Lieke Marsman (1990) heeft twee door de kritiek bejubelde dichtbundels geschreven, won met de eersteling (‘Wat ik mezelf graag voorhoud’) de C. Buddingh’-prijs en komt nu, bij een nieuwe uitgever, met haar eerste roman. Deze antecedenten wijzen zonder meer op aanwezig talent, maar talent waarvoor eigenlijk? Dat is een vraag die zich na lezing van ‘Het tegenovergestelde van een mens’, haar romandebuut, onherroepelijk opdringt.
Misschien is het hopeloos ouderwets van mij dat ik de schrijver graag de leiding zie nemen, en van hem of haar op zijn minst een bepaalde strategie, strakke lijn of heldere gedachte verlang. Ja, zelfs als die heldere gedachte eruit bestaat dat er geen heldere gedachten bestaan, alleen voeglijm om de wereld niet continu uiteen te zien vallen, ben ik bereid me te onderwerpen aan de schrijver. Maar wat doet Lieke Marsman? In een nogal onbestendige tekst laat Marsman de prangende vragen van vandaag (klimaatproblematiek) en persoonlijke twijfels (is mijn relatie wel diepgaand en bevredigend genoeg?) in een sfeer van dodelijke ernst de revue passeren, bijeen gekit door fragmenten uit kennelijk door haar als belangrijk ervaren of bewonderde essays en gedichten. Alles mag in de literatuur, dus waarom dit niet? Maar het presenteren van een reeks schier onoplosbare kwesties in combinatie met het plakken van pleisters via teksten van derden een ‘roman’ noemen, is best brutaal. En misleidend.
Gevolg: al lezend heb je het gevoel dat je in een bak borrelnootjes aan het grijpen bent, met aan het einde de onbevredigende indruk dat je tong inmiddels naar het zoute laagje filosofie smaakt, dat ‘denker’ Marsman overal overheen strooit, maar zonder in de verste verte te weten of begrijpen waarom de nootjes in dat bakje bij elkaar zijn gegooid. Het (al te) voor de hand liggende antwoord aangaande de bindende factor is waarschijnlijk: Lieke Marsman in persona. Als haar roman al iets is, dan toch vooral de weerslag van wat er de afgelopen jaren aan zwaars en exotisch door haar hoofd heeft gespookt. En dat moet je, als lezer, dan maar interessant genoeg vinden (en vormtechnisch slikken), lijkt de schrijfster met de publicatie van dit boek te willen zeggen.
Niet dat alle nootjes onsmakelijk zijn, hoor. Marsman doordenkt het lot cq. het einde van de huidige mensheid hier en daar op originele wijze en met flair (als gezegd, ze heeft talent). Maar wanneer het wetenschappelijk-ecologische project omtrent een stuwdam – waarvoor de hoofdpersoon naar Italië reist – je als lezer volkomen onverschillig laat. En een collega-recensent concludeert dat de ingevlogen fragmenten eigenlijk het sterkste deel van de zogenaamde roman vormen, lijkt er bij een volgend boek flink wat werk aan de winkel voor de getalenteerde mevrouw Marsman.
Als ik haar een kleine tip mag geven: probeer je eigen hoofd niet in alles leidend te laten zijn, tenminste, als je eraan hecht ‘roman’ op de cover te zetten.
PS: overbodig te vermelden dat Marsman hoge ogen zal gooien bij literaire jury’s, die hun eigen relevantie graag bevestigd zien door het bekronen van topzwaar en modieus proza.