Trump had het weer eens voor elkaar hoor. Met zijn erkenning van Jeruzalem als hoofdstad van Israël had de onuitstaanbare hork opnieuw een knuppel in het internationale hoenderhok gegooid. Met één wilde worp had hij de kwestie terug op de internationale agenda geslingerd en wat veel commentatoren betreft welhaast onherstelbare schade toegebracht aan de precaire vrede die al meer dan een halve eeuw van internationale verdragen en plaatselijke noodverordeningen aan elkaar hangt.
Waar Trumps voorgangers uit angst voor internationaal gezichtsverlies telkens de verbandkist tevoorschijn toverden in naam van de goede vrede, dendert de Donald zoals gewoonlijk door de bangige internationale verdragen heen als een olifant in een porseleinkast, met alle voorspelbare woede en verontwaardiging van dien.
Afgezien van de enkele euforische zionist die de takelwagens liever gisteren dan vandaag de Tempelberg ziet oprijden, werd de erkenning door het gros der Israëliërs ter plaatse gematigd enthousiast begroet in de wetenschap dat er weldra rakketten over hun hoofden zullen suizen, want ze kennen ze inmiddels wel, kennen ze al te goed, die incidentele steunbetuigingen vanuit de westerse wereld: grote woorden voor wat ze waard zijn, maar die in een oogwenk kunnen omslaan in allerlei morele vermaningen aan het adres van Israël zodra ze het waagt de aanvallen te beantwoorden.
De reacties vanuit de Arabische wereld (lees: dat deel van de wereld waar noties als ‘democratie’ en ‘welvaart’ even vreemd zijn als mensenrechten en rechtsgelijkheid) lieten zich evengoed raden. Hier werd Trumps uitspraak zoals verwacht ontvangen als openlijke schoffering van de gerechtvaardigde strijd der Palestijnen om hun slinkende vesting in het heilige land te behouden.
Nu is het verlangen van de gewone Palestijn om te leven in betrekkelijke rust en welzijn een alleszins gerechtvaardigd verlangen, ware het niet dat dit verlangen is doorspekt met een aan de islam ontleend fanatisme, aangewakkerd bovendien door Arabische belanghebbenden in de regio die altijd bereid zijn retorische steun te betuigen, maar puntje bij paaltje geen poot uitsteken naar hun Palestijnse broeders in verdrukking. Ik zie de internationale gemeenschap er trouwens voor aan om ook daadwerkelijk gehoor te geven aan Erdogans recente verzoek om de uitspraken van Trump te veroordelen, want niets bevredigt de moderne Europeaan meer dan elke scheet uit Amerika vanuit een soort drammerig antagonisme te veroordelen, zelfs als dat betekent aan te moeten schuiven bij de theedoeken.
De kwestie van de opgerakelde onvrede heeft wortels die verder terugvoeren dan de vestiging van de staat Israël in 1948 of de toekenning van een strookje land dat dan weer wel en dan weer niet de Palestijnen of Israëliërs toekomt. Het is bovendien niet zozeer uitsluitend Jeruzalem en de legitimering als hoofdstad die ten grondslag ligt aan de pijn. Het is de Tempel (althans de locatie daarvan waarnaar men thans op dagelijkse basis klaaggebeden prevelt bij het laatste restje Muur dat hen scheidt van hun voormalige heiligdom) die de pit vormt van alle opgerakelde onvrede. Pas wanneer aanspraak wordt gedaan op de Tempelberg, zoals impliciet het geval met Trumps erkenning van Jeruzalem als hoofdstad van Israël, worden in allerijl beraadslagingen belegd, en verandert de Israëlisch-Palestijnse kwestie als westers prestigeprojectje in een internationaal hoofdpijndossier.
Ga maar na! Als locatie van twee Joodse Tempels die in de loop van de lange geschiedenis achtereenvolgens door de Babyloniërs en de Romeinen in de as is gelegd, vormt ze het centrale punt in alle klaagzangen en gebeden van de gelovige joden.
Nu wil het geval dat de berg binnen de islamitische geloofsgemeenschap eveneens als heilig wordt beschouwd, zij het in een ferme derde plaats na Mekka en Medina, want apocriefe overleveringen willen dat Mohammed er zijn vliegende paard parkeerde voordat hij ten hemel reed. Tegenwoordig prijkt een van de meest overweldigende moskeeën ter wereld op exact die ene heilige plaats, verfraaid bovendien met een enorme goudkleurige koepel die als een blinkend juweel boven de oude stad uittorent. En inderdaad: gezegd moet worden dat de rotskoepel van een dusdanige schoonheid is, dat je je welhaast tot een oriëntalistische duizend-en-een-nachten-versie van de islam zou bekeren.
Hoewel ik mij terdege realiseer dat het makkelijk praten is vanuit cafetaria de Vergulde Balzak te Veghel-Zuid, kan ik instaan voor de schoonheid van de rotskoepel die ik samen met mijn bedachtzame kompaan J. van O. heb bezocht tijdens de millenniumwisseling. Wij hadden ons voor de gelegenheid verschanst op de Olijfberg om aldaar het einde der tijden van dichtbij mee te maken, maar helaas: het enige dat we ontwaarden temidden van de champagne-slurpende Amerikaanse toeristen was een Jan Vayne-achtige Jezus-lookalike die de aanwezige tv-zenders breed lachend te woord stond, en het ononderbroken verstrijken van de tijd terwijl de koepel fonkelde in de invallende nacht.
Ineens begreep ik de joodse pijn. Te leven in een stad die in al je gebeden centraal staat, en in het centrum van dat centrum je heiligdom ontsierd te weten door een protserige gouden koepel. Maar goed dat er een Klaagmuur is.
Je kunt geloofwaardig maken dat voorzichtigheid is geboden, juist vanwege de aanwezige pijn, maar evengoed kun je je afvragen hoe lang men nog omzichtig om de religieuze kern van de zaak, en de aanspraak, heen kan sluipen voordat de kwestie van de Tempelberg goed en wel is beslecht, voor zover zij überhaupt te beslechten valt. Me dunkt dat de religieuze kern niet te splijten valt, hoeveel Oslo-akkoorden er ook in stelling worden gebracht om de vrede te bewaren. Een geïmproviseerde vrede, een onmogelijke vrede, die het lot van zowel Israël als de Palestijnen nauwelijks lijkt te hebben verbeterd.
Hoe het ook zij verdient de kwestie meer serieuze aandacht dan nu het geval, zowel bij Arabische intriganten die er de hand niet voor omdraaien om de Palestijnen te gebruiken als inzet in geopolitieke steekspelletjes, als opportunistische sympathisanten in het westen die hun steun aan Israël uitspreken en intrekken al naar gelang het eigen belang.