“Het toppunt was wel de tentoonstelling van Zanele Muholi, waarbij de bezoeker geacht werd geïnteresseerd te zijn in de luie spinsels van een verwende snol, alleen omdat ze uit Zuid Afrika komt, lesbisch en zwart is.”
Naar aanleiding van bovenstaande zin (door mij geschreven) besloot de directie van de Rietveld Academie mij en Stefan Ruitenbeek (Keeping it real art critics, KIRAC) vorige week van de academie te weren; een beslissing die uiteindelijk uitmondde in een openbare discussie op de Rietveld Academie.
Na afloop van de discussie werd ik op weg naar buiten door een meisje aangesproken. Ze had wel begrepen wat ik met mijn omschrijving van Zanele Muholi had bedoeld, maar zei dat het haar als zwarte vrouw toch had gekwetst. Ze wilde weten of ik dat begreep, en zo ja, waarom ik het dan toch zo had opgeschreven. Toen ik antwoordde dat ik het zo had opgeschreven omdat ik werkelijk geloof dat het waar is, riep ze tegen me uit: “Maar dan zeg je dus eigenlijk dat ik genaaid ben, want als ik het als kunstenaar wil maken, moet ik volgens jou ofwel getalenteerd zijn, óf ik val als een soort inclusiviteitsbewijs, een ‘token’, in de handen van een blanke curator met haar eigen agenda”.
Ik zei: “Ja, dat is zo, ik denk ook dat je genaaid bent, in die zin dat je zelf verantwoordelijkheid zult moeten nemen voor deze situatie.”
Wat ik daarmee bedoelde, is dat zij ‘genaaid’ is zolang zij haar kunstenaarschap ervaart als een patstelling waarvan zij het slachtoffer is, in plaats van het te zien als een verantwoordelijkheid die bij haar ligt. Er ís namelijk helemaal geen sprake van een patstelling. Het hebben van talent, en het zijn van een ‘token’, zijn absoluut geen tegengestelden maar vertegenwoordigen bovenal allebei een realiteit als het in onze samenleving op kunst-maken aankomt.
Val je als kunstenaar binnen de categorie ‘vrouw’, ‘zwart’, of ‘LGBTQ’, dan krijg je nu eenmaal te maken met de daarbij horende connotatie. Die connotatie zit overal, hij zit in de manier waarop anderen naar je werk kijken, maar hij zit ook in je eigen hoofd. Zelf merk ik het als vrouw; het ‘tokenschap’ ligt als het ware op de loer, en de vraag is wat je ermee doet. Dit is uiteindelijk waar het begrip talent op slaat, want de enige verantwoordelijkheid die je als kunstenaar kunt en moet nemen, is het onderhouden van een interessante verhouding tot de realiteit. Doe je dat niet, dan krijg je te maken met mensen die je werk niet goed vinden, met mensen zoals ik dus.
Ik vind namelijk niet alleen dat het Zanele Muholi niet lukt om een interessante verhouding tot haar positie en identiteit aan te nemen, maar dat ze het ook helemaal niet probeert. Vandaar die ‘luie spinsels’.
Het feit dat niet iedereen het daarover met mij eens is, is een interessante nuance. Een Nederlandse mevrouw die mij aansprak vond het werk van Muholi “het mooiste” wat ze “ooit in het Stedelijk” had gezien, “niet alleen omdat het wat diversiteit brengt in de blankemannencultuur, maar ook omdat het diepzinnig werk is “.
Nu geloof ik honderd procent dat zij het mooi vond, maar wat betekent nou dat woordje ‘diepzinnig’ in deze context?
Volgens mij belanden we met die vraag bij de kern van de zaak, waarbij het bewonderen van de zwarte kunstenares die werk maakt over haar zwartheid voor de goedmoedige toeschouwer op zichzelf een esthetische, diepzinnige ervaring is; een soort ingebeelde verlichting waarbij de toeschouwer geniet van het opkijken tegen datgene waarover een soort vertrouwde consensus bestaat dat vage anderen er op neerkijken. Muholi faciliteert dat en dat is precies wat ik haar kwalijk neem. Ik kijk namelijk niet op haar neer en heb geen zin om voor anderen in te staan.
Dit artikel werd eerder gepubliceerd in de Volkskrant.