Vorige week besprak ik Face to Face with Race. Dit boek is een bundeling van artikelen in de vorm van persoonlijke verslagen van verschillende auteurs over hun ervaringen met de rassenproblematiek in de Verenigde Staten, bijeengebracht door Jared Taylor. Hoewel deze veertien leesbare en vermakelijk stukken een kleine blik werpen op de persoon van Taylor door de selectie van artikelen die hij maakte, spreekt hij in dit boek niet rechtstreeks tot de lezer vanuit de ik-persoon en kan er weinig geconcludeerd worden over zijn ideeën. Hij is meer samensteller van het boek dan de schrijver ervan.
Onderstaande tekst bespreekt If We Do Nothing: Essays and reviews from 25 years of white advocacy, het laatste boek van Taylor, dat in 2017 verscheen. Hoewel Taylor zich tegenwoordig meer manifesteert in andere media dan de gedrukte (er zijn redelijk wat youtube filmpjes en al zijn artikelen worden aanvankelijk geplaatst op de website van American Renaissance) ging ik ervan uit dat het geschreven woord een beter doordachte structuur en inhoud zouden hebben dan dialogen die vaak voor de vuist weg plaatsvinden en op youtube terecht komen.
De titel belooft een enkelvoudig betoog waaruit de lezer zou kunnen concluderen dat er ontwikkelingen gaande zijn waarin ingegrepen dient te worden. Maar zoals de ondertitel aangeeft is ook dit boek een collectie van losse artikelen die door de decennia heen (het oudste artikel is uit 1992, het nieuwste uit 2015) door Taylor zijn geschreven. De leeftijd van sommige artikelen heeft een voordeel: men kan inzichten, stellingen en vooral ook projecties en voorspellingen toetsen aan de tijd.
Het gedachtegoed van Taylor is overigens ook uitstekend besproken door Joost Niemöller. Mijn insteek was in wat kortere bewoordingen dit gedachtegoed te destilleren en tot een soort eenduidig “Taylors’s alt-right voor Dummies” te komen.
De circa 35 artikelen variëren in thematiek. Sommige zijn geschiedkundige Amerikaanse beschouwingen, er is een artikel over vrouwen in het leger, er is een artikel over gender dat zich richt op het taalgebruik en de betekenis achter het verschuiven van het woord ‘sex’ naar ‘gender’ om geslacht te duiden (wat strikt genomen dus niet over ‘white advocacy’ gaat). Er is een artikel waarin Taylor zijn weerzin tegen de ledigheid van de superbowl beschrijft. Er is een epistel over Rosa Parks en één onsympathieke – zij het geslaagde, maar toch – poging de nazaten van Martin Luther King in diskrediet brengen. Er zijn enkele necrologieën en tenslotte bevat het nog enkele epistels over literatuur, waarover later meer. Eén enkel artikel gaat over Europa. De titel van dit artikel, “Is this the Death of Europe”, lijkt een voorafschaduwing van de boektitel “The Strange death of Europe“ van Douglas Murray.
Het meest interessant zijn natuurlijk de zienswijzen van Taylor over ras. Dat Taylor een racist is zal hij niet ontkennen maar hij voert deze kwalificatie niet per sé als geuzennaam. In een meer neutrale betekenis betekent ‘racist’ zoiets als ‘iemand die zich ten eerste bewust is van raciale verschillen tussen bevolkingsgroepen en die daar, ten tweede, maatschappelijke en filosofische conclusies uit trekt’.
Het al dan niet bestaan van daadwerkelijke raciale verschillen is omstreden: in het moderne ‘correcte’ egalitaire denken zijn alle mensen gelijkwaardig en gelijk ongeacht hun huidskleur. Onderzoek naar deze aanname wordt dan ook niet prominent en veelvuldig gedaan. Ik vermoed dat de wetenschapper zich niet graag aan dergelijk onderzoek waagt in het licht van de affaire Buikhuisen, de wetenschapper wiens carrière vakkundig de nek om werd gedraaid door progressieve denkers en publicisten. Dat zegt inherent iets over de uitkomst van dergelijk onderzoek: de vriendelijke wetenschapper zou immers goede sier maken met werk waaruit zou blijken dat mensen inderdaad allemaal hetzelfde zijn. Blijkbaar durven onderzoekers het niet aan met een bang vermoeden in het achterhoofd over de verwachte resultaten. Ik meen dat de wetenschap (en kunst en literatuur, waarover, nogmaals, later meer) hier een hiaat laat vallen. Een begrijpelijke misser, maar toch.
Het eerste stuk van de definitie van te term ‘racist’, het onderkennen van verschillen, brengt ons op dit: Taylor stelt dat er, onder andere, inherente verschillen in IQ zijn tussen menselijke rassen (ik gebruik overigens het woord ras hier in de spreektaal-betekenis van het woord, biologisch gezien is er maar één menselijk ras). Niettegenstaande het achterblijven van wetenschappelijk onderzoek zijn verschillen in IQ tussen verschillende bevolkingsgroepen juist wél wetenschappelijk onderzocht al is het belang van de genetische component omstreden. De zwarte bevolkingsgroep heeft een lager IQ dan de blanke, en de Aziatische bevolkingsgroep heeft weer een hoger IQ dan de blanke. Taylor merkt daarbij op dat een dergelijk verschil niet geldt voor elk individu van die groep en stelt elders, in een betoog tegen op huidkleur of geslacht geënte quota’s op scholen, werkplekken en leefomgevingen:
“As a practical matter, if the black candidate is the best qualified, then let him run General Motors—or be President, for that matter.”
Hij stelt ook dat het niet-bespreekbaar maken van deze verschillen juist leidt tot stigmatisatie. Immers, ook binnen de blanke of Aziatische bevolking zijn er nou eenmaal mensen met een lager of juist een hoger IQ en ook dat is gewoon bespreekbaar op individueel niveau. Overigens is IQ slechts één door Taylor aangeduid verschil. Uit alles blijkt dat hij ook algemene gedragspatronen, waaronder het gedrag in sociale context, onder biologische verschillen schaart.
Vanzelfsprekend krijgt de term racist pas echt een negatieve lading in het stuk na ‘ten tweede’ in bovengenoemde definitie, namelijk wanneer de racist uit de verschillen tussen rassen conclusies trekt die aangemerkt kunnen worden als moreel verwerpelijk.
“People have every right to expect their children and their children’s children to be able to grow up and walk in the ways of their ancestors.”
Taylor betoogt dat we het natuurlijke en acceptabel vinden dat een ouder zijn eigen kind en gezin belangrijker vindt dan het welvaren van de gemeenschap om zich heen. Hij stelt dat het ook een valide uitgangspunt is om de eigen leefgemeenschap belangrijker en waardevoller te vinden dan die van anderen en wanneer die op grotere afstand staan. Kern is dat men zijn gemeenschap vorm wil geven (of laten behouden) volgens eigen tradities en leefwijzen.
Hij stelt dat de manier waarop een gemeenschap of maatschappij is ingericht verband houdt met het ras van de mensen die aan de inrichting bijdragen. Hier zit een gevoelig kernpunt. Het hedendaagse liberale egalitarisme impliceert dat een maatschappij succesvol kan worden ingericht ongeacht ras, geloof of geslacht van de inrichters en dat in een multi-culturele gemeenschap iedereen tot zijn recht kan komen. De westerse mens hecht er tegenwoordig aan om individuen te beoordelen op hun meritus, niet op hun huidskleur.
Taylor betoogt dat de manier waarop blanken de maatschappij inrichten anders is dan hoe niet-blanken dat doen. Hij haalt voorbeelden aan uit Zuid Afrika en Zimbabwe, waar voorheen betrekkelijk succesvolle maatschappijen na de opheffing van apartheid vervielen tot minder georganiseerde samenlevingen met een lagere levensstandaard en minder veiligheid:
“The simplest conclusion is that Africans are simply not like Europeans and cannot build European-style societies. The way whites organize their societies may therefore reflect inherent racial traits. Respect for others, formal restraints on political power, support for the weak, the desire to keep the planet habitable—these typically white traits are all altruistic and find only incomplete parallels among non-whites.”
Taylor noemt de gevolgen van verschuivingen in raciale samenstelling op regioniveau:
“This pattern of white flight and ‘broken down’ houses has been repeated in Detroit, Philadelphia, Chicago, New York, Washington, St. Louis, Memphis, Atlanta, Birmingham, Jacksonville, and countless other American cities. Some of the best city housing in the world was handed over to blacks who wrecked it.”
Bovenstaande zijn boude beweringen, maar de wetenschap laat ons in de steek over in hoeverre de verschillen tussen rassen biologisch of juist uit andere elementen verklaard kunnen worden. We hebben hierover dan ook geen wetenschappelijke consensus en zijn aangewezen op persoonlijke conclusies. Het zou mooi en wenselijk zijn als tegenstanders van Taylor duidelijk en onderbouwd zouden betogen dat bovenstaande onwaar is maar vooralsnog brengt Taylor een lange reeks pijnlijke voorbeelden van landen aan die zijn stelling lijken te ondersteunen.
Het egalitaire betoog tégen bovengenoemde raciale basis van de verschillen tussen gemeenschappen van blanke en niet-blanke achtergrond ligt steevast hierin: er zijn achterstellingen die voortkomen uit een slavernijverleden en uit hedendaagse discriminatie of achtergebleven sociaal-economische omstandigheden. Bij voldoende inspanning, zo leert het politiek-correcte denken ons, zullen de raciale verschillen verdwijnen. Ook hier zou het mooi zijn te kunnen verwijzen naar wetenschappelijke studies die de activistische pamfletten van Gloria Wekker ontstijgen maar die zich echt richten op specifieke situaties, statistieken en coherente modellen.
De biologie drijft op genetica waardoor de mens geneigd is tot bescherming van de eigen genen. Dat betekent dat de mens van nature geneigd is tot het beschermen van het gezin en de eigen lokale gemeenschap. Taylor stelt dat de blanke mens dit instinct in grote mate te lijkt te zijn verloren, in tegenstelling tot de zwarte medemens en bijvoorbeeld de latino bevolking:
“What whites have lost: A group cannot survive without a sense of identity. It cannot continue unless its members are aware that they are part of a group and are willing to put its interests first.”
Onder andere bevolkingsgroepen is het volkomen normaal zich sterk te vereenzelvigen met de groepsidentiteit. Onder blanke mensen is dit een heet hangijzer. “Proud to be black” is een geaccepteerd shirtopdruk, “proud to be white” niet.
“But if racial diversity is such a great thing for the United States, why not for Mexico, too? If white Americans were pouring across the border into Mexico demanding that their children be educated in English, insisting on welfare, demonstrating for ballot papers in English rather than Spanish, demanding voting rights for aliens, celebrating July 4th rather than Cinco de Mayo, could anyone trick the Mexicans into thinking this was joyous diversity? No. The Mexicans would recognize an invasion when they saw one. They would open fire. It is probably only Europeans who believe that the wealthy and high born have particular, unwritten obligations. … Nowhere else is there so much volunteer work or even an understanding of what it is.”
Taylor bedrijft overigens op sommige gebieden genetica die niet onderbouwd lijkt. Hij stelt dat wanneer wij zorgen voor mensen die genetisch dicht bij ons staan (onze kinderen, neven, nichten) men per saldo ook energie steekt in de eigen genenpool van de groep, en dat daarom inmenging van andere genen onwenselijk is. Dit zou ten grondslag liggen aan tribale instincten. Ik ben geen geneticus maar voor zover mij bekend is introductie van variatie zo nu en dan ook van belang.
Al het bovenstaande brengt hem op de vraag uit het volgende citaat:
“What sort of foreign policy would a non-white America have? What would it do—or not do—with nuclear weapons? What sort of public health standards would it maintain? How would a third-world America treat its national parks, its forests, its rivers? The things whites love most about culture and human society have not survived in Detroit and Miami. It is not considered “nice” to say so; it prompts shouts of “racism” to say so. But it is because the things they love have not survived that whites have moved away from Detroit and Miami.”
In dit citaat komt de gedateerdheid van het artikel (1996) ons ten goede. We kunnen kijken hoe het Miami sindsdien is vergaan gezien de grote niet-blanke populatie:
“Only 5 percent of non-Hispanic whites, the most prosperous among the county’s three major ethnic groups, selected youth violence as a top concern. But about one in three of black respondents picked that as the No. 1 challenge facing the county — another measure of how gun violence can be a daily fear in some neighborhoods and only a remote possibility in others.”
De oplossing is voor Taylor om te stoppen met verplicht vermengen van de verschillende rassen op scholen en werkplekken, met als onderbouwing dat een gemengde school het vaak zelfs slechter doet dan een voornamelijk zwarte school. Daarnaast legt hij een hypocrisie bloot die wij ook kennen van onze eigen elite:
“Many of those who whoop the loudest about integration send their own children to private schools. The champions of affirmative action never offer their own jobs to less qualified non-whites, and would probably fight to keep housing projects out of their neighborhoods.”
Vanzelfsprekend spreekt Taylor vanuit een Amerikaans perspectief. In Europa staat momenteel de discussie over niet-westerse immigranten op het podium, met een speciaal spotlicht op de islam. Maar ook hierover heeft hij wel een inzicht:
“Foreign Minister Laurent Fabius said that Hungary’s efforts to keep out illegals shows it does not ‘respect Europe’s common values.’ It is only because Europeans fought Muslim invaders for 1,000 years—from 732 at the Battle of Poitiers to 1683 at the gates of Vienna—that Europe as we know it even exists.”
En dan nog het antwoord op de vraag uit de titel van het boek, if we do nothing…:
“… the nation we leave to our children and grandchildren will be a desolated, third-world failure, in which whites will be a despised minority.”
Het is geen vrolijk toekomstbeeld. Het is zaak voor de intellectuele elite die een andere toekomstvisie heeft tegen dit gitzwarte scenario een andere beeld te zetten, dat uit meer bestaat dan het ontkennen en vingerwijzend beschuldigen van populisme. Echte cijfers. Echte argumenten. Daadwerkelijk zelfonderzoek en feiten onder ogen zien. Alleen zo kan dit doemscenario worden ontkracht. Alleen zo kan de angel uit de discussie worden gehaald.
Ik maakte al eerder een statement voor betere en vooral meer wetenschappelijke publicaties over de raciale materie. Taylor wijdt ook een hoofstuk aan kunst en literatuur dat hem brengt tot de volgende vraag:
“Why are there no great race-realist novels? It is easier and more uplifting to write happy-ending stories about the redemption of small-minded white people than it is to warn of the consequences of liberal sentimentalism. Stories of magnanimity, renunciation of privilege, and kindness to the weak are much more heart-warming than stories about defending what belongs to you. Unfortunately, it is harder to write a great racial novel than a great anti-racist novel. According to the “noble fiction,” blacks are never allowed to grow up. If they lost the race it was only because they were cheated. We tell them that if they are behind as a group, it is never their own fault. It is because—and only because—whitey hates them and holds them down.”
Ik meen dat er momenteel in kunst en literatuur, alsmede in de mainstream media en in de wetenschap onvoldoende ruimte is voor afwijkende meningen. Er is geen roman meer waarin iemand nog een sigaret opsteekt, vloekt of politiek incorrecte meningen uit. Een roman over gender-gerelateerde thematiek heeft meer kans van slagen dan een roman over realistische raciale problematiek. Dat is vreemd, omdat er immers wel boeken zijn waarin moordenaars en andere slechteriken optreden. Aan de ene kant van de schutting staan egalitaristen en aan de andere kant van de schutting lijkt iedereen het hete hangijzer te mijden en de mond maar te houden – al lijkt daar langzaamaan een kentering in te komen.
Ik meen dat deze (zelf-)censuur leidt tot steeds radicalere stellingname om maar gehoord te worden. Mijn hoop is dan ook dat de genoemde kentering doorzet. Waar we ‘schreeuwen en vingerwapperen’ vervangen door: ‘Discussie en realisme voorkomen escalatie’.