Yanis Varoufakis, de voormalige minister van Financiën van Griekenland, heeft een dikke pil geschreven over de dolle avonturen die hij in Brussel, Athene en andere Europese hoofdsteden heeft meegemaakt. Langer dan een klein half jaar was hem zijn ministerschap niet gegund, want de grote fout die Varoufakis maakte, en die hij in ‘Volwassenen voor elkaar’ (zo heet het boek) nog eens uitgebreid uit de doeken doet, is dat hij in het diepste van de Griekse crisis, in 2015, niet alleen naar een ‘waardige’, ‘rechtvaardige’ en ‘democratische’ oplossing bleef zoeken, maar ook naar een ‘economisch rationele’, terwijl de zogenaamde ‘trojka’ (EU, ECB en IMF), verstijfd door paniek, in het angstwekkende gat van de pas weggeslagen buffers van Franse en Duitse banken staarde. En het zo snel mogelijk dichten van die miljardengaten vervolgens, gesteund door de reguliere media, als ‘steunprogramma’s voor Griekenland’ aan de buitenwereld verkocht.
Juist omdat Varoufakis in dit financiële schimmenspel één van de hoofdrolspelers is geweest, hij een alom gerespecteerd econoom is en via geheime bandopnames zijn verontrustende verslag van de Griekse crisis kan ondersteunen, is het lastig deze pil niet hoofdschuddend en met een groeiende braakbal van cynisme, soppend in je maag, te lezen. Omdat de ‘steun aan Griekenland’ dus helemaal niet richting Athene gaat, maar linea recta naar de banken in Frankfurt en Parijs en tevens elke vorm van toeschietelijkheid in Brussel ontbreekt (verschillende EU-kopstukken fluisteren Varoufakis buiten beeld in het oor dat de officiële steunprogramma’s inderdaad nooit zullen gaan werken, en ze dat terdege beseffen), komt Varoufakis algauw tot de ontdekking dat niemand van of namens de ‘trojka’ geïnteresseerd is in de werkelijkheid, namelijk, in het Griekse onvermogen de nieuw aangegane schulden ooit terug te betalen. Hij ziet zich tegenover een muur van zwijgende eurocraten geplaatst (hallo Wolfgang Schäuble, hallo Jeroen Dijsselbloem), die één ding besloten lijken te hebben: Griekenland moet aan de hoogste boom worden gehangen. Bloeden tot in de eeuwigheid.
Wat ‘Volwassenen onder elkaar’ tot zo’n droevig stemmend maar ook lezenswaardig document maakt, is de stilistische brille waarmee Varoufakis het allemaal opschrijft. Dit is geen gortdroog relaas over ‘die-zei-dit’ en ‘die-zei-dat’, maar het doordachte en beeldende verslag van een vastgelopen systeem, waar de insiders met de handen in hun haren zitten en tegelijk te bang zijn om tegen het ‘zwakke neefje’ Griekenland iets van hun ontreddering te tonen, en de outsiders, zoals Varoufakis, bonkend op de deur om uitleg, geen enkel antwoord krijgen (want dat is er niet). Het droevig stemmende is niet alleen dat het financiële systeem uiteindelijk bestuurt blijkt te worden door enkele sleutelfiguren met ordinaire deelbelangen (de systeembanken moeten overeind gehouden worden en de rest kan stikken), maar ook dat die sleutelfiguren zich, als puntje bij paaltje komt, niets maar dan ook helemaal niets aantrekken van democratisch gekozen regeringen, zoals in Griekenland. In feite is ‘Volwassenen onder elkaar’ de ultieme ontmaskering van de kernwaarden die de Europese Unie zegt te huldigen. Hoezo democratie? Hoezo waardigheid? Hoezo efficiency? Hoezo ‘zaken beter regelen voor de burger’?
Het grofste voorbeeld hiervan is het Brusselse telefoontje naar China zodra dat land plannen heeft om Griekenland, via overnames, van liquide middelen te voorzien. De EU begint te dreigen; het wil niet dat de druk op Griekenland vermindert. Het wil zijn slachtoffer onder water drukken, liefst enkele decennia lang. Het is onwaarschijnlijk dat Jeroen Dijsselbloem en de PvdA op deze – schandalige – acties jegens de Grieken, waar ze volledig achter stonden, tijdens de Nederlandse verkiezingen zijn afgerekend, maar na het dichtslaan van ‘Volwassenen onder elkaar’ lijkt het een daad van pure rechtvaardigheid dat deze partij inmiddels gedecimeerd is tot negen zetels. (En denk maar niet dat Jeroen Dijsselbloem tijdens zijn afscheidsinterview bij ‘Buitenhof’ ook maar één kritische vraag kreeg over zijn optreden in de Griekse crisis. Het heeft er alle schijn van dat de mainstream media de eurocraten nog altijd willen ‘dekken’.) Niet minder onthutsend is het, in Varoufakis’ kielzog, vast te stellen dat de Europese Unie op die schaarse momenten dat het niet in regeltjes en procedures vlucht, maar échte politiek bedrijft, dit doet ten koste van de armste en meest kwetsbare inwoners van de Unie, de nagenoeg platzakke Grieken. Joop den Uyl draait zich om in zijn graf.
Varoufakis mag dan een zwaargewicht in de economische wetenschap zijn die op Harvard met open armen wordt ontvangen, maar door zijn onvermoeibare strijd voor Griekenland, zijn weigering om de nek van zijn land door de strop van de EU te steken, lijkt hij gedoemd een outsider te blijven. En zijn boek een soort genoegdoening voor alle burgers, die – misschien soms te snel – tot de conclusie komen dat Brussel hen niet verblijdt, maar vooral zaken van hen afpakt. De kracht van het boek zit uiteindelijk in de onverbiddelijke logica waarmee bolleboos Varoufakis ook economische leken weet mee te voeren naar de conclusie dat voor de boven ons gestelden, de eurocraten en de bankiers, wit tenslotte zwart is, en zwart wit. Ofwel: wat steun leek, was wurging. Wat redelijk leek, was volslagen onredelijk. Wat geduld leek, was pure paniek.
Voor het algemene humeur in Griekenland is het niet te hopen dat alle inwoners dit boek gaan lezen, want als ze het uit hebben kunnen ze niets anders concluderen dan dat hun democratie verleden tijd is. En dat ze in een vazalstaat leven, waar de politici als marionettenpoppen worden aangestuurd vanuit Washington, Frankfurt en Brussel. In die hoofdsteden ligt onder het kopje ‘Griekenland’ nog een portie schulden opgestapeld, waarvan je spontaan de hik krijgt.
Maar voorlopig wordt de ellende door Brussel en de bancaire bobo’s weg gemasseerd tot achter de horizon van de Egeïsche Zee.