Met een schitterende uitvoering doet de Toneelschuur recht aan De Huisbewaarder van Harold Pinter als een van ’s werelds beste 20e-eeuwse toneelstukken.
Inmiddels is het een jaar of veertig geleden dat ik m’n leraar Engels voorgoed voor me won met een leeslijst met de Angry Young Man en Harold Pinter. Vooral de ongemakkelijke, donkere, schurende boeken en stukken van de Brit Pinter bekoorden hem, en mij.
The Caretaker was, na De Donkere Kamer van Damocles van W.F. Hermans een volgend boek dat me tussen puberteit en adolescentie deed kennismaken met een andere wereld dan altijd voetballen tot moeders bij naderende duisternis riepen dat het eten klaar stond en vaders al ongeduldig wachtten om te gaan bidden.
Niet de eerste vriendinnetjes zoenen, genieten van de roes van meters bier, stickies en concerten van Rolling Stones en Bob Dylan deden me wankelen. Integendeel, de tienerjaren waren, op wat blauwtjes en blozen na, eigenlijk ook vooral vrolijkheid over gebaande paden. Het was de literatuur die de blik opende naar ongekende werelden waarin het niet pluis was, mensen over de rand van de zelfkant werden geduwd; allesbehalve de harmonie van m’n jeugd weerspiegelden.
Schurende, schavende, confronterende, etterende en bovenal ongemakkelijke dialogen en beschrijvingen in levens die niet lukten, van figuren waarvan je je ging afvragen: waarom hebben hun vader en moeder die druppel sperma en hun eitje in vredesnaam niet gespaard?
De nog jonge regisseur Paul Knieriem laat over De Huisbewaarder optekenen dat hij van indruk veranderde. Hij vond het eerst meer gedragen ‘huiskamertoneel’, maar nu: “Toen ik De Huisbewaarder recentelijk herlas, vond ik het veel donkerder, zwarter, een psychotische trip. Maar op een vreemde, absurdistische manier ook grappig.”
Dat was precies de indruk van Pinters stuk die zich veertig jaar terug in m’n hoofd plantte. Knieriem slaagt erin om De Huisbewaarder geweldig neer te zetten. De karakters van de drie schlemielen werken op je zenuwen, op je ongemakkelijke gevoel dat zich verzet tegen deze minne levens, hun onderlinge relaties en hun dialogen.
Niet alleen René van ’t Hof speelt uitstekend als de zwerver Davies die huisbewaarder dreigt te worden, maar ook de beide broers die hem in huis nemen en die Davis uit elkaar poogt te spelen. In rollen van Lowie van Oers en Jean-Paul Buijs, dragen ze geweldig bij aan het gevoel van vervreemding dat je als toeschouwer meer en meer beklemt; ofschoon verlicht door droogkomische tragiek van een slapstick onderlaag.
Vooral Buijs bekoorde me, als de gestoorde Aston die als gevolg van een gedwongen hersenoperatie moeizaam functioneert. Zijn traag taalgebruik doet volkomen recht aan de tekst van The Caretaker. In de vertaling van Magne van den Berg is die soms wat vlotter, maar doet gelukkig deugd aan de verschillende lagen; geholpen door het rauwe decor van Wikke van Houwelingen.
Kortom, een aanrader, nog tot eind dit jaar te zien. Bedenk wel, wie een gezellig avondje uit wil moet vooral een van de talloze Nederlandse cabaretiers opzoeken die op het podium staan omdat ze thuis de leukste zijn. Maar in ongemakkelijk toptoneel voorziet De Toneelschuur met deze Huisbewaarder van Pinter.
Gezien: De Huisbewaarder, 29 november in Theater aan ’t Spui, nog tot eind 2017 op tournee.
(Titelfoto: Sanne Peper)