”Ik ken homo’s, het zijn stuk voor stuk lieve en vriendelijke mensen.” Of: ”Ik heb een transgender ontmoet. Wat een sympathieke lui zijn dat toch!” Beide uitspraken zijn voorbeelden van de wijze waarop minderheidsgroepen tegenwoordig geportretteerd worden: generaliserend en zonder enige nuance. Een beetje datgene wat de lieden die deze uitspraken doen, anderen verwijten. Maar goed, jezelf in perspectief plaatsen is niet iedereen gegeven.
Op zich is er geen probleem met vriendelijke homo’s, ook niet met een sympathieke transgender. Wat wel enigszins beangstigend is, is het dwepen met minderheidsgroepen, het wegvallen van elke nuance in de manier waar er over gesproken wordt. Want wat blijkt? Schijnbaar zijn álle homo’s lief en vriendelijk, en zijn álle transgenders sympathiek. Nochtans lijkt het mij dat homo’s en transgenders net mensen zijn, zoals u en ik. Zowel u als ik kan minder lief, onvriendelijk en weinig sympathiek zijn. Hetero’s kunnen erg leuk zijn, maar evenzeer hemeltergend irritant. Hetzelfde geldt voor homo’s en transgenders (en welke andere minderheidgroep dan ook.)
Een gevolg van de emancipatie van minderheidsgroepen is, dat koketteren met minderheidsgroepen voor sommigen een soort professionele bezigheid is geworden. Je ruimdenkendheid etaleren door de tot Bo omgetoverde Boudewijn te bejubelen als zijnde het summum van de menselijke vooruitgang, was bijgevolg wekenlang bezigheid nummer 1 van zij die hun goddelijke deugdelijkheid eens goed in de verf wilden zetten. Net zo is het met mensen die maar wat graag openbare plaatsen frequenteren in het gezelschap van een andersgetinte of –geaarde medemens. Het staat chic.
De homoseksuelen die tijdens de Gay Pride paraderen met pluimen in hun afgetrainde derrière, vallen in het niets vergeleken met de deugdelijken die via sociale media, op straat, onder vrienden of waar dan ook lopen te paraderen met hun ruimdenkendheid. Als ware gesels van politiek minder correcte mensen, eisen ze (wanneer de deugdzaamheid ze naar het hoofd is gestegen), een deugdelijkheidsexamen van eenieder die hun pad naar de morele hemel kruist.
Vergeet je per toeval op facebook een hagiografie te schrijven over Bo, of ontgaat je in de loungebar het belang van het benadrukken van je homovriendelijkheid? Vergeet je per ongeluk Trump een lul te noemen of leg je geen getuigenis af van je activiteiten bij Vluchtelingenwerk? Wel dan, bereid je in dat geval maar voor op het hellevuur dat zal opgestookt worden door de social media- en loungebarinquisiteurs. Badend in hun eigen lof, die in hun neusgaten als parfum ruikt, zullen deze moderne grootinquisiteurs van Sevilla je proces maken.
Er is geen ontkomen aan. Je naam zal worden verbonden aan zaken die weinig kies zijn, zoals nazisme, racisme of seksisme. Een ware damnatio memoriae zal je deel zijn. Je vertonen in de loungebar zal tot een weinig aangenaam tijdverdrijf worden, vrienden zullen je uitspuwen, vrouwen of mannen zullen je dumpen. Eenzaamheid is wat de afvallige te wachten staat.
Mensen hebben doorgaans – en zeker in deze geglobaliseerde tijden – weinig tot geen identiteit. Etniciteit, nationaliteit, religie, de dorpsgemeenschap of de stad: het heeft nog weinig betekenis. Jezelf een identiteit vormen gebeurt dan ook niet meer binnen de contouren van die aloude gemeenschappen. Neen, je vormt je heden ten dage een identiteit door volledig op te gaan in de emancipatie van minderheidsgroepen.
Deze laatste hebben hun toenemende recht op zelfbeschikking grotendeels te danken aan het verschrompelen van de eerste. De houvast die traditionele gemeenschappen boden, wordt nu gevonden in minderheidsgroepen. In plaats van uitpakken met het wapenschild of de kleuren van je stad, pak je anno 2018 uit met je t-shirt met regenboogkleuren. Of je voert actie met je Open Borders-kameraden. Of je typt je Facebookpagina vol met lofbetuigingen aan het adres van Bo.
De drang om mee te lopen met de door overheden en media aangevuurde kuddes, is sterk. Zo sterk dat er voor het gros der mensen geen ontkomen aan is. Zo sterk ook dat de paradoxen die deze evolutie met zich meebrengt, niet meer op één hand te tellen zijn. Minderheidsgroepen die elkaar het licht in de ogen en de lucht in de dampkring niet gunnen, zijn verworden tot werkinstrumenten, “tools” om het met een hippe term te zeggen, in handen van mensen die moreel garen willen spinnen uit hun vermeende filantropische inborst.
Het bedrijf Suitsupply bijvoorbeeld – bedrijven staan er naar het schijnt om bekend naar winst te streven – pakte onlangs uit met foto’s van elkaar kussende mannen. ”Om mee te gaan met de tijd en om iets leuks te doen”, verklaarde oprichter Fokke de Jong terwijl het in zijn gedachten ‘omdat het erg lucratief kan zijn’ luidde. (De Standaard, 22 februari 2018)
De gehoofddoekte moslima die niks moet hebben van welke minderheidsgroep dan ook, neemt het gewillig op voor getatoeëerde agent (in Vlaanderen is er momenteel een discussie gaande betreffende agenten met opzichtige tatoeages op hun armen), antiracistische actiegroepen kunnen amper hun antisemitisme verbergen, op het jaarlijkse reggae-festival in Geel treden geregeld zwarte groepen op die uiterst afkeurend staan ten opzichte van homoseksualiteit, enzovoort.
De tegengestelde belangen van deze minderheden vormen intussen een Toren van Babel. Er is geen overkoepelend orgaan dat de wildgroei aan minderheden emanciperende actiegroepen een halt toeroept. Bedrijven hebben de rol van de staat overgenomen en slaan de handen in elkaar met minderhedengroepen, die in hun ogen wandelende geldzakken zijn.
Alles bij elkaar genomen komt het hierop neer dat we in een dictatuur van minderheden zijn beland. Dat deze situatie onleefbaar is, zowel voor de meerderheid als uiteindelijk voor de minderheden zelf, staat buiten kijf. Indien deze doorgedraaide mallemolen niet snel wordt gestopt, dreigen we in een situatie aan te belanden waarin iedereen tegenover iedereen zal komen te staan. Want hou dit goed in gedachten: hebben minderheidsgroepen eenmaal bereikt wat ze wensten, houdt niets ze tegen om hún geplogenheden tot absolute norm te verheffen. Zo werkt dat eenmaal met mensen, en zeker met mensen in groepsverband.
Wie als overwinnaar uit deze survival of the fittest zal komen, is vrij duidelijk. De zich als ‘een van de minderheidsgroepen’ camouflerende moslimgemeenschap zal op termijn het pleit in haar voordeel beslechten. Willen de westerse democratieën zichzelf enige overlevingskans gunnen, dan is het nu de hoogste tijd om de waanzin van de minderheden-eisenpakketjes te beëindigen. Minderheden hebben in het Westen vrijheden te over. Ze beschikken over dezelfde rechten als elke andere burger en moeten ophouden met slachtofferschap als een beroepsmatige bezigheid te zien. Minderheden zijn net mensen en dienen dus niet over méér, laat staan over uitzonderlijke rechten te beschikken dan andere mensen.
Een democratie is een vat vol tegenstrijdige meningen, dat klopt. Zonder twijfel is de democratie ook geen ideale staatsvorm. Wel is het van alle staatsvormen naar mijn mening de minst erge. De angel zit hem in de rekbaarheid waarop onze democratieën momenteel maar weer eens worden getest. Mijns inziens dienen democratieën zichzelf te vrijwaren door vooral ook eens níet mee te gaan in de dramfilosofie die heel wat minderheden aanhangen. Dier eisen om méér democratie zijn bij momenten zodanig van de pot gerukt, dat een mens zich zeer terecht de vraag kan stellen of onbeperkte representativiteit wel zo’n goed idee is. Of beperkingen opleggen, hoe onsympathiek ook, misschien wél meer werkbaar is?
Men moet om het zo te zeggen ‘de kerk in het midden houden’, teveel is nooit goed. Teveel democratie dus ook niet. De NSDAP floreerde tenslotte ook op het idee van een ‘zuivere democratie.’ Over die ‘zuivere democratie’ zei Voltaire dat ze ‘het despotisme van het grauw is.’