Niemand weet hoelang cryptocurrencies als bitcoin nog in prijs kunnen blijven stijgen en wat hun toekomst is. Maar één ding maakt de opkomst van de virtuele munten wel duidelijk: de meeste mensen die er wel wat in zien hebben geen kennis van (monetaire) economie en het financiële stelsel. Hierdoor zijn pleidooien voor bitcoin doorgaans onsamenhangende warverhalen. Het betoog van Sid Lukkassen dat hier op TPO op 3 januari verscheen is hierop helaas geen uitzondering. Lukkassen grasduint kriskras door de geschiedenis en citeert wat filosofen maar tot een coherente en door hem beloofde afweging van ‘voors en tegens van de cryptocurrencies’ komt het niet.
Bitcoin is ontstaan vanuit een verlangen om elkaar rechtstreeks en zonder tussenkomst van een derde partij digitaal te kunnen betalen. Daarvoor zijn twee dingen nodig: iets waarmee je kunt betalen en een infrastructuur via welke betalingen worden afgehandeld. Ene Satoshi Nakamoto beschreef in 2008 hoe dit zou kunnen. Het is de geboorte van bitcoin en blockchain.
Als we met cash betalen is er geen tussenpartij nodig. Maar voor het overmaken van geld naar iemand is er wel altijd een partij als een bank nodig die verifieert of iemand rechtmatig een rekening gebruikt en die de saldomutaties regelt. Het innovatieve van Nakamoto’s concept is dat die nog steeds noodzakelijke verificatie wordt gedaan door alle bij het netwerk betrokken computers. In plaats van centrale verificatie is er decentrale verificatie, het wezenskenmerk van de blockchain. Prachtig bedacht natuurlijk, maar waarom zouden we dit willen gebruiken? En kan iets dat an sich waardeloos is (een bitcoin is niks meer dan een code) als betaalmiddel gebruikt worden?
Om met die laatste vraag te beginnen, ja dat kan. In principe kan alles als geld gebruikt worden, zolang het maar algemeen geaccepteerd is. Dat is wel een dingetje bij bitcoin want anders dan bij euro’s is er geen autoriteit die de acceptatie kan afdwingen. Acceptatie en gebruik moeten dus bottom up ontstaan. En dat gebeurt natuurlijk alleen op grote schaal als bitcoin gebruiken handiger, goedkoper, sneller of veiliger is dan elkaar betalen via een bankrekening.
Tot nu toe is daar echter geen enkele sprake van. De oorspronkelijke gedachte dat door het elimineren van de tussenpersoon er geen transactiekosten meer zijn is een illusie gebleken. Het (decentraal) verifiëren van transacties door al die computers kost veel energie en links– of rechtsom worden die kosten in rekening gebracht. Ook de snelheid valt vies tegen. Op piektijden kan het uren duren voor een verificatie is voltooid. En een volledige mondiale overgang op bitcoin is uitgesloten. De capaciteit van de blockchain is nu ongeveer zeven transacties per seconde. Dat is net genoeg om het aantal pinbetalingen in een winkelstraat in een provinciestadje te kunnen verwerken.
Natuurlijk kunnen er nog verbeteringen komen maar het is een illusie te denken dat bitcoin ook maar een beetje in de buurt kan komen van de capaciteit van banken en het betalingsgemak van je bank app en (contactloze) pinpas. Het enige voordeel dat bitcoin wel biedt is (een zekere mate van) anonimiteit. Als dat laatste van groter belang is dan gebruiksgemak dan is bitcoin een te overwegen alternatief. Vandaar dat bijna enkel criminelen het daadwerkelijk gebruiken voor het afwikkelen van transacties.
Toch zijn er ook genoeg eerzame burgers die iets in bitcoin zien. Niet omdat ze iets te verbergen hebben maar omdat ze een (on)gezond wantrouwen hebben jegens monetaire autoriteiten en banken. Toegegeven, daar was door de financiële crisis van 2008 ook wel enige aanleiding voor maar daarom denken dat een stel anonieme computerfreaks beter in staat zullen zijn het internationale financiële stelsel te beheren dan (centrale) bankiers is natuurlijk kolder. Kernpunt van het wantrouwen is angst voor inflatie die door het ‘bijdrukken van valuta door overheden’ welhaast onvermijdelijk is.
Ook Lukkassen snijdt dit punt aan. Voor een goed functionerende economie is het echter noodzakelijk dat de geldhoeveelheid zich kan aanpassen. Als de economie groeit, en er meer transacties moeten worden verwerkt, is het goed en praktisch als de geldhoeveelheid meegroeit. Dat dit gepaard gaat met een beetje inflatie is niet erg. Het omgekeerde, deflatie is veel erger. Dat hebben we eerder gezien.
In de jaren twintig was de zogenaamde ‘Gouden Standaard’ nog in zwang en werd de hoeveelheid geld begrensd door de hoeveelheid goud in de kluizen van de centrale banken. Anders dan Lukkassen beweert was de ‘Gouden Standaard’ dus nog van kracht toen in 1929 de beurs crashte en de Great Depression begon. Juist door het vasthouden aan die standaard werd de crisis verergerd. Pas toen in de loop van de jaren dertig diverse landen van goud afgingen konden economieën zich herstellen. Je moet er dus niet aan denken wat er zou gebeuren als we het moeten doen met de 21 miljoen bitcoins die er maximaal in omloop kunnen komen.
Hoewel bitcoin geen (gebruiks)voordelen biedt zal het niet zomaar verdwijnen. Voor een (digitaal) alternatief voor officieel geld is gewoon permanent een markt onder de wantrouwenden van geest. Het klinkt paradoxaal, maar de beste manier om het vertrouwen in banken en het financiële systeem compleet te herstellen is met zijn allen overstappen op decentrale, ongereguleerde cryptocurrencies. Wat zullen we snel terug willen naar die goede oude tijd.