TPO zakte vrijdag af naar debatcentrum Brigant in Arnhem. De lokale CDA-jongeren organiseerden een debat tussen columniste Ebru Umar (Metro) en Farid Azarkan (De enige Marokkaan in de Tweede Kamerfractie van DENK). Het debat bleek vooral een anekdotebonanza waar de honden geen brood van lusten.
“Als CDA zijnde houden we van een constructief maar tegelijkertijd fel debat”, opent Trudy de Zeeuw – voorzitter van CDJA Gelderland – de avond. Na haar volgt de gespreksleider die vooral duidelijk maakt dat hij het debat strak zal leiden. Hij vertelt dat de avond opgedeeld zal worden in drie blokken met de onderwerpen ‘Bevlogenheid en omgangsvormen’, ‘Asiel en integratie’ en ‘Trial by media’. Na ieder blok mogen exact drie mensen uit de zaal de sprekers een vraag stellen. Na afloop van het programma is er nog ruimte voor mensen uit de zaal om onderwerpen aan te dragen.
Juist ja.
Voordat het formele programma van start gaat stelt Van den Heuvel voor om het spits af te bijten met een recent onderwerp, namelijk de column van Ebru over Sarah Izat.
Ebru is tegen iedere vorm van geloofsuiting in een publieke functie en verklaart fanatiek atheïst te zijn. Van Farid is bekend dat hij moslim is en hij ziet dan ook weinig problemen in de uitspraak. Beiden verdedigen hun standpunt op weinig verrassende wijze, een trend die ze de hele avond vast weten te houden.
Hoewel niet alle argumenten volslagen irrelevant of onredelijk zijn is het een gemis dat de discussie nauwelijks naar een hoger abstractieniveau wordt getrokken. Uiteindelijk komt het gesprek toch uit op het relativeren van de praktijk – zoals we dat ook zien bij de genderdiscussie – door te betogen dat “er toch niemand last heeft van die hoofddoek”.
“De vrouw staat mensen alleen telefonisch te woord” en “niemand zal merken dat ze een hoofddoek draagt” is de tendens. Tot slot betoogt Azarkan dat in andere landen de hoofddoek in publieke functies een succes is want “twintig jaar later is er niemand meer die het ziet”.
Wat het debat bij tijd en wijlen tenenkrommend maakt is dat het voor het grootste deel uit niet representatieve anekdotes bestaat. Een verschijnsel dat bij veel debatten over identiteit en kwetsen de kop opsteekt.
“Wat is voor jou de motivatie, de reden, dat je zegt: ik vind het belangrijk dat je dingen clip en klaar vermeld, dat je er niet omheen draait, bam.”
Met die wervelende vraag opent gespreksleider Hans blok één. Een gezellig gesprek over passie, bevlogenheid, simpelheid, to the point komen, de toon, duidelijk zijn, moeilijke woorden en onderwerpen aanstippen volgt. Farid maakt van de gelegenheid gebruikt om een verhaal af te steken over wat hem de bezieling geeft om “te doen wat hij doet”. We maken alles namelijk nodeloos ingewikkeld met z’n allen. Azarkan heeft er daarom “een sport van gemaakt om complexe dingen eenvoudig te maken”.
Umar wil van Azarkan weten of hij zich volwaardig lid voelt van deze samenleving. Nadat laatstgenoemde minutenlang om de vraag heen keuvelt stelt hij zich “voorwaardelijk lid van de samenleving” te voelen. Tot aan de aanslagen van elf september voelde hij zich wél volwaardig lid van de Nederlandse samenleving. En nu hij zich heeft aangesloten bij DENK voelt Farid zich ook weer een volwaardig lid.
“Ik ging naar bed op 10 september als een volwaardige burger van dit land, en ik werd wakker als iemand die moest verklaren waarom achtduizend kilometer verderop andere moslims een aanslag hadden gepleegd.”
Op de vraag van Ebru aan Farid hoe jongeren nou eigenlijk worden opgevoed nu dat ze zich geen onderdeel van de samenleving voelen, antwoordt hij met een heel redelijk verhaal over zijn dochter. Zij wordt als (half) Marokkaanse vaak niet als zodanig herkend en komt zodoende soms in aanraking met ongefilterde PVV-retoriek over niet deugende Marokkanen. Farid vindt echter niet dat hij haar hier op moet voorbereiden, de samenleving moet veranderen. Andere mensen, politici en columns geven mensen de indruk dat ze niet deugen vervolgt hij zijn verhaal en daar moet je je als ouder dus bij neerleggen, impliceert hij door dat deel van de stelling te pareren. Ebru, die (“godzijdank”) zelf geen kinderen heeft gaat hier tegenin door te vertellen dat haar moeder racistische lasteraars voor gek verklaarde en haar heeft geholpen weerbaar te zijn tegen mensen die haar onredelijk behandelden.
Het is duidelijk te merken dat Farid politicus is en Ebru niet. Farid gebruikt de vragen om zijn stokpaardjes op te voeren. Niet volkomen onbegrijpelijk, maar de gespreksleider en Ebru, die dit soms ook benoemen, laten het bij momenten te veel toe. Enerzijds doet Azarkan dat heel slim, anderzijds zit je dus steeds naar niet ter zake doende argumenten te luisteren. Gaat het over de Marokkanen die Amsterdam kort en klein sloegen dan begint Farid een lang en uitgebreid verhaal over Nederlandse hooligans die met elkaar op de vuist gaan en supportershonken in de hens steken. Een slimme tactiek, maar het beantwoordt niet de vraag hoe het komt dat derde of zelfs vierde generatie Marokkaanse en Turkse Nederlanders soms loyaler zijn aan het land van hun verre voorouders dan aan Nederland.
Hoewel er veel beeldmateriaal beschikbaar is weerspreekt Farid stellig dat de rellerigheid van de Marokkaanse voetballiefhebbers tegen ‘de Nederlander’ is gekeerd. Ebru zegt dat ze de beelden heeft gezien en Farid vind het vijanddenken. Veel verder dan dat komt men niet, een gemiste kans. Wel roept een bezoeker, die de argumenten van Farid merkbaar niet relevant vindt, tot vijf maal toe ‘stroman’ door de zaal. “Nog een keer, nog een keer, ga nog even door”, reageert Farid.
Als Ebru spreekt over haar stage bij Shell vertelt ze dat Shell haar in eerste instantie wilde stationeren in Koerdistan. Dit maakt veel los in de zaal, een tiental mensen vind het heel belangrijk om door de zaal heen te roepen dat Koerdistan helemaal niet bestaat. Ebru geeft aan dat ze het deel van Turkije bedoelt waar overwegend Koerden wonen, maar daar neemt men geen genoegen mee.
Eén van de aanwezigen vindt het refereren aan het fictieve land Koerdistan zo stuitend dat hij opstaat om hier tegen op te treden. “Je kan niet naar een land dat niet bestaat”, roept hij verbolgen door de zaal.
Dezelfde persoon die eerder op de avond al meerdere malen ‘stroman’ riep en te verstaan werd gegeven dat hij zijn mond moest houden, de van onder andere TPO bekende Jesper Jansen, staat op en roept: “Hee als ik mijn bek moet houden moet jij het ook!”, tegen iemand in de zaal die roept dat Koerdistan niet bestaat. De sfeer wordt grimmig en even lijkt het er op dat het tot een handgemeen gaat komen. Ebru grijpt meteen in: “Ik heb hier de microfoon!”. Binnen enkele tellen is de zaal weer gesust.
Ondanks de sterke tegenstellingen tussen de twee debaters worden ze het niet zelden (deels) eens over diverse onderwerpen. Op een aantal kleine uitzonderingen na is de sfeer ronduit vriendelijk te noemen, zowel op het podium als in de zaal.
Het is goed te merken dat Farid een stuk meer aanhang bij zich heeft. Niet alleen omdat een aanzienlijk deel van de zaal niet aan de visuele kenmerken van typisch CDA-publiek voldoet maar ook omdat Farid soms kan rekenen op enthousiast applaus. Ebru krijgt ook enkele malen enthousiast applaus, maar wel van een veel kleiner aantal mensen.
Een nipt voorkomen handgemeen, enkele interrupties uit de zaal, een anekdote-bonanza waar de honden geen brood van lusten, een stromannetje hier of daar en het volledige partijprogramma van DENK kunnen niet voorkomen dat het best een geslaagde avond is.
Mocht mijn beschrijving van het debat u doen snakken naar meer dan kunt u het debat in zijn volledigheid hier terugkijken.