Hoewel de economie aantrekt en de werkloosheid daalt, blijven honderdduizenden Nederlandse bijstandsgezinnen in relatieve armoede leven. Volgens statistiekbureau CBS is het aantal huishoudens in ons land dat langdurig (vier jaar of langer) van een laag inkomen moet rondkomen in één jaar tijd met 15.000 toegenomen tot 224.000. Dat komt neer op 3,3 procent van alle huishoudens.
In totaal hebben 590.000 huishoudens een ‘laag’ inkomen, ofwel 8,2 procent van alle gezinnen. Volgens de definitie ligt die inkomensgrens op 1030 euro voor een alleenstaande op maandbasis, 1370 euro voor een alleenstaande ouder met één kind en 1940 euro voor een paar met twee kinderen.
“We zien dat de crisis over is, maar voor heel veel mensen geldt dat helaas nog niet”, zegt Peter Hein van Mulligen, hoofdeconoom bij het CBS. De toename van gezinnen in armoede komt volgens hem vooral doordat meer mensen langdurig in de bijstand zitten. ,,En hoe langer in de bijstand, hoe kleiner de kans op een baan”. De verwachting is echter wel dat het aantal huishoudens dat in armoede leeft, dit jaar ,,een klein beetje” afneemt.
Volgens het statistiekbureau is de armoede het grootst in Rotterdam, Groningen en Amsterdam. De gemeente Rozendaal (Gelderland) telt relatief het laagst aantal huishoudens met een klein inkomen.
Van alle werkenden lopen zzp’ers volgens het CBS het grootste risico op armoede. Van hen moet ruim 9 procent het met geringe inkomsten doen. Daarbij geldt, hoe korter de werkweek, hoe hoger het risico op (langdurige) armoede.
Het CBS stelt ook vast dat ruim de helft van de huishoudens van mensen uit vluchtelinglanden een inkomen heeft onder de lage-inkomensgrens, ruim zes keer zo vaak als gemiddeld. Het gaat vooral om mensen uit Syrië, Eritrea, Somalië, Irak, Afghanistan en Iran. Onder de allochtone Nederlandse gezinnen, zijn de inkomens van Marokkanen relatief laag.