‘We zijn met meer’ is handig als je in een donker steegje in Caracas, Venezuela (de gevaarlijkste stad ter wereld) tegen een bewapende bende oploopt. Het is handig om met meer te zijn als je een psychiatrische afdeling als uit ‘One Flew Over de Cuckoo’s Nest’ in bedwang moet houden, en verder is ‘met meer zijn’ tegenover al dan niet ingebeelde vijandelijke indringers vooral een abstractie, want hoe homogeen is een samenleving nou helemaal? En hoe lang blijft dat zo – uit zichzelf?
Mark Rutte zei het in 2016 na de aanslag op het vliegveld in Brussel: “wij zijn met meer”. Iedereen moest zich maar aangesproken voelen door dat ‘wij’ van de staat en daarmee was de kous af.
Met dezelfde mond worden tegenstrijdige, maar vergelijkbare mantra’s, zoals dat ‘het hartstikke goed gaat in Nederland – veel beter dan in de rest van de wereld’ verkondigd. De zekerheid, de geruststelling, wordt dan echter niet gevonden in de grote groep, maar in het idee dat je onderdeel bent van ‘de betere weinigen’, de happy few. De overheid verspreidt graag beide ‘zekerheden’ die in feite de grootste onzekerheden in ons leven vormen.
De praktijk wijst dit uit. Als mensen die pas echt met meer zijn min of meer ongehinderd de Europese grenzen blijven oversteken (zoals nu gebeurt) dan is ‘de rest van de wereld’ ineens met meer hiér. Maar zolang dat niet zo is, denkt men, is het een viool waarop we kunnen blijven spelen.
Dat we ‘met meer zijn’ tegenover onverdraagzame radicalen is afgezien van onze weigering om daadwerkelijk homogeen, nationalistisch en protectionistisch te zijn ook niet waar om een andere reden. We zijn slechts ‘met meer’ totdat we niet meer met meer zijn, bewijst een wetenschappelijke studie.
Wetenschappers aan het ‘Rensselaer Polytechnic Institute’ hebben ontdekt dat als slechts tien procent van de bevolking een onwrikbaar geloof koestert dat dit altijd zal worden overgenomen door de meerderheid van de populatie. Niet acht of negen procent, maar tien procent. Dat is het omslagpunt.
Ze zeggen: ‘over het algemeen vinden mensen het niet leuk om een onpopulaire mening te hebben, dus zoeken ze naar consensus. Dit zoeken leidt ertoe dat ze zich laten overtuigen, dat ze meebuigen, anderen overtuigen’, enzovoort.
Dit verklaart voor mij het gebrek aan weerstand tegenover de huidige radicale identiteitspolitiek, die in onze samenleving taal wil beheersen, straatnamen wil veranderen, beelden wil verwijderen, biologische verschillen tussen mannen en vrouwen ontkennen en de wereld naar een ideologische utopie wil vormen. Tegenstanders trekken in toenemende mate aan het kortste eind – niet omdat ze niet met ‘meer zijn’ maar omdat ze moeten opboksen tegen de besmettelijkheid van tien procent onbuigzaamheid.
“People begin to question their own views at first and then completely adopt the new view to spread it even further. If the true believers just influenced their neighbors, that wouldn’t change anything within the larger system, as we saw with percentages less than 10 procent.”
Met meer zijn is leuk, als theorie, totdat je binnen een paar dagen, weken of jaren ineens onderdeel bent van een (tot voor kort) onverdraagzame minderheid. Hoe snel het kan gaan laten de wetenschappers zien in voorbeelden van Hitler Duitsland, de Arabische Lente en – als het onderzoek recenter was gedaan – radicaal links in onze universiteiten en overheidsinstellingen. Wees dus maar liever ‘met meer’ dan 90 procent om dat tegen te gaan.