De grote schoonmaak is begonnen. In het zuiden van de VS zijn nog duizenden standbeelden aanwezig die herinneren aan het kamp van de confederatie wat voor het zuiden en de slavernij streed en de Amerikaanse burgeroorlog verloor. Beelden van confederale helden zijn reeds verwijderd in verschillende grote steden, onder meer Baltimore en New Orleans, en van universiteitscampussen, onder meer de universiteit van Duke. Een demonstratie door neo-nazi’s tegen de dreigende verwijdering van het standbeeld van de confederale generaal Robert E. Lee op de campus van de Universiteit van Virginia leidde tot grote ophef in de VS en hier, niet in het minst door de lauwe wijze waarop President Trump reageerde op de protesten van neo-nazi’s.
Niet alleen in de VS, maar ook in een aantal andere, overwegend Angelsaksische, landen zoals Zuid-Afrika en het Verenigd Koninkrijk, woedt de discussie over het weghalen van standbeelden van figuren die historische gezien ‘fout’ waren al langer. En ook in Nederland zien we geregeld oproepen om bepaalde beelden uit het straatbeeld te ruimen, waaronder het standbeeld van Jan Pieterszoon Coen in Hoorn. Het medium De Correspondent, ooit opgericht om meer diepgang in de journalistiek tot stand te brengen, riep kort geleden nog op tot een nieuwe beeldenstorm in de Lage Landen. Standbeelden van mensen die fout waren geweest in het verleden zouden volgens De Correspondent in een depot geplaatst moeten worden.
Over de noodzaak hiertoe over te gaan, de argumenten voor en tegen, ga ik mij hier verder niet over uitlaten. Het enige wat ik erover kwijt wil is dat ik het enerzijds zorgelijk acht hoe gemakkelijk historische monumenten soms als ‘fout’ worden bestempeld, en tegelijkertijd hoe gemakkelijk velen deze ‘fout’ geachte monumenten klakkeloos verdedigen en door ervoor in de bres te springen eigenlijk alleen nog maar meer bij anderen het idee bevestigen dat dergelijke monumenten uit het straatbeeld moeten verdwijnen. Op deze wijze ontstaat een spiraal van polarisatie waar de samenleving als geheel weinig mee opschiet, en waarbij verschillende kampen aan het einde van de rit alleen nog maar verder van elkaar afgedreven zijn.
Waar ik het hier vooral over wil hebben zijn de redenen waarom ik van mening ben dat een beeldenstorm, zoals die nu in de VS gaande is en waar De Correspondent toe oproep, hier minder waarschijnlijk is dat aan de overkant van de Atlantische Oceaan. Ik onderscheid hiervoor drie redenen. Als zien we dat er simpelweg veel minder (prominente) monumenten die herinneren aan de donkere bladzijden van de Nederlandse geschiedenis, waaronder het kolonialisme en de slavernij, hier in Nederland in het straatbeeld aanwezig zijn dan in de VS. Veel van de in de VS aanwezige standbeelden zijn daarnaast ook nog eens het product van twee perioden van verheerlijking van het oorlogsverleden van het Amerikaanse zuiden: de jaren ’90 van de 19e eeuw, toen de rassensegregatie werd ingevoerd, en de jaren ’50 van de 20e eeuw, toen een burgerrechtenbeweging opkwam juist uit verzet tegen deze segregatie. Er zijn dus simpelweg veel minder monumenten die in Nederland tot controverse kunnen leiden, en ze zijn ook niet opgericht als reactie op bepaalde ras- of burgerrechtengerelateerde ontwikkelingen in de Nederlandse samenleving.
Een tweede reden waarom we hier minder kans op een beeldenstorm maken is dat bepaalde wantoestanden op Amerikaanse bodem, zoals slavernij en segregatie, de situatie daar een veel pijnlijkere affaire maken, daar waar Nederland bijvoorbeeld nooit rassensegregatie heeft gekend en een slaaf een vrij man was zodra hij voet op Nederlandse bodem zette. Op de Nederlandse bodem waar monumenten staan van personen die betrokken waren bij de slavenhandel, of bij het kolonialisme, speelde dus niet een en dezelfde situatie als in de VS, waar veel van deze monumenten opgericht zijn op de grond waar de wandaden waaraan bepaalde historische figuren zich schuldig hadden gemaakt zich afspeelden. De directe herinnering hieraan maakt voor velen in de VS de aanwezigheid veel controversiëler, en voedt de wens om deze uit de openbaarheid te verwijderen. Daarom leeft de discussie in de VS ook veel sterker en is zij veel meer gepolariseerd dan hier.
En een derde en laatste argument waarom Nederland en de VS op dit vlak van elkaar verschillen is omdat de standbeelden waar het nu in de VS om gaat, overwegend helden van het zuiden uit de tijd van de Amerikaanse burgeroorlog, figuren waren die aan foute kant in een oorlog stonden, aan de verkeerde kant van de geschiedenis. Standbeelden van historische Amerikaanse figuren die niet aan de verkeerde kant stonden, maar die zich wel schuldig hebben gemaakt aan bepaalde wandaden, zoals het houden van slaven, zoals bijvoorbeeld George Washington en Thomas Jefferson, staan op dit moment verder niet ter discussie. Standbeelden van bepaalde historische Nederlandse figuren, zoals bijvoorbeeld Jan Pieterszoon Coen en Peter Stuyvesant, maar ook Michiel de Ruyter, zijn beelden van personen die in de Nederlandse geschiedenis juist voor de Nederlandse zaak streden, en niet exclusief ‘fout’ waren, ondanks dat zij zich zeer zeker wel met foute zaken hebben ingelaten. Maar toch waren zij meer dan dat, en waren zij niet exclusief agenten van een foute zaak, zoals de zaak van het Amerikaanse Zuiden gedurende de burgeroorlog, of die van pakweg Nazi-Duitsland.
Hierdoor is de kans zeker aanwezig dat het debat over deze standbeelden in Nederland anders zal verlopen, en vooral ook een andere afloop zal kennen dan dat in de VS. Nederland en de VS zijn twee verschillende landen, met een andere cultuur, geschiedenis, en een andere omgang van met het verleden in het heden. De samenlevingen zijn anders, en de manier waarop we over dergelijke onderwerpen de discussie met elkaar omgaan verschilt wezenlijk. De polarisatie in de samenleving is minder sterk, evenals de segregatie. Dit alles draagt, net als bovengenoemde punten, bij aan de kans dat we in Nederland op een andere wijze om zullen gaan met controversiële monumenten uit ons eigen verleden dan de wijze waarop dit momenteel in de VS geschiedt. De oproep tot een beeldenstorm in de Lage Landen kan dan ook wel eens een oproep blijken te zijn die weinig weerklank zal vinden.