De Inktspotprijs en ik zijn nooit vrienden geweest. Al vóór mijn eerste deelname in 2004 e-mailde ik aan de toenmalige voorzitter enkele vragen over de criteria voor deelname.Ik kreeg nooit een antwoord. Via de weduwe van een bevriend tekenaar van de Volkskrant kwam mij ter ore, dat er tijdens het diner na afloop van de uitreiking smakelijk om mijn vragen werd gelachen en dat ik “nog niet aan de beurt” was. De toon was gezet.
Toen ik dan eindelijk wel “aan de beurt was”, ontmoette ik zo nu en dan andere tekenaars tijdens uitreikingen en exposities. Na enkele opmerkelijke ontboezemingen van oud-winnaars en juryleden, heb ik opnieuw met kritische vragen geprobeerd inzicht in de werkwijze van deze club te krijgen. Aangezien er destijds nergens iets zwart op wit stond, wilde ik als deelnemer graag meer weten over de jurysamenstelling en criteria waarop de jury ingezonden werken dient te beoordelen. Ik was van mening dat de organisatie, wilde het een serieus te nemen vakprijs uitreiken, transparant moest zijn over haar regels en uitgangspunten. Wederom werd er niet inhoudelijk op mijn vragen ingegaan.
Daarom stelde ik mijn vragen vervolgens publiekelijk, via een ingestuurd stuk in de NRC. Het is mij nooit in dank afgenomen. Noch door de toenmalige voorzitter en oprichter van de Inktspotprijs, noch door mijn collega’s. De vuile was diende toch vooral binnen te blijven.
Met het aantreden van een nieuw bestuur heeft de inktspotprijs dan eindelijk de broodnodige modernisering doorgemaakt. Zo is niet langer publicatie in een papieren krant vereist voor deelname; een volstrekt vanzelfsprekende beslissing in dit digitale tijdperk, waarvoor ik mij jaren geleden al sterk maakte. Hierdoor kunnen ook jonge talenten die (nog) geen kans krijgen bij de papieren media zichzelf presenteren en wordt de Inktspotprijs op termijn misschien eindelijk een serieuze vakprijs voor alle politieke tekenaars van Nederland, in plaats van de roulerende toekenning van een veertje in de bibs door de vriendenclub die het voorheen te vaak leek. Ik heb er alle vertrouwen in dat dit onder het huidige voorzitterschap en bestuur van de Stichting Pers en Prent kan gebeuren.
Toch zal ikzelf niet meer deelnemen aan de Inktspotprijs. De hallucinante ervaring afgelopen jaar, toen één van de juryleden mij via twitter van nazi-sympathieën beschuldigde, heeft mij hiertoe doen besluiten. Met het verwijderen van dit jurylid heeft de organisatie doortastend en juist gehandeld, maar ik ben toen tot de conclusie gekomen dat dit voor mij de druppel was.
Het zal dus niet meer goedkomen tussen de Inktspotprijs en mij. En is dat erg? Nee, ik heb altijd gevonden dat de prijs vooral meerwaarde kan hebben als aanmoedigingsprijs, een steuntje in de rug van jong talent dan als oeuvreprijs voor gevestigde namen.
Ik ben inmiddels geen jong talent meer en heb dus geen steuntje in de rug nodig. Maar ik heb de Inktspotprijs de afgelopen jaren te vaak als een dolk in de rug ervaren en ook dat heb ik niet meer nodig.
(Via.)