Een kunstinstallatie in Berlijn-Kreuzberg presenteert in het project ‘Das Märtyrermuseum’ Omar Ismael Mustafa als martelaar. Mustafa was een van de islamisten, die op 13 november 2015 in een concertzaal in Parijs 89 mensen doodde. ‘De kunstenaars wilden het begrip ‘martelaarschap’ verbreden’, zegt de projectleider van de tentoonstelling, Ricarda Ciontos, tijdens de opening van de tentoonstelling woensdag. Een dag later ga ik kijken.
Bij de ingang van de tentoonstelling moet ik mijn schoenen uitdoen, waarna het licht uitgaat. Daarna betreed ik een vierkante ruimte via een blauw gordijn. Er zijn tien zwarte blokken in het midden geplaatst waar koptelefoons met een lang snoer aan bevestigd zitten. Aan weerszijden van de ruimte hangen de foto’s van ‘martelaren’ met teksten en objecten ernaast: een volgeschreven schrift, een Nike-schoen, een rozenkrans.
Terwijl ik de koptelefoon opzet en rondkijk herken ik gelijk een paar gezichten. Socrates, Martin Luther King, Joan of Arc. De audio is hinderlijk want het is een Duitser die Engels praat met een dramatische ondertoon, dus lees ik de teksten naast de foto’s: een Japanse kamikaze-piloot uit de Tweede Wereldoorlog, een Tsjetsjeense vrouw die zichzelf opblies in de Moskouse metro in 2010, en dan zie ik nog een paar vreemd vertrouwde gezichten. Mohammed Atta, de 11 september vliegtuigkaper, met een gesmolten toetsenbord en oude Nokia uit het WTC ernaast en de 29-jarige Bataclan-terrorist Mustafa. Met een arrogant lachje op zijn gezicht.
Naast Mustafa’s foto prijkt zijn ‘verhaal’ (zie hieronder) en een origineel Bataclan ‘Eagles of Death Metal’ toegangskaartje. De linkerkant van het kaartje die bij de ingang die avond was afgescheurd is hier, in deze donkere ruimte in Berlijn, er weer aan gezet. Ik denk eraan dat het kaartje natuurlijk van iemand geweest is. Was die persoon nu dood? Was het van Mustafa zelf? De scheur in het kaartje vertelt me alles wat je opnieuw wilt weten, namelijk dat die persoon naar binnen was gegaan, de hel in. Fuck Mustafa.
Het kaartje schreeuwt vanachter het glas, trekt gedurende mijn halve uur daar steeds mijn aandacht. Niet de foto van deze jonge man die, deze maand twee jaar geleden, onvoorstelbaar veel leed aanrichtte. En waarom hing hij hier? ‘Blijkbaar moet daar begrip voor worden opgebracht’, schreven ook Duitse media vol verbazing. In de ruimte tussen afkeer en steun voor terreur is ook hier weer het modieuze, kunstzinnige verlangen om alles te begrijpen. Maar het is te veel gevraagd merk ik, kunst of niet.
In de Duitse media had een kunstenaar van dit project gezegd dat Mustafa ‘geloofde dat hij zich in de strijd tegen de Westerse cultuur moest opofferen’. Ja, maar vervolgens handelde hij er ook naar – zonder excuus van oorlogstijd of gewetensnood, zoals de andere gezichten in de ruimte.
Dat (veel) moslims hun martelaren helden vinden en andersom, betekent niet dat ze dat volgens iedere willekeurige definitie zijn, dacht ik nadien. De kunstenaars willen het concept van ‘martelaar’ op zichzelf bespreken. Dat is prima, maar kan dat wel als Bataclan-terroristen elk moment weer kunnen toeslaan? Welk signaal geef je hiermee af? Dat als je een kerstmarkt oprijdt of een winkelstraat in en tientallen mensen dood, je later net als Socrates met bewondering in de collegezalen wordt behandeld? In musea mag hangen?
En dan nog dit. De Vereniging ‘Nordwind‘ financierde de tentoonstelling via het ‘Hauptstadtkulturfonds’ en de ‘Kulturstiftung des Bundes’, van belastinggeld dus. In de media was er even wat ophef over, maar niet meer dan Duitsers een paar uurtjes verdragen. Het waren maar ‘wereldvreemde’ kunstenaars immers. Is het domheid of opzet? Vroegen kritische media zich af. Oordeel zelf.
Dit tijdelijke “martelaarsmuseum” was eerder te zien in Kopenhagen en is in Berlijn te zien tot 6 december 2017.