“Ik vind het toch wel een goed teken dat er in deze onstuimige tijd wat meer conservatieve jongeren opduiken”, zei uitgever-historicus Perry Pierik tegen mij.
“Nee, ik denk juist dat we ons geen onheilspellendere ontwikkeling kunnen voorstellen,” antwoordde ik. “Waarom is het een goed ding dat mensen op jonge leeftijd cynisch en ideaalarm worden?”
In mijn antwoord herkauwde ik een conclusie van de Canadese psycholoog Jordan Peterson. In één van zijn lezingen zegt Peterson dat in deze tijd ongekend veel jonge mensen al conservatieve opvattingen hebben en dat dit een slechte ontwikkeling is. Bij het raadplegen van verschillende artikelen en onderzoeken hierover blijkt de stijging te kloppen. Sterker nog: de meeste bronnen bevestigen dat dit de meest conservatieve generatie sinds WOII is.
Peterson is een groot pleitbezorger voor conservatieve ideeën. Waarom vindt hij het dan zorgwekkend dat jonge mensen het massaal overnemen? De bekende uitspraak gaat als volgt: “Wie jong is en rechts, heeft geen hart; wie oud is en links geen verstand.” Volgens deze logica kun je spreken van een harteloze generatie. Peterson stelt dat jonge mensen niet van hun idealisme beroofd moeten worden. Dat gaat tegen een natuurlijke levenscyclus in. Op jonge leeftijd hoort een mens niet zijn idealistische vleugels te verliezen. Dat hoort met de leeftijd te komen, wat volgens The Guardian ook vrijwel altijd gebeurt.
Wat volgens Peterson nog veel ernstiger is, is de reden waarom deze ontwikkeling plaatsvindt: volgens hem leven we in een tijd waarin de drang naar rechten pathologisch is geworden. ‘Opkomen voor je rechten’, is vervallen tot een lege mantra. Het is een symptoom van een decadente tijd waarin je navelstarend ‘jezelf moet zijn’ en je vanzelfsprekend recht hebt op zaken zonder tegenprestatie.
Volgens Peterson snakken jonge mensen juist naar plichten. Met plichten heeft hij het niet over vanzelfsprekende plichten, zoals het maken van je huiswerk, maar over heel existentiële zaken, bijvoorbeeld: zo zie ik het als mijn plicht om elk mogelijk talent wat ik in mijzelf kan ontdekken, tot het uiterste te benutten. De vruchten die hier uit komen moeten mij trots en voldoening geven. Een gebrek aan besef van het belang van plichten boven rechten zie ik zelfs als een mogelijke oorzaak van de depressieepidemie.
Maar ondertussen zit ik op een universiteit met een diversiteitsofficier, omdat aan alle kanten aan de verwachtingen van het progressieve wereldbeeld moet worden voldaan. Dat dit leidt tot politieke inmenging in de wetenschap wordt niet als een kwalijke zaak gezien. Sterker nog: Bussemaker ziet haar feministische aannamebeleid niet eens als politieke inmening.
Lever op dit soort zaken commentaar en je wordt maar als bruin, enggeestig en ouderwets weggezet. Dat terwijl zulke conservatieve kritieken totaal niet het ouderwets zijn. Conservatisme tracht juist het tijdloze te conserveren. Het zijn conservatievelingen die de waan van de dag ontduiken en blijven bij hetgeen wat werkt. Zodra de waan van de dag ontspoort is het de plicht van het conservatisme om van zich te laten horen.
Bij een politiek correcte cultuur waarin iedere poep en scheet als micro agression kan worden gezien kijk ik in ieder geval niet op van het feit dat veel mensen op een gegeven moment denken: “Weet je wat: dan ben ik maar racist/fascist/seksist/etc.” Dat soort afzettingsdenken gebeurt erg veel. Een levensgevaarlijke ontwikkeling. Ik ben heel bang dat het leeuwendeel van dat jonge ‘conservatisme’ niet veel meer is dan een platvloerse, rechtse variant van identiteitspolitiek: witte jongens die hun politiek baseren op hun wit-zijn, op dezelfde manier waarop allerlei minderheden zich beroepen op de eigenschappen van hun identiteit, in plaats van aandachtig geslepen overtuigingen.
We kunnen concluderen dat we in een, ideologisch gezien, schizofrene tijd leven: rechts lijkt mee te gaan in de ontsporing die de identiteitspolitiek heeft teweeg gebracht en links is veelal blind voor haar eigen aandeel in deze ontwikkeling. Toch smacht ieder weldenkend mens naar een moment dat we de excessen van identiteitspolitiek in de afvalbak kunnen werpen, de rationaliteit weer gaan omarmen en jonge mensen weer écht idealistisch laten zijn.
Ik ben niet iemand die meent een oplossing voor dit probleem te hebben. Wat ik wel meen, is dat voordat we een probleem kunnen oplossen, we het moeten erkennen; voordat we het kunnen erkennen, moeten we het herkennen.