Is het bakken van een bruidstaart een vorm van meningsuiting en mag je die daarom weigeren te verkopen aan een homostel dat gaat trouwen? Een Amerikaanse, christelijke taartenbakker, Jack Phillips, vindt van wel, en velen met hem (#wegotyourbackjack). Een lagere rechter en een geschillencommissie in het progressieve Colorado – waar Phillips woont – hebben eerder de klagers, Charlie Craig en David Mullins, steeds in het gelijk gesteld – het conservatieve Supreme Court is nog verdeeld. De klacht was dat Phillips een taart had moeten maken voor het paar Craig en Mullins en dat hij het stel discrimineerde op grond van hun seksuele voorkeur.
Phillips heeft die bewuste dag in zijn winkel tegen Craig en Mullins gezegd: ‘Sorry heren, ik maak geen taarten voor homohuwelijken.’ Zij zeiden: ‘Wat?’ Phillips: ‘Ik maak een verjaardagstaart voor je, een geboortetaart, koekjes, brownies, maar ik maak gewoon geen homo-huwelijkstaarten.’ Craig en Mullins stormden de zaak uit, nadat ze hun middelvinger hadden opgestoken en riepen: ‘F-k you and your F-ck-ng homophobic cake shop.’
Phillips maakt sinds de uitspraken in verschillende rechtszaken (die hem dwingen tot het maken van de taarten) nu al jaren geen bruiloftstaarten meer – zijn grootste inkomstenbron. Hij had een goedlopende zaak met tien man personeel, nu zijn ze nog met zijn vieren. Burgerrechtenactivisten vergelijken de zaak met het weren van zwarten uit restaurants in de jaren zestig. Phillips is daar aangeslagen over, net als over het verwijt van ‘Nazi’ en ‘slavendrijver’, terwijl zijn eigen vader ‘vocht in de Tweede Wereldoorlog tegen de Duitsers’. Doodsbedreigingen kreeg hij ook, vertelt hij aan Amerikaanse media.
De berichtgeving over de zaak kent slechts twee smaken. Ofwel het is volstrekt logisch dat Phillips wint, of het is volstrekt logisch dat het homostel wint. Het is een Trump tegen de democraten verhaal. Zo spreken linkse binnen- en buitenlandse media over ‘grote gevolgen voor de Amerikaanse samenleving’ als het verbod op discriminatie ondergeschikt wordt gemaakt aan de (religieuze) vrijheid van meningsuiting, en zien conservatieve media die grote gevolgen ook, maar dan -andersom – vanwege de ondergeschiktheid van vrijheid van meningsuiting aan het anti-discriminatie verbod – een verbod dat in de rechterlijke voorrondes van deze zaak is opgerekt tot niet alleen het discrimineren van een (homoseksueel) persoon (dus op grond van zijn geaardheid zelf) maar ook tot het weigeren van het actief uitdragen van symbolen, en meedoen aan gebruiken die min of meer (dat wordt dus niet duidelijk) onlosmakelijk verbonden zijn met iemands geaardheid. In theorie kun je dan iedereen door jouw hoepeltjes laten springen, toevallig omdat je homo bent.
Gezien de precedentwerking hiervan zou je dus als minderheid van artiesten en kunstenaars kunnen eisen dat ze tal van zaken waar ze niet achter staan verven, beeldhouwen, bakken of boetseren. Dat is een vorm van gedwongen spraak die – zoals we in Canada zien – geen wederzijdse tolerantie nastreeft en oplevert maar wel inbreuk maakt op de individuele vrijheid van meningsuiting en religie. Een artiest, wat Jack volgens velen is, zou dan niet te vrijheid hebben naar eer en geweten te creëren wat hij wil.
Dat het Phillips niet om de persoon te doen is in de voorgaande rechtszaken ook niet weerlegd, het staat (voor zover ik heb kunnen zien) niet ter discussie. Iedereen mag bij hem kopen, zegt hij zelf ook en de rechtbanken ontkennen die claim niet. Maar hij wil niet dié taarten maken – ook geen Halloween-taarten en naakte afbeeldingen. Er zijn meer van dit soort zaken geweest in de Verenigde Staten. Bloemiste Baronelle Stutzman verkocht tien jaar lang boeketten aan Robert Ingersoll – ze wist dat hij homoseksueel was. Toen hij ging trouwen vroeg hij haar de bloemen te verzorgen. Ze ging tot het uiterste om het aan hem uit te leggen dat ze dat niet wilde doen, en ze gaven elkaar nadien een knuffel. Omdat het toch Amerika is, eiste hij alsnog via de juridische weg de acht dollar (!) terug die hij kwijt was aan vervoer om bij een andere bloemenzaak te komen. Dat was niet zijn bedoeling maar daar bleef het niet bij. De rechters stelden haar in het ongelijkheid op alle fronten. Ze had zijn verzoek überhaupt niet mogen weigeren. Elke fotograaf, bloemist en bakker die zich tot nu toe in een soortgelijke zaak moest verdedigen verloor op dezelfde grond: discriminatie.
Behalve de selectieve verontwaardiging die uit het totaalplaatjes van dit soort zaken spreekt (Christenen die wilden dat een niet-christen een Bijbeltaart bakte met daarop “alle zondaars gaan naar de hel” kregen wel ongelijk, dat mocht de bakker weigeren – terecht!) is er ook de precedentwerking – ál het gedrag van homo’s wordt zo per definitie iets wat artiesten moeten meevieren, alsof dat hetzelfde is als het respecteren van hun geaardheid zelf. Wie denkt dat dat ‘wel meevalt’ kan naar de praktijk in Canada kijken, waar iedereen elkaar in de anst-greep houdt over wie meer mag eisen van wie, op grond van zaken die niets met gelijkheid te maken hebben, wel met morele hiërarchie.
Het grootste probleem van alles: de Orwelliaans dwang die uitgaat van anderen creatief werk opdragen. Dat is nogal wat. Iets niet mogen doen van de wet bijvoorbeeld is wezenlijk iets anders dan waneer je mensen ondanks hun overtuiging, hoe onzinnig ook, dwingt tot een taak (die een ander een winkel verderop wel gewoon uit vrije wil zou doen). Je gaat niet hun trouwfeest verstoren, een ziektekostenverzekering weigeren, een baan of woning. Maar dat gaat over werkelijke anti-discriminatie en gelijkheid. Je accepteert homo’s als elk ander, ook als je het oneens bent met hun gedrag of keuzes. Maar agree to disagree is de basis van die gelijkheid. Een taart eisen past daar niet in.
‘Niet discrimineren’ houdt in progressief Amerika in dat je homo’s (maar het gaat ook over andere minderheden) niets van jouw eigen makelij mag weigeren als het gaat om hoe zij willen leven. Persoonlijk vind ik het goed dat er veel mensen wel taarten willen bakken voor homohuwelijken, maar op de vraag of de overheid mag bepalen dat een ieder dat moet vinden, is het antwoord nee.
De solide basis voor wederzijdse tolerantie wordt volledig weggeslagen als The Supreme Court in het voordeel van het homostel beslist. Dan is er geen tolerantie meer voor religie en vrijheid van meningsuiting, maar (in de plaats daarvan) wel voor aan minderheden verwante symbolen, uitingen en evenementen die gerespecteerd moéten worden en niet ter discussie mogen staan. Dat is ideologie verheerlijking, geen bescherming van individuele rechten.
Ieders waarde en plek op de wereld mag nooit ter discussie staan, maar Phillips heeft dat ook nooit gedaan. Zijn (gewetens)bezwaren, hoe christelijk en uit de tijd ook (hoewel realiseer je dat veel staten in de VS pas sinds drie jaar het homo-huwelijk kennen), hadden net zo goed jouw bezwaren kunnen zijn – hoogstwaarschijnlijk over andere kwesties. Moeten we verplicht worden actief te participeren in de mores en overtuigingen van de minderheid? Nee, dat is een gevaarlijke weg – een democratische rechtsstaat onwaardig. De ‘Cake Case’ gaat zoals velen al zien in de basis alleen maar over de rechterlijke macht die wil beslissen wat anderen moeten geloven. Of zoals een pro-Phillips demonstrant schreef: ‘It’s not about the cake’.
Het zijn alleen conservatieve websites zoals The Daily Wire die ook de reële gevolgen benoemen als Phillips verliest:
“If Masterpiece Cakeshop goes the wrong way, the country will only grow more polarized. That’s because religious people across America will be compelled to leave states in which anti-religious anti-discrimination regulations are promulgated, and move instead to red states. Red states will grow redder; blue states will grow bluer. The divide throughout the country will grow. And religious observance — and freedom of speech — will continue to wither on the vine.”