33 miljoen Euro. Dat is nu al de schade van het fipronilschandaal. Een onthutsend bedrag, maar nog schokkender is dat bijna niemand het heeft over de kippen, die toch het eerste slachtoffer zijn van het gif.
Wageningse onderzoekers schatten dat het gaat om bijna 10 miljoen kippen. Die dieren stonden soms zelfs langer dan een jaar in een stal, die besmet was met een gif waarvan nog niemand weet hoe het weer opgeruimd moet worden. Ze kregen het gif dan ook binnen, in hun lijf. Wat dat betekent voor hun welzijn of gezondheid heb ik nog nergens gelezen.
Erger nog is de manier waarop de sector de crisis oplost. De meeste boeren kiezen voor ‘ruimen’ of ‘ruien’. Hoe dit duivelse dilemma echter ook uitpakt: de kippen zullen er niet blij van worden.
Laten we beginnen met ‘ruimen’, een verhullend woord voor doden, in de praktijk: vergassen. Door een ruimingsploeg wordt de stal luchtdicht afgeplakt, waarna hij in twee fasen wordt volgespoten met het giftige en aversieve CO2. De aldus gedode dieren gaan dan naar een destructiebedrijf.
Dan ruien. Rui is weliswaar een natuurlijk proces, waarbij vogels tijdens een periode van inactiviteit hun veren wisselen. In de vee-industrie, die allerlei natuurlijke kwaliteiten van dieren schaamteloos uitbuit, wordt het echter vooral gebruikt om kippen na één legperiode opnieuw aan de leg te krijgen.
Dat gebeurt door hen wekenlang op een weinig voedzaam hongerdieet te zetten. Gaat het om kippen die naar buiten kunnen, dan zou je nog kunnen zeggen dat zij na de rui weer van een langer en beter leven genieten. Maar verreweg de meeste kippen die getroffen werden door het fipronilgif wacht dan echter een nóg langer verblijf in de volle stallen of kooien van de vee-industrie, dat wordt afgesloten met een onprettig transport naar een soms ver slachthuis.
Wat deze crisis vooral en opnieuw duidelijk maakt is hoe kwetsbaar ons voedselsysteem en de dierlijke productie in Nederland inmiddels geworden zijn. Er hoeft maar iets mis te gaan en de gevolgen zijn immens. Eén vonkje, één virus, of één spuitbus in een volle varkens- of kippenstal kan de dood van tienduizenden dieren betekenen en een enorme impact hebben op een boerengezin, op zijn omgeving en zelfs op de hele sector.
In plaats van risico’s opeen te stapelen in steeds grotere megastallen met tienduizenden dieren, kunnen we ze beter spreiden door over te schakelen op duurzame en kleinere bedrijven, die niet van één inkomensstroom afhankelijk zijn. Een dergelijke, vernieuwde veehouderij maakt de vele risico’s die op de loer liggen beter beheersbaar en beperkt de gevolgen in tijden van crisis. Ze biedt bovendien veel meer kansen voor goed dierenwelzijn en op een gezonde en veilige omgeving voor de dieren die er leven en de boeren die er werken.