Vorige week interviewde ik Manfred Gerstenfeld over antisemitisme in Nederland. In deze bijdrage ga ik dieper in op zijn denken over jodendom en antisemitisme in Nederland.
Toen ik als docent Godsdienst in Amsterdam Zuid werkte, vroeg ik een Joodse collega eens naar haar mening over de manier waarop het Jodendom in de godsdienstmethode werd besproken. Zij wees mij meteen op de laatste pagina van het lesboek. Daar stond een paginagrote foto van een Israëlische militair die het geweer richt op een stenen gooiende Palestijnse jongen. Natuurlijk had ik die foto ook gezien, maar zonder mij eraan te storen. Voor haar was dat anders. Hoe vanzelfsprekend is het geworden om het Jodendom en de joodse gemeenschap in Nederland direct in verband te brengen met het Palestijns-Israëlisch conflict? Het is haast een meetkundige verleiding. De slachtoffers van weleer zijn daders geworden en daarmee is de cirkel van de geschiedenis weer rond.
Ik realiseer me overigens dat een alledaagse ontmoeting met een Joodse collega voor veel Nederlanders niet zo vanzelfsprekend is. De zichtbare aanwezigheid van de Joodse gemeenschap in Nederland concentreert zich op enkele vierkante kilometers in Amsterdam en Amstelveen. Daarbuiten is er nauwelijks sprake van georganiseerd en herkenbaar Jodendom. Dit is een van de leidende gedachten in het boek ‘Het verval: joden in een stuurloos Nederland’ uit 2010. De positie van Joden in de Nederlandse samenleving is in hoge mate symbolisch. En wanneer Joden zich aandienen in de politieke en sociale werkelijkheid is dat haast per definitie omstreden (de staat Israël, de rituele slacht en besnijdenis).
De manier waarop de Joodse gemeenschap bejegend wordt, is sinds de oorlog voortdurend onbeholpen geweest. Het mag bekend zijn dat de houding van niet-Joodse Nederlanders en de Nederlandse overheid voor, tijdens en na de Tweede Wereldoorlog — op zijn gunstigst getaxeerd — onverschillig was en dat pas laat de werkelijke aard van de wegvoering en vernietiging van de Joodse gemeenschap in Nederland in zijn volle omvang werd beseft. Gerstenfeld laat zien dat dit proces pas eind jaren negentig moeizaam is afgesloten met de restitutie van de Joodse tegoeden die door de Nederlandse overheid waren achtergehouden (de commissie Van Kemenade). Het oude antisemitisme gaat zo bezien naadloos over in het nieuwe antisemitisme uit radicaal linkse en islamitische hoek. Waar velen het idee hebben dat er wel genoeg gezegd en gedacht is over Auschwitz en de joden wel eens wat steviger aangepakt mogen worden op hun houding ten opzichte van de Palestijnen – Gerstenfeld spreekt van jodenmoeheid — is de perceptie vanuit joods perspectief heel anders. Aan hen worden al decennia lang eisen gesteld die voor andere groepen niet gelden. Na de oorlog de moeizame erkenning van het onrecht en nu de identificatie van een Joodse identiteit met de Israëlische politiek.
Te midden van deze jodenmoeheid moet de Joodse gemeenschap laveren. Er wordt met politieke initiatieven en overlegorganen een soort gelijkwaardigheid gesuggereerd die er feitelijk niet is. De joden hebben vooral een symboolfunctie, die niet in verhouding staat tot het daadwerkelijke aantal Joden in ons land. Dit verduistert de precaire situatie waarin deze gemeenschap zich feitelijk bevindt. Dit wordt nog eens versterkt doordat de symbolische rol van het Jodendom in het huidige klimaat al snel die van de kolonist/zionist is. De werkelijke situatie van de Joden in Nederland is heel anders. De nauwelijks waarneembare joodse gemeenschap staat in schril contrast met de overweldigende aanwezigheid van islamitische symbolen (hoofddoekjes, moskeeën etc.) in het straatbeeld. En zelfs in Amsterdam is het nog maar in enkele wijken mogelijk om zonder risico een keppeltje te dragen. Gerstenfeld verhaalt van een Shoah herdenking; na afloop verbergen de mannen hun keppeltje om ongestoord naar huis te kunnen gaan. Dan hebben we het nog niet eens over de beveiliging van Joodse evenementen, scholen, en synagogen. Zijn dit zaken die alleen de Joodse gemeenschap raken? Of zouden ook politici, kerken en maatschappelijke organisaties hierover hun verontwaardiging moeten laten horen? Vaak zwijgt men, omdat de werkelijkheid van het antisemitisme de droom van een multiculturele samenleving verstoort.
Nederlanders hebben vaak een verwrongen beeld van Joden. Deze beeldvorming hangt voor een belangrijk deel samen met de Holocaust en de Israëlische politiek. En vaak worden deze twee factoren tegen elkaar uitgespeeld. De enige gewenste publieke representatie van Joden is als slachtoffers van de Holocaust. Gerstenfeld citeert de Franse socioloog Trigano:
”De herdenking van de Shoah is de enige manier die de Franse cultuur kan accepteren als de Joden hun collectieve identiteit willen tonen. De herinnering aan de Shoah wordt zo de enige manier voor Europa om de Joden als een volk te herkennen – een volk van lijden en dood.”
In het boek ‘Verwrongen beelden van de Holocaust’ (2011) gaat Gerstenfeld in op de veelheid van betekenissen die – vaak met dubieuze intenties – aan het woord Holocaust zijn toegekend. Als symbool voor het allerergste wordt het woord Holocaust toegepast op de meest uiteenlopende zaken. Van de bio-industrie tot de dreiging van een nucleaire oorlog.
Een van de meest confronterende vormen is rechtvaardiging van de Holocaust en het aanzetten tot genocide. Gerstenfeld gaat uitvoerig in op de Arabische wereld. Hij wijst op de (als gematigd bekend staande) Palestijnse leider Mahmoud Abbas. Hij promoveerde op een studie die de Holocaust ontkende. Een sprekend voorbeeld vind ik Dijab Abou Jahjah, die enkele weken geleden in het keurige debatcentrum De Nieuwe Liefde van Huub Oosterhuis het publiek nog onderhield over wat er toch in Israël moest gebeuren. ‘Alle Joden in zee gooien is niet haalbaar’, concludeerde hij tot zijn teleurstelling.
Op het feministische weblog Vileine was kort geleden een discussie over Anne Frank als symbool voor de LGTB beweging. Terecht wordt daar kritisch opgemerkt: ”We mogen de uniciteit van Annes ervaringen niet vergeten, of haar vermaken tot een multi-inzetbaar symbool van onderdrukking.” Gerstenfeld zou dit de ‘ontjoodsing’ van de Holocaust noemen.
Zowel het Jodendom in Nederland als de geschiedenis van de Holocaust, als eenmalige en uniek Joodse tragedie, dreigen telkens weer voorwerp te worden van manipulaties. Ik was blij met de concreetheid van een ontmoeting met een Joodse collega. Dat maakt je bewust van het feit dat onze voorstellingen vaak een imaginair karakter hebben en helemaal los komen te staan van de werkelijkheid waarin Joden leven. De boeken van Manfred Gerstenfeld houden ons een spiegel voor en helpen ons het onrecht te zien dat vaak achter een humanitair masker schuilgaat.