Terug verlangen naar vroeger is aan mij niet echt besteed. Ik geloof niet dat vroeger alles beter was, hooguit overzichtelijker. Maar “vroeger” komt steeds vaker ongevraagd op bezoek. Opeens heeft “vroeger” een eigen gezicht. Dat blijkt uit allerlei beelden die als foto’s uit het geheugen voorbij flitsen. Plompverloren, zonder aanwijsbare reden passeren ze het netvlies in een fractie van een seconde. Sommige beelden komen vaker terug, zij het in een andere gedaante of context. Soms wil je zo’n moment iets langer vasthouden door er extra hard over na te denken; dan wil je de sfeer van het beeld proeven in de hoop dat het een plekje zoekt in de zeef van het geheugen.
Eén beeld blijft in mijn hoofd rond spoken. Ik als elfjarig jongetje bij V&D in Eindhoven. Een tussenstop na een bezoek aan de Efteling met mijn ouders en tante. Op de platenafdeling houd ik met mijn handen een uit twee losse delen bestaande koptelefoon tegen mijn oren gedrukt, nog onwetend van het besef dat mijn leven zou gaan veranderen. Wat ik toen voelde, daar bij V&D tussen de oorschelpen was iets dat ik niet eerder had gevoeld. Hetzelfde gevoel dat je kreeg bij het zien van iets bloots bij een meisje, maar dan anders.
Wat ik voelde was ademstokkende weemoed die tot mijn verbazing onherroepelijk leidde tot een op zwaar verlies uitdraaiend gevecht tegen opwellend vocht in mijn ogen. Ik was getuige van de aangrijpendste single aller tijden, zoveel stond vast, met in het kielzog de stelligheid dat muziek het enige was dat telde in dit leven. En dat allemaal dankzij Poppa Joe van The Sweet, mijn eerste plakje vinyl.
In 1978 volgde mijn tweede singlesmoment. Hubert van Hoof draaide op de zender Hilversum 3 een doorsnee woensdagmiddag in de prak. Alternative Ulster, een plaatje van de Ierse punkband Stiff Little Fingers, prikte een gaatje in de tijd. Ik zie mezelf vol verbazing opkijken vanachter mijn huiswerk en voelde hoe een om zijn as wentelende gitaarriff mijn leven binnenstebuiten keerde. Enkele dagen later zat ik in de trein naar Amsterdam. Toen ik de deur van punkwinkeltje RAF openzwaaide viel mijn oog meteen op Inflammable Material, de lp met daarop het bewuste nummer.
Jaren later was er andermaal 45-toereneuforie, opnieuw dankzij een intro als lont voor een kruitvat van woede. Enter The Wipers met Romeo, ofwel in muzieknoten omgezette agitatie en verontwaardiging. Als de bliksem naar Get Records! Na een korte aarzeling besloot ik het mijn budget ruimschoots overschrijdende bedrag van 37 gulden 90 neer te tellen. 1983. De dollarkoers had de prijzen van Amerikaanse importplaten flink omhoog geduwd, maar bij thuiskomst bleek Over The Edge het geld meer dan waard. Tot op de dag van vandaag.