen met dezelfde taal (ook figuurlijk) bij elkaar gaan staan. Ze zoeken het vertrouwde. Ik probeerde het mij niet gemakkelijk te maken en ging juist bij andere mensen staan. Met Duitsers, Oostenrijkers en Belgen ging dat soepel, Engelsen, Ieren, Zweden ook, maar alles ten zuiden van België, het had iets geforceerds. Kortom, ik ga liever met mensen om die ik kan duiden, bij wie ik mij op mijn gemak voel.
Homo’s, ook zoiets. In mijn kinderjaren (jaren vijftig) hoorde ik een verontwaardigde vader over de liefdeloosheid van orthodoxe kerken ten aanzien van homo’s. Ik heb een broer die homo is. kortom ik heb geen vooroordelen meegekregen en toch voel ik mij enigszins ongemakkelijk bij een homo. Ik kan het andere niet helemaal peilen.
Ik probeer netjes met mensen om te gaan, maar ik wil ook naar mijn gevoel luisteren. Het mooie boek Wie wij zijn van Frank Koerselman bevat een pleidooi om ook gebruik te maken van intuïtie en niet alleen de ratio. Het stimuleerde mij om bovenstaande op te schrijven.
We worden door racismebestrijders en gendermensen voor van alles uitgemaakt als we niet voelen zoals zij vinden dat we ons moeten voelen, maar zoals ik probeer te beschrijven gaan ze voorbij aan een oergevoel dat je niet met ratio opzij kan schuiven. Het zou ontspannend werken als er wat meer respect getoond wordt voor de onderbuikgevoelens. Het is toch verwant aan intuïtie, waarvan niemand vindt dat dat slecht is. En vergis u niet, op Bonaire is meer racisme, in de zin dat kleur ertoe doet, dan in blank Nederland!
Het lastige is dat racismebestrijders eigenlijk een machtsstrijd voeren om mee te tellen. Om gerespecteerd te worden. Maar als ze geen respect kunnen opbrengen voor mijn opvatting, dan kan ik hen toch moeilijk serieus nemen? Dat nog even los van het feit dat we weinig plezier aan ze beleven en wel veel gedoe moeten ondergaan. Zij hebben te kampen met cognitieve dissonantie, hun werkelijkheid is niet in overeenstemming met hoe de werkelijkheid volgens hen zou moeten zijn. Dan krijg je krampachtigheid, want je moet dingen die niet kloppen alsnof kloppend krijgen.
In de ogen van sommigen zullen mijn opvattingen niet deugen, maar omdat ik dicht bij mijn gevoel blijf, voel ik mij een evenwichtig mens en dat probeer ik zo te houden (en mijn Antilliaanse hulp blijft met plezier bij mij werken).
Ik hoop dat er meer waardering en openheid komt voor de werkelijke gevoelens van mensen, namelijk dat het allemaal niet rechtlijnig is. Dat de werkelijkheid ingewikkeld en tegenstrijdig is.