‘Sid Lukkassen heeft weinig begrepen van theologie en ideeëngeschiedenis’

11-12-2017 20:10

In zijn artikel Inzake het rotsvaste geloof van de gutmensch dat het allemaal goedkomt schrijft Sid Lukkassen over de links-liberale ideologie van het multiculturalisme als een ‘evangelie in een ontkerkelijkt jasje’. Zijn stelling is dat ‘het progressieve utopisme een loot is aan de stam van de religieuze eschatologie.’ Lukkassen, zo zal ik betogen, heeft weinig begrepen van theologie en ideeëngeschiedenis.

Met een zelden vertoonde naïviteit deelt hij de politieke geschiedenis op in een fase vóór de PVV, toen het westen nog ‘christelijk-Hegeliaans’ dacht, en een periode daarna. In krakkemikkig Nederlands stelt hij: “Met het ontstaan van de PVV brak een nieuw denkraam aan.” Met Wilders en Baudet laten we dus het tijdperk van het geloof achter ons komt er een einde aan de ‘utopische teleologische geschiedsopvatting.’

Sfeer van theologie

Vervolgens waagt Lukkassen zich aan een definitie van geloof. Geloven overschrijdt, volgens Lukkassen, per definitie de rationaliteit en de empirie:

 

“Geloof … zwelt aan, wordt vuriger en sterker naarmate geloof zich verder boven empirie en rationaliteit verheft; naarmate het zich onaantastbaar verklaart in een eigen domein: het domein van de wil, van het willen geloven tegen alle weerspraak in.”

 

Dit lijkt me eerder een diagnose van godsdienstwaanzin en ik kan me geen theoloog, antropoloog of filosoof bedenken die een dergelijke definitie van geloof hanteert. Vervolgens wordt dit geloof gelijkgesteld met apocalyptiek. (Religieuze voorstellingen over het einde van de wereld en het komende rijk Gods.) Dit geloof is immuun voor tegenspraak. In de apocalyptiek wordt immers gewaarschuwd voor een tijd van beproeving. Linkse ideologen nemen dit over, meent Lukkassen. Weerstand tegen hun ideeën zien zij als een religieuze beproeving en daarmee als het bewijs van de waarheid van die ideeën. Volgens Lukkassen zouden we er goed aan doen elke vorm van geloof en theologie achter ons te laten. Verstand en feiten hebben betrekking op de echte wereld en die valt buiten de sfeer van de theologie.

Carl Schmitt

Hiermee heb ik geprobeerd enige systematiek aan te brengen in de woordenbrij van Lukkassen. Nu moeten we ook nog beoordelen of zijn betoog steekhoudend is. Het antwoord is ‘nee’. Omwille van de historische overzichtelijkheid zal ik terug redeneren van Lukkassen’s betoog naar de bijbeltekst uit Lucas 21 die hij als bewijsplaats citeert voor zijn stelling dat het christendom de voorloper is van hedendaagse vormen van utopisch denken.

Kort samengevat gaat Lukkassens betoog over de verhouding van christelijk geloof en een progressief geschiedsbegrip. Hier heeft Lukkassen wel de klok horen luiden, maar hij heeft geen idee van waar de klepel hangt. Het cruciale inzicht is hier van de filosoof Carl Schmitt:

 

“Alle moderne relevante concepten in de theorie van de constitutionele staat, zijn geseculariseerde theologische concepten.”

 

Schmitt gaat hier dus in tegen de overheersende opvatting over de secularisatie van de Europese cultuur. Secularisatie betekent niet dat het geloof in het heilige verdwijnt, maar dat de attributen die voorheen God toekwamen overgaan op de figuur van de natiestaat en de soevereine vorst. Er is dus een intrinsiek verband tussen christelijke theologie en moderne politiek, in zoverre heeft Lukkassen gelijk. De vraag is alleen: welke christelijke theologie? Schmitt heeft het hier niet over theologie als zodanig, maar zeer specifiek over het godsgeloof van de Verlichting, het deïsme.

Onverdraagzaam utopisch geloof

Lukkassens bewering dat “het westen christelijk – Hegeliaans denkt”, zegt dus niet zoveel. Hier is het werk van de Duitse filosoof Karl Löwith van belang. Löwith betoogt dat het progressieve, historische denken een bedenkelijk aanpassing is van de klassieke, christelijke theologie. Pas als het denken over de geschiedenis losgemaakt wordt van transcendentie ontstaat een gevaarlijk utopisme. Lukkassens bewering dat er een resolute scheiding is tussen verstand en feiten die betrekking hebben op ‘de echte wereld’ en dat de wereld buiten de sfeer van de theologie valt, past juist helemaal bij het onverdraagzame, utopische geloof, waarvan het Marxisme, en niet het christelijke denken de exponent is.

Oudere papieren heeft het theologische denken dat uitgaat van twee rijken. Het religieuze en het politieke hebben een relatieve autonomie en behoeden elkaar – idealiter – voor absolutistische tendensen. Deze traditie gaat terug tot Augustinus, en ten aanzien van het protestantisme moeten we hier vooral denken aan de kerkhervormer Maarten Luther. Deze leer was juist bedoeld om religieuze voorstellingen over de toekomst niet onkritisch van toepassing te verklaren op de politieke werkelijkheid.

Onafhankelijkheidsverklaring

De door Lukkassen geciteerde apocalyptische teksten uit het Nieuwe Testament hebben historisch eerder een conservatieve of zelfs defaitistische invloed gehad dan een utopisch-revolutionaire. De tekst die Lukkassen citeert uit Lucas 21 loopt uit op het woord van Jezus: “Geef wat van de ​keizer​ is aan de ​keizer, en geef aan God wat God toebehoort.” (Lucas 20: 25) Deze woorden zijn steeds gebruikt om zowel religieus als politiek radicalisme tegen te gaan.

Theologische concepten hebben dus een niet onbelangrijke rol in het politieke denken. Zowel aan de Nederlandse onafhankelijkheidsverklaring (Plakkaat van Verlatinge) als aan de Amerikaanse liggen theologische gedachten ten grondslag. Om de laatste te citeren:

 

“We hold these truths to be self-evident, that all men are created equal, that they are endowed by their Creator with certain unalienable rights, that among these are Life, Liberty and the pursuit of Happiness.”

 

Onze natuurlijke rechten worden ons (goddank) niet door mensen of door de staat toegekend, maar zijn door God gegeven. Het diskwalificeren van theologische uitspraken als per definitie onverenigbaar met politiek, zoals Lukkassen dat doet, is dus alleen al om historische redenen bedenkelijk.

Bescheidenheid

Een ander voorbeeld betreft de recente geschiedenis van de Nederlandse democratie en haar relatie tot het christendom. Het eigene van het Nederlandse christendom in een groot deel van de 19e en 20e eeuw was gelegen in haar burgerlijk-emancipatoire karakter. De kritiek van de gereformeerden op vermenging van kerk en staatsmacht, het anti-revolutionaire (!) denken en de burgerlijke emancipatie van de ‘kleine luyden’, was wel theologisch geïnspireerd, maar zeker niet apocalyptisch of anti-democratisch van aard. Ook hier geldt dat Lukkassen zich, niet minder dan zijn ideologische tegenstanders, laat leiden door abstracte ideeën en niet door een historisch geïnformeerde visie.

In een interview voor Café Weltschmerz stelt Lukkassen dat hij over tal van vakgebieden, zoals theologie, economie en antropologie kan meepraten. “Dat recht behoud ik mijzelf voor”, zegt hij nogal pedant. Ik wil hem dat recht niet ontzeggen, maar in de praktijk komen zijn uiteenzettingen – lukraak Jezus, Huntington en Frans Timmermans citerend – toch gevaarlijk dicht bij borrelpraat. Wat betreft zijn kennis van theologie en grote delen van de filosofie zou iets meer bescheidenheid hem zeker ten goede komen.