Foto: Enoch Powel (ANP)
De immigratiepolitiek van de naoorlogse periode heeft het aanzien van ons land ingrijpend veranderd. Decennialang is er een breed gedragen beleid gevoerd, dat niet berustte op een maatschappelijke behoefte, maar op politieke ambitie. In deze bijdrage ga ik in op de analyse van de Britse journalist en schrijver Peter Hitchens. Vanuit zijn analyse van het ‘staatsmulticulturalisme’ in de Britse politiek, zal ik enkele lijnen doortrekken naar de Nederlandse situatie.
In Groot-Brittannië werd de onvrede over het immigratiebeleid voor het eerst openbaar door de roemruchte Rivers of Blood speech van Enoch Powell uit 1968. In apocalyptische bewoordingen wees Powell op de enorme risico’s die een ongebreidelde immigratie met zich mee bracht. De exacte interpretatie van deze speech houdt de gemoederen tot op de dag van vandaag bezig.
Maar samenvattend kunnen we zeggen dat (1) de werkelijkheid zelfs zijn meest sombere toekomstverwachting heeft overtroffen, (2) dat er racistische elementen in zijn speech zitten, die Powell, nogal ambigu, steeds in de mond van verontruste burgers legt, en (3) dat hij overweldigende steun kreeg onder de groep die het eerst de gevolgen van de massa-immigratie zouden ondervinden; de arbeidersklasse.
Hitchens heeft in verschillende publicaties gereflecteerd op deze speech. Hij verwijt Powell twee zaken: Door terloops, maar bewust, raciale of racistische elementen te benoemen, heeft hij de voorstanders van immigratie nog decennia ammunitie gegeven om conservatieve critici de mond te snoeren. Kritiek op immigratie kon sindsdien eenvoudig als racisme worden weggezet.
Ten tweede heeft Powell, als vertegenwoordiger van de conservatieve partij, de indruk gewekt dat de Tory partij een alternatief zou kunnen bieden. Volgens Hitchens ten onrechte. De Tories waren net zo vastbesloten in hun immigratie- en Europabeleid als de Labour partij. Volgens Hitchens zijn er geen wezenlijke verschillen meer tussen die partijen: “De conservatieve partij is egalitair, zet zich niet in voor de bescherming van het huwelijk, dat de basis vormt van moraliteit en sociaal conservatisme, is tegen nationale onafhankelijkheid en heeft haar lot verbonden aan het EU lidmaatschap. Het maakt echt geen verschil.” Het is precies de illusie van een politiek alternatief die ook in de Nederlandse context herkenbaar is. Het is de kartelpolitiek, waarin rond de verkiezingen ‘rechtse’ politici, met name van de VVD, de indruk wekken dat zij een ander beleid willen voeren. In werkelijkheid is er geen alternatief.
Hiermee is de vraag waarom de Britse overheid de massa-immigratie faciliteerde nog niet beantwoord. Hoe kon het gebeuren, dat er zo consistent beleid is gevoerd op een dossier dat zo weinig steun vond onder de bevolking? Natuurlijk, er zijn voor de hand liggende antwoorden: ‘Links wilde de stemmen, rechts de goedkope arbeid.’ Maar dit antwoord is nauwelijks overtuigend. Het verklaart niet de eensgezindheid binnen en tussen de partijen. In Groot-Brittannië wordt ook wel de Empire Strikes Back verklaring gebruikt. De immigratie was het onvermijdelijke gevolg van het koloniale verleden. Als je naar de verschillende Europese landen kijkt, maakt het koloniale verleden (soms) wel verschil voor de landen waaruit migranten komen, maar niet voor immigratie als zodanig.
Een van de weinige keren dat er in de Britse media iets naar buiten kwam over de politieke motivatie achter het immigratiebeleid, was toen twee medewerkers van de Blair regering een boekje open deden over de radicale politiek van Blairs New Labour. In een memo uit 2000, dat door Blairs speechwriter Andrew Neather openbaar werd gemaakt, stond de weinig verhullende zin dat het doel van de massa-immigratie was ‘to rub the Right’s nose in diversity‘ en dat men trachtte ‘door immigratie de sociale en economische doelen van de regering te realiseren.’ Massa-immigratie was de manier waarop de regering het Verenigd Koninkrijk ‘truly multicultural’ wilde maken. Er lag dus wel degelijk een agenda van ‘social engineering’ onder.
Elke Brit had zogezegd recht op de reuring en veelkleurigheid van de multiculturele samenleving. Ook al hadden ze er nooit om gevraagd. En meer nog dan enthousiasme voor het multiculturalisme, was het de weerzin onder de politieke klasse voor alles wat nog herinnerde aan het traditionele, christelijke Engeland van hun jeugd. Deze afkeer was zo groot, dat alles wat daarvoor in de plaats kwam als een verbetering werd beschouwd, zelfs de islam. (Hoewel die religie op tal van punten veel verder afstond van hun libertijnse idealen dan het door hen zo verguisde christendom.)
Wanneer je kijkt naar achterliggende cultuurpolitieke ambities, worden de morele rechtvaardigingen van asiel- en immigratiebeleid kwestieus. In de publieke ruimte wordt vooral geappelleerd aan de humanitaire noodzaak van het beleid en wordt de burger steeds kritisch gescreend op mogelijke racistische en chauvinistische sentimenten. Politiek die zich zo nadrukkelijk moreel legitimeert moet gewantrouwd worden. Ik probeer primair te kijken naar de verhouding staat en samenleving. Vanuit het eigen belang van een staatsapparaat is het wel heel plausibel, dat de oude christelijke moraal en gemeenschapszin, zelfs in een geseculariseerde vorm, een obstakel vormt voor de overheid om de samenleving te hervormen naar haar eigen ideaal.
De maatschappelijk impact van New Labour kan volgens Hitchens alleen vergeleken worden met de periode direct na de Tweede Wereldoorlog. In zijn boek The Rage Against God, beschrijft hij treffend hoe de Great Society gedachte in het Verenigd Koninkrijk niets minder dan een socialistische revolutie was. Terwijl het volk vrees werd ingeboezemd voor het grote Russische gevaar, zag die niet hoe in eigen land de gehele organisatie van de samenleving in grote mate werd gecollectiviseerd. Hitchens:
”Het waren juist de jaren veertig van de 20e eeuw, de revolutionaire periode van nationalisering, rantsoenering en toenemende staatsmacht, die de achtergrond en inspiratie leverden voor George Orwells 1984; zijn roman over een eeuwigdurende, socialistische toekomst van onderdrukking, discipline en schaarsheid. Want deze periode gaf een van de meest grondige pogingen te zien die ooit gedaan is in de geschiedenis van een vrij land met een rechtstaat en een gekozen parlement, om een socialistische staat op te richten. De Labour regering die in 1945 met een enorme meerderheid in het parlement werd gekozen, had vele kenmerken van een revolutie. Zij nationaliseerde privaat eigendom en centraliseerde de staatsmacht, waardoor de rol van de overheid in het volksleven enorm vergroot werd op een manier die nog nooit vertoond was in vredestijd (maar bekend was uit de recente oorlog).”
In lijn met Hitchens zie ik de immigratiepolitiek dus veel meer in lijn met het omwoelen van de burgerlijke (en voor een groot deel nog rurale, kleinschalige en agrarische) samenleving ten gunste van een concentratie van staatsmacht. Het doelbewust verzwakken van de traditionele samenleving en haar instituties, creëert enorme mogelijkheden voor een ambitieuze overheid. Het reflecteert een staatsraison, die inbeukt op alles wat nog over is van de burgerlijke samenleving, eigen ondernemerschap, de restanten van een kerkelijk leven; nooit met het oog op de burger, maar altijd met het oog op de staat en het kapitaal.
De laatsten die bevattelijk zijn voor het christelijke-conservatisme van Hitchens zijn wel de kerken zelf. Zij laten zich gewillig inschakelen in de bevolkingspolitiek van de neoliberale consensus, die zich op een dieper niveau juist tegen het christendom en traditioneel gemeenschapsleven richt. Dat de kerken geen raad weten met deze achterliggende problematiek is wel te begrijpen. Er is een permanente spanning gecreëerd, die eruit bestaat dat christenen dan weer als welkome verbinders worden gezien in het multireligieuze en multiculturele landschap, maar waar zij ook op elk moment als een afwijkende, religieuze identiteit kunnen worden geïdentificeerd en daarmee als potentiële bron van conflict kunnen worden aangemerkt. Het christelijke geweten wordt moreel gechanteerd nu van hen verwacht wordt dat ze zich kritiekloos inspannen voor een cultuurpolitiek project dat er juist op gericht is de laatste restanten van burgerzin en cultuurchristendom te elimineren.
Dit is geen pleidooi voor hardvochtigheid. Immigranten, vluchtelingen en arbeidsmigranten zijn hier; daar hebben burgers, overheden en kerken goed mee om te gaan. In lijn met de analyse van Hitchens is zelfs enige reserve bij veel nieuwrechtse dadendrang op zijn plaats. De weg van een opgelegde integratie is niet begaanbaar. Al die neoconservatieve suggesties over het verbieden van niqaabs, het monitoren van preken in moskeeën, ja zelfs het strafbaar stellen van extreme gedachten, bewerken een totalitaire overheid, die juist vanuit conservatief oogpunt onwenselijk is. Tegelijk wekken deze maatregelen de indruk, dat als er maar strenger wordt opgetreden, de immigratiepolitiek toch zou kunnen slagen. Prik deze illusie door en je ziet dat het enige alternatief voor opgelegde immigratie en staatsmulticulturalisme, een drastische inperking van immigratie en een zeer restrictief asielbeleid is.
In deze zin waarschuwt Hitchens ook voor de fixatie op terrorisme. Opnieuw is dit een neoconservatieve afleiding. De concrete dreiging van terrorisme wordt voortdurend uitvergroot. Op de lange termijn zal het ontstaan van grote migrantengemeenschappen veel meer invloed hebben op onze samenleving dan (de dreiging van) terrorisme. Deze nieuwrechtse controledrang is een symptoom van – geen alternatief voor – liberale bevolkingspolitiek. De focus op culturele en religieuze verschillen, op de verhouding tussen groepen in de samenleving, laat de eigenlijke problematiek, namelijk de verhouding tussen de staat en de samenleving, onbesproken.
In de afgelopen weken zijn er verschillende politieke incidenten geweest die perfect illustreren hoezeer de burgerlijke samenleving op het punt van capituleren staat. Halbe Zijlstra had wat mij betreft niet af hoeven treden vanwege een leugen. Veel belangrijker was, dat hij met die leugen gevoelens van angst in de samenleving wilde aanwakkeren die traditioneel worden geëxploiteerd door voorstanders van machtsconcentratie op het niveau van de staat, maar meer nog op het bovenstatelijk niveau (EU, NAVO). En in die leugen staat hij bepaald niet alleen. Hitchens spreekt zich nadrukkelijk uit tegen deze politieke wens om in Poetin een nieuwe bedreiging voor de wereldvrede te zien. De logica daarvan illustreert hij aan de hand van een van zijn ervaringen als Rusland correspondent:
”Ik zal me altijd herinneren hoe Gennadi Gerasimov, de woordvoerder van Gorbatsjov tegen een aantal sceptische westerse journalisten in de vroege jaren van Gorbatsjov – ze konden niet geloven wat hij aan het doen was – zei: ‘Wij hebben jullie het ergste aangedaan wat iemand jullie maar had kunnen aandoen, we hebben jullie je vijand afgenomen.’ En dat is sinds het einde van de koude oorlog het probleem van het westen geweest; er was geen vijand meer waarvan je tegen je bevolking kon zeggen: ‘Kijk, hier worden wij door bedreigd!’ Dus turen politici in Washington, in Londen en vele ander steden wanhopig naar de horizon, naar iemand die ze als vijand kunnen aanmerken.”
Ook de politieke campagne tegen nepnieuws en de laatste wetswijziging over orgaandonatie kunnen gezien worden als symptomen van een politieke cultuur die het niet langer als haar primaire taak ziet om het volk te representeren, maar om het volk te disciplineren en te controleren. Wie voorbij de politieke waan van de dag kijkt, zal moeten zien dat wat er nu op het spel staat niet langer de vraag is welke politieke koers er moet worden gevolgd, maar het behoud van een politieke cultuur als zodanig. Het scenario van een politieke klasse die zich eerst verwijdert van het volk, en zich vervolgens tegen dat volk richt is niet langer ondenkbaar.
Als Alex Brenninkmeijer (Buitenhof 11/02/18) in alle rust en ernst uitlegt dat de democratie niet meer functioneert, dat het parlement niets voorstelt, maar een ‘rare meeloop Tweede Kamer’ is geworden, hoor ik weinig verontwaardiging. Maar als er iets is dat links en rechts, conservatieven en progressieven zou kunnen verenigen, is het toch de zorg om het behoud van een politieke cultuur waarin die tegenstellingen nog enige betekenis kunnen hebben.
Dit is een bewerking van een lezing gehouden voor het Conservatief Café in Gouda op 13 februari. De auteur hoopt in april 2018 een Nederlandse vertaling van Peter Hitchens’ boek The Rage against God te publiceren bij uitgeverij De Blauwe Tijger.