Volkskrant-columniste Harriet Duurvoort schrijft dat “identiteitspolitiek altijd een onderdeel is geweest van de emancipatie van gemarginaliseerde groepen.” Duurvoort schetst hiermee een valse vergelijking. Immers, de emancipatiebeweging van de vrouw of homo was een reactie op een aantoonbaar achtergestelde positie. Het langdurige verzet resulteerde in nieuw verworven rechten (homohuwelijk, kiesrecht etc.).
Dit is een totaal andere situatie dan, pakweg, de discussie over Zwarte Piet of de islam in Nederland. De huidige identiteitsactivisten draaien de gehele emancipatiebeweging om. Voor hen geldt het adagium: vanwege mijn huidskleur of religie ben ik een slachtoffer. En bij een slachtoffer hoort uiteraard ook een (lees: blanke) dader. Concrete feiten en cijfers doen er vervolgens niet meer toe. Immers, het ‘gevoel’ te worden gediscrimineerd is afdoende.
Een recent voorbeeld betreft de ‘hoofddoek-uitspraak’ van het College van de Rechten van de Mens. De moslima in kwestie heeft een succesvolle carrière bij de politie. Alleen dat is al een significant verschil met de achtergestelde positie van vrouwen en homo’s in de vroege 20e eeuw. Wat het College (bewust) over het hoofd ziet, is het feit dat het dragen een hoofddoek een vrije keuze is. Bij geüniformeerde agenten staat niet het individu maar de staat Nederland centraal. Het geweldsmonopolie is hier een fundamenteel onderdeel van en laat geen ruimte voor individuele religieuze overwegingen. Dat het College een dergelijke uitspraak doet, is geen verrassing. Deze idealistische club zonder enige juridische doorzettingsmacht kan wat dat betreft genegeerd worden. Echter, er zijn meer politieke voorstanders van hoofddoekjes bij de geüniformeerde politie. En iets wat sluimert kan groeien tot iets omvangrijks.
De centrale vraag in deze kwestie is: zijn identiteit-factoren aangeboren of eigen keuze? Aangeboren zijn bijvoorbeeld geslacht, seksuele geaardheid, lichamelijke beperkingen en etniciteit. Het weigeren van een vrouw of een homo bij de geüniformeerde politie is daarom onacceptabel en dient bestreden te worden. Echter, religiositeit is een vrijwillige keuze (in Nederland althans). Als orthodoxe religie zich bij de politie of de rechtbank manifesteert, kan dit op termijn voor grote problemen zorgen. We hebben immers al te maken met opmerkelijke uitspraken van de rechtbank in dit kader.
In juli 2017 wees de kantonrechter een moeder uit Den Haag 500 euro schadevergoeding toe omdat haar twee kinderen de jaarlijkse schoolfoto hadden gemist vanwege het Offerfeest. De school zou onderscheid hebben gemaakt tussen leerlingen en dat mag niet volgens de Algemene wet gelijke behandeling. Opmerkelijk genoeg lieten andere islamitische ouders op dezelfde school hun kinderen de foto nemen voorafgaand aan de viering. In plaats van dat de moeizame jaarplanning van een school centraal staat in de uitspraak, moet de directie 500 euro betalen. Geld dat niet aan lesmateriaal besteed kan worden. Bovendien zullen schoolbesturen zich gaan indekken voor dreigende nieuwe rechtszaken. Tijd en energie dat niet aan de kinderen besteed kan worden.
Een schoolfoto is natuurlijk een relatief kleine zaak. Om in te schatten hoe ver dit in de toekomst kan gaan, dienen we over de grens te kijken. Het gerenommeerde Pew Research Center heeft in het najaar van 2017 gerapporteerd dat een ruime meerderheid (variërend tussen 72% en 99%) van de bevolking in Egypte, Marokko, Irak, Pakistan, Afghanistan, de Palestijnse gebieden, Bangladesh, Niger, Djibouti, Indonesië en Maleisië voorstander is van het invoeren van sharia als nationale wetgeving. In veel van deze landen worden elementen van sharia al toegepast. Dit betekent dat een ruime meerderheid de doodstraf passend vindt voor overspel of het verlaten de religie (apostasie). Het satirisch afbeelden van de profeet is natuurlijk helemaal onbespreekbaar. Tenslotte staat in zeker negen islamitische landen de doodstraf op openlijke homoseksualiteit. Laat deze cijfers op je inwerken alvorens je stelling neemt tegen immigratie uit deze landen en de kans op succesvolle integratie betwijfeld.
Wat heeft dit nu met Nederland anno 2017 te maken? Meer dan je in eerste instantie zou denken. Politici en bestuurders worden al meer dan een decennium met de dood bedreigd vanwege religie-kritiek. Een groot deel van de progressieve goegemeente, die moord en brand schreeuwt over Zwarte Piet, hoor je hier niet over. Na afloop van de bloedige aanslag op Charlie Hebdo in Parijs, waren er nauwelijks media-outlets die de Mohammed-cartoons publiceerde. NRC Next en De Telegraaf vormden hierbij een moedige uitzondering.
Daarnaast wordt religie als motief voor het plegen van aanslagen weggewuifd ten faveure van (vermeende) discriminatie of te weinig stageplekken. Terwijl politici bedreigd worden en cartoonisten vermoord, maken progressieve activisten zich vooral druk over ‘islamofobie’. Het was de burgemeester van Rotterdam, Ahmed Aboutaleb, die na de aanslagen in Parijs lef toonde en zei: “Als je het niet ziet zitten dat humoristen een krantje maken, ja… mag ik het zo zeggen: rot toch op”.
Gezien zijn achtergrond als moslim en sociaal-democraat verdient hij hier enorm veel respect voor.
Het blijven wegkijken kan op de lange termijn negatieve gevolgen hebben. In de Verenigde Staten is deze discussie al verder gevorderd. In januari 2017 ontstonden wereldwijd Women’s Marches in reactie op de, inderdaad stuitende, seksistische retoriek van de Amerikaanse president. Ironisch genoeg kreeg in Washington DC de islamistische activiste Linda Sarsour prominent het woord. Sarsour, een voorstander van sharia-wetgeving, heeft extreem seksistische en gewelddadige uitlatingen over Ayaan Hirsi Ali gedaan. Opmerkelijk genoeg wordt ze al jaren bejubeld in Amerikaanse progressieve kringen. De gemiddelde Nederlander heeft waarschijnlijk geen idee wie Sarsour is. Maar leg dit een kritische zwevende kiezer in de Verenigde Staten maar eens uit.
Een blanke Amerikaan uit de economisch lagere klasse die in 2008 op Obama stemde, begrijpt niet waarom hij te pas en onpas voor racist wordt uitgemaakt vanwege geloofskritiek of andere ‘politiek incorrecte’ standpunten. Dit wordt vervolgens natuurlijk weer breed uitgemeten in populistisch rechtse media. De uitspraak van Clinton over ‘deplorables’ was daarom slechts een laatste duwtje richting de electorale overwinning van Trump. En nu zitten we met een president die kritische journalisten, inlichtingenofficieren en wetenschappers met verbaal geweld aanvalt en als onbetrouwbaar wegzet. Een zorgelijke ontwikkeling vanwege de controlerende taak van deze drie entiteiten.
Kortom, als deze houding van linkse activisten niet verandert, is het toekomstbeeld voor Nederland weinig rooskleurig. Orthodoxe uitingen van agenten en rechters zullen op de lange termijn leiden tot religieuze rechtshandhaving. Maar voor het zover is, ontstaat er een zeer fanatieke en tevens onwenselijke politieke tegenreactie.