Misschien omdat ik laatstelijk nogal wat romans van (piep)jonge schrijvers las, was ik ontwend hoe dat ook alweer is: wanneer niet een bedachte taalconstructie of een naadloos in het verhaal passende spreekbuis een boek in wandelt, maar, zeg maar, een echt – compleet – méns, met al diens twijfels, bluf, verlegenheid en grootspraak. In de roman ‘De Weergekeerde Bloem’ van Wessel te Gussinklo (1941) hoef je daar niet lang op te wachten.
Wat zeg ik? Vanaf de allereerste zin raak je verstrikt in het roerige hoofd van Hajé Gerritsen, een jonge, enthousiaste schrijver, die op maniakale wijze leeft voor de literatuur. En aan één stuk door de werkelijkheid annex het dagelijkse gedruis beziet en betast vanuit steeds dezelfde vraag: hoe kun je er verhaalstof en, uiteindelijk, een majestueuze roman van fabriceren? Het adembenemende van ‘De Weergekeerde Bloem’ is dat je vanaf het eerste moment eigenlijk al weet dat Hajé talentloos is, overspannen naar de literaire wereld kijkt en dat zijn gedroomde meesterwerk, waarmee hij zo graag de wereld wil veroveren, nooit op papier zal krijgen. En tóch vormt dit voor de geestelijk vader, Wessel te Gussinklo dus, geen enkele belemmering om Hajé Gerritsen te laten oprijzen tot een gedenkwaardig personage in de Nederlandse literatuur (grote woorden, maar niet té groot).
Te Gussinklo lacht met deze roman de Netflixen en HBO’s, waarschijnlijk geheel onbedoeld, onbedaarlijk hard uit. Hoezo ‘cliffhangers’? Hoezo spanningsbogen? Hoezo vaart maken om de lezer in te palmen? Te Gussinklo heeft, zogezegd, schijt aan al deze narratieve wetten. Hij lijkt maar één allesbepalend doel voor ogen te hebben, en dat is: al schrijvend de onrustige ziel te naderen van een jonge, ambitieuze auteur die het geluk heeft, of de pech, een jongere versie van hemzelf te treffen – ene Marcel – die in sociaal opzicht veruit de mindere van hem is (schuw, een zwijger), maar achter zijn rug om zíjn droom aan het verwezenlijken is door methodisch een succesvolle debuutroman in elkaar sleutelen. Nogmaals, het uitzonderlijke van deze roman is dat de verhoudingen tussen beide hoofdpersonen van meet af aan min of meer duidelijk is, maar dat het leesgenot niet in het minst wordt aangetast. Het is alsof Te Gussinklo telkens opnieuw, vanuit een denkbeeldig middelpunt, met een motor of andere gemotoriseerd vehikel naar één van de uithoeken van Hajé’s overspannen geest racet, en jij, de lezer, telkens weer ten volle bereid bent ook die vólgende rit, naar die vólgende naargeestige uithoek voluit mee te maken. Niet voor niets werd het personage Hajé door recensent Sebastiaan Kort (NRC) beschreven als ‘weggelopen uit een roman van Dostojevski’. Een logisch en wat mij betreft volledig verdiend compliment.
Is dit proza dan alleen maar een virtuoze beschrijving van het geworstel van een jonge auteur, die zijn plek niet kan vinden en in het duister tast over zijn soortelijk gewicht? Niet helemaal. Er komt namelijk wel degelijk een (langgerekte) scène in voor, waar een gemiddelde Netflix-regisseur zijn vingers bij aflikt. Als Marcel zijn roman heeft afgerond, moeiteloos een prestigieuze uitgever heeft gevonden en het moment daar is dat zijn debuutroman, via een strak georganiseerd feestje, wordt gepresenteerd, en Hajé – zijnde een innige vriend – toch op zijn één dag van de literaire roem wil proeven, al is het vanaf de zijlijn, wordt hij met brute subtiliteit bij Marcel vandaan gehouden. En later, bij de besloten afterparty, krijgt de situatie een nóg wrangere wending: een portier weigert Hajé binnen te laten, zelfs nadat deze de deurwachter heeft verzekerd dat hij door de prestigieuze uitgever in eigen persoon is uitgenodigd. De massieve deur klapt keihard voor zijn neus dicht. Zijn epische afgang is een feit.
Misschien dat Te Gussinklo te weinig vriendjes heeft in het literaire milieu. Of een té zwart beeld schetst van de allesverzengende ego’s in het letterenwereldje. Maar dan lijken wel meteen de enige oorzaken te zijn genoemd om ‘De Weergekeerde Bloem’ niet met een prijs uit de grijze massa te bevrijden. Deze roman is zonder meer materiaal voor een literaire onderscheiding van niet-kinderachtig formaat.