Bij de AKO-kiosk zag ik onlangs de net verschenen essaybundel ‘Tegen de de haat’ van de Duitse publiciste Carolin Emcke (1967) bij de afdeling ‘Bestsellers’ liggen. Een korte inspectie leerde me dat dit wel eens de nieuwe bijbel van het politiek-correcte denken zou kunnen zijn, want behalve dat dit traktaat zichzelf (via de uitgever, neem ik aan) aanprees als ‘Het boek voor iedereen die een humanistische levenshouding en een open samenleving bepleit’, bleek het ook de Vredesprijs van de Duitse boekhandel te hebben gewonnen, net als bekende auteurs Orhan Pamuk en Susan Sontag. Alsof er nog niet genoeg verkoopargumenten op de omslag bijeen waren gebracht, las ik ook nog dat de ‘Frankfurter Allgemeine’, zeg maar de NRC van onze oosterburen, dit werk bewierookte als product van , let op, ‘bewonderenswaardige intellectuele moed’. Enfin, het zal u niet verbazen dat ik, al lezende, nogal moest grinniken om zoveel opgepompt pathos; een sport die in Duitsland jarenlang door een thans verketterde ideologie tot in de puntjes werd beheerst. Hier is een dame aan het woord, die geen enkele twijfel toont over haar beschavingsmissie en ruim 250 pagina’s lang de zweep legt over wat zij ergens ‘de brullende meute’ noemt, zonder ook maar één enkele keer het verlokkende f-woord te laten vallen. Met een studie op Harvard en een openingscitaat van de Franse filosoof Jacques Derrida in de aanslag beukt ze continu in op die ene, onzichtbare vijand (die consequent gezichtsloos wordt gelaten): ‘de meerderheid’, ‘de massa’, ‘de burger’, ‘de tijdgeest’. En met die eenzijdige klaagzang heeft Emcke de literaire jury’s, krantenredacties, museadirecteuren en overige zichzelf noemende ‘cultuurdragers’ kennelijk tot overgave gedwongen. Zij allen komen kwijl en veren tekort om Emcke, de nieuwe heldin, respectievelijk mee te besproeien dan wel in het achterwerk te steken.
Soms wenste ik dat ik Gerrit Komrij heette om de opgeklopte humbug van een bundel als ‘Tegen de haat’ ongekend vilein en humor vol door te prikken. Helaas ben ik geen Komrij en zeg ik het, sorry, dan maar in mijn eigen, onbeholpen bewoordingen. Dit hele boek is een mooi opgedirkte cirkelredenering met de diepte van een surfplank (de titel ‘Tegen de haat’ is er een al te sprekend voorbeeld van). In deze essaybundel zijn alle machthebbers slecht, de onderdrukten zonder uitzondering goed. De massa is consequent gevoelloos, de minderheden aan één stuk door kleurrijk en teer. Het geweld altijd lelijk, de geweldloosheid een nooit eindigend bloemenbed. De politie de hele dag door een hersenloze machobende, de activisten vanaf hun eerste beschuitje diep bewogen wereldverbeteraars. Geloof het of niet: dit zijn het soort kinderachtige tegenstellingen, die Emcke bladzij na bladzij bij je naar binnen ramt. Dit is het type moraalsprookje waarvan je dacht dat het – zeker in ons deel van de wereld – weggewuifd zou worden als een achterhaalde vorm van zwart-wit denken. Maar nee hoor, met de AfD kersvers in de Bondsdag en het einde van het tijdperk Merkel in zicht, kan het bijna niet anders of Emcke voorziet in de dringende behoefte een nieuwe weg uitgestippeld te krijgen ‘een goede Duitser’ te zijn. Waarbij de ironie is dat ze daarvoor eigenlijk geen enkele zinnige suggestie aanlevert, behalve dan het ja knikkend lezen van haar sprookjesboek.
Vind ik het dan allemaal puur slecht en onzinnig wat mevrouw Carin Emcke in ‘Tegen de haat’ te berde brengt? Geenszins. Een beetje meer begrip voor de stemlozen kan nooit kwaad. Doe er maar een onsje bij, hoor. Of voor mijn part een paar kilo. Maar ik vraag me steeds af tegen wie Carolin Emcke in hemelsnaam zo verbeten strijd levert. En welke mensen, verderop in de straat, in het volgende dorp of in de volgende stad, gewapenderhand klaar staan om die ‘humanistische, open samenleving’, waar Emcke zo graag boeken voor doorbladert, om zeep te helpen. Als je Emcke één ding kunt verwijten is het wel dat ze zonder slag of stoot lijkt aan te sluiten bij de Teutoonse hobby om in alles een ondergaand Avondland te ontwaren. Waar ik, zeg maar, een doodgewone Lidl zie met arme, uitgeknepen Duitsers die blij zijn dat Netflix hen een stukje vergetelheid zal schenken (en daarmee, vanuit mijn gezichtspunt, vooral bezig zijn vrijwillig te sterven aan het infuus van het audiovisuele kapitalisme), ziet Emcke een horde latente agressievelingen die allen AfD stemmen, politiek op één, twee en drie van hun boodschappenlijstje hebben staan en stiekem de laatste hand leggen aan een scenario voor de definitieve ontmenselijking van de Bondsrepubliek. Een denkbeeldige noodtoestand die zij beantwoordt met een gang naar de boekenkast, het bijeensprokkelen van wat videobeelden en het met een semiwetenschappelijk sausje overgieten van een volstrekt humorloos traktaat, dat de Duitse boekhandelarenbond ertoe verleid heeft de handen stuk te klappen.
Laten we, tot slot, een stukje van Emcke’s wonderschone proza proeven, om de smaak te pakken te krijgen.
‘Het principe van de resignificatie, het zich toe-eigenen en anders uitleggen van stigmatiserende begrippen en gebruiken, heeft een lange traditie, wie zich in deze traditie schaart, stelt zich met poëtische technieken teweer tegen haat en minachting. De Afro-Amerikaanse burgerrechtbeweging, maar ook de emancipatiebeweging van homoseksuelen en lesbiennes, biseksuelen, transpersonen en queers zit vol voorbeelden van zulke ironische, performatieve resignificatiepraktijken.’
Genoeg, dacht ik.