Paul Cliteur & Dirk Verhofstadt, In naam van God, Houtekiet, Antwerpen/Amsterdam, 2018, 424 pagina’s, met illustraties en index.
”Waar men regeert in naam van God gaat de mens ten onder.” (p. 354)
”Willen we in onze multireligieuze samenleving tot meer harmonie komen dan gebeurt dat het best als iedereen een seculiere staat nastreeft. Een staat waarin geen religieuze maar humane waarden centraal staan en die door iedereen aanvaard en gerespecteerd worden.” (p. 279)
Dat is de centrale stelling van In naam van god door Paul Cliteur en Dirk Verhofstadt die schrijven alsof de duivel hen op de hielen zit. Het ene na het andere lijvige boek verschijnt van deze filosofen. Er zit hen inderdaad een duivel op de hielen.
”De opmars van de islamitische terreur vormt de grootste bedreiging voor de liberale democratie en voor de Verlichtingswaarden die we koesteren.” (p. 251)
Het is de duivel van het theoterrorisme: het islamitisch geïnspireerde terrorisme dat niet alleen slachtoffers maakt, maar vooral ook angst zaait en een bedreiging vormt voor de open samenleving.
”Wie ontkent dat er geweld gebruikt wordt in naam van God (of van een zogenaamde heilige tekst) is naïef of te kwader trouw.” (p. 59)
In naam van god is te zien als een aanvulling op Karl Poppers The Open Society and Its Enemies: religie in extremistische vorm is een bedreiging voor de open samenleving doordat er een totalitaire visie op de samenleving wordt gedrukt die geen vrijheid laat voor het individu.
Cliteur en Verhofstadt zien de
”[…] noodzaak van een militante seculiere tegenbeweging die niet plooit voor allerlei eisen van radicale leiders. Dat betekent dat er wereldwijd strijd moet geleverd worden tegen kindermisbruik, kindbruiden, genitale verminkingen, verplichte klederdracht, gedwongen huwelijken, verstotingen, polygamie, verkrachtingen, huiselijk geweld, huwelijkse gevangenschap en eremoorden. Ook op andere vlakken moeten we ons kanten tegen de opmars van religieuze regels zoals het onverdoofd slachten van dieren, het gescheiden zwemmen, de sociale druk om hoofddoeken te dragen, en dergelijke.” (p. 288)
Dit is het derde boek dat zij samen ondernemen. Eerder werkten zij samen aan Op zoek naar harmonie waarin Verhofstadt Cliteur interviewt over zijn filosofie en Het atheïstisch woordenboek. Veel van hun werk is uitgegeven bij uitgeverij Houtekiet die een bron is van hedendaagse Verlichting. Verhofstadt (Gent) en Cliteur (Leiden) behoren tot wat ik genoemd heb de Gent-Leidse School, de vaandeldragers van het project van de Verlichting in de Lage Landen, die zich kenmerkt door liberalisme, atheïsme, humanisme, mensenrechten, dierethiek, milieufilosofie, feminisme en wetenschappelijk naturalisme. Het opkomen voor de vrijheid van het individu is een kenmerk van hun beider denken en doen. Zij zien religie en met name de islam als een bron van geweld en onderdrukking, hoewel zij een onderscheid maken tussen de islam als religie en het islamisme als politiek-religieuze ideologie.
Hun kritiek heeft betrekking op het islamisme, hoewel natuurlijk niet te ontkennen valt dat ook jihadisten inspiratie putten uit de islam. In hun boek In naam van God beargumenteren zij dat, in tegenstelling tot wat veel mensen denken, religie een bron is van geweld en terrorisme. Islamitisch terrorisme wordt niet veroorzaakt door sociale uitsluiting of achterstelling, maar heeft wel degelijk een basis in de islam. Het is een buitengewoon hardnekkige opvatting dat de vele terreuraanslagen waarbij daders moslim zijn en waarbij Allah wordt aangeroepen geen directe relatie met islam zouden hebben.
In hun boek zoomen beide denkers uit en kijken ze naar rechtvaardigingen voor geweld en onderdrukking in religieuze bronnen, met name van de drie abrahamitische religies. Het blijkt dat in onze tijd het meeste terroristisch en ander geweld komt van de islam. Dat kun je glashard blijven ontkennen omdat je het niet wilt horen, maar dat is dan jouw geloof. En een geloof heeft niets met de werkelijkheid te maken. Dat is nu juist het kenmerk van geloof. ”Religie verbindt de eigen groep, maar splijt de gemeenschap”, schrijven de auteurs. Ze pleiten daarom voor een kosmopolitisch liberalisme waarin mensen vrij zijn om te geloven of niet te geloven. De religiekritiek van dit denkduo is een vorm van wat ik noem ‘moreel atheïsme’. Er wordt kritiek geleverd op religie vanuit een ethisch perspectief. De vraag naar het bestaan van God komt in het boek niet aan bod. Dat is epistemologisch atheïsme, waar Herman Philipse bijvoorbeeld uitgebreid over schrijft in God in the Age of Science. Ze sluiten aan bij De Rerum Natura waarin Lucretius schreef:
”We moeten ons bevrijden van de angst voor en het bijgeloof aan de macht van de goden.” (p. 354)
”Godsdienst is geen opium van het volk dat het volk verdooft, zoals Marx beweerde, het is eerder een agressief makende drug die de grendels van het persoonlijk geweten opzijschuift waardoor mensen tot alles in staat zijn.” (p. 354)
Abraham is de aartsvader van drie religies. Wie daarover nadenkt zal rillingen op de rug krijgen. Want Abraham is de man van het Befehl ist Befehl. Wanneer God hem opdracht geeft zijn zoon Isaac te vermoorden als offer, dan is hij daar zonder tegenspartelen toe bereid. Op het moment dat Abraham zijn zoon wil doden, grijpt God in en zegt dat het een test was. Een blinde gehoorzaamheidstest dus. Abraham zou zo iemand zijn die bij de testen van Millgram op instigatie van de wetenschapper met de witte jas bereid zou zijn om elektrische schokken tot op dodelijk niveau toe te dienen aan wat hij denkt dat de proefpersoon is (maar wat in werkelijkheid een acteur is die speelt alsof hij schokken krijgt).
Dat het blind en zonder vragen stellen opvolgen van bevelen als een deugd wordt gezien, is ijzingwekkend. Toch is dit wat de essentie is van jodendom, christendom en islam. Gelukkig neemt een meerderheid van de gelovigen het niet zo nauw met die geboden. Een minderheid van de gelovigen, de radicalen, extremisten, fundamentalisten, salafisten of hoe ze ook maar genoemd worden, wel. Zij gaan terug naar de bronnen en dat is levensgevaarlijk. Zij gaan ervan uit dat God de bron is van de moraal. Dit is morele heteronomie, dat wil zeggen dat een ander (in dit geval God) bepaalt wat goed is. Je hebt maar te aanvaarden wat de ander bepaalt dat goed is. Heteronomie staat tegenover morele autonomie waarin je zelfstandig beargumenteert waarom iets goed of slecht is.
De lezer wordt in het wijdlopige boek op de proef gesteld met een lange rij voorbeelden van religieuze moord- en slachtpartijen waarvan uitgebreid verslag wordt gedaan. Eerst een lang historisch hoofdstuk van de kruistochten tot de moord op de redactie van Charlie Hebdo. Maar dat is nog maar het begin. Hoofdstuk 4 heet ‘Dagboek van terreuraanslagen in 2017’. Eigenlijk niet helemaal correct want het gaat alleen om theoterrorisme, aanslagen in naam van god. Andere vormen van terrorisme, bijvoorbeeld in kwesties rond afscheiding en onafhankelijkheid, zijn niet meegeteld. De lezer krijgt 135 pagina’s ellende van theoterrorisme voorgeschoteld.
Wat zou iemand als Karen Armstrong, die van mening is dat terrorisme per definitie niets met religie te maken heeft, vinden van deze opsommingen? Of beweert zij, zoals ik vermoed, dat religie door terroristen gekaapt is? Maar het wordt wel heel moeilijk om te ontkennen dat al deze aanslagen niets met religie, merendeels islam, te maken hebben.
”De meeste aanslagen die in naam van God plaatsvinden hebben ook te maken met de grote afkeer van de daders voor de liberale democratie, de Verlichtingswaarden en de rechten en vrijheden van het individu. […] Kenmerkend voor radicale gelovigen is dat ze geen enkel ander geloof aanvaarden. Hun God heeft immers opgedragen om enkel en alleen de ware God te aanbidden en alle andere religies te verwerpen en zonodig te vernietigen.” (p. 116)
”De moordaanslagen van de daders zijn vanuit hun oogpunt heel rationeel en volkomen religieus. […] Het ‘dagboek’ toont aan dat religie een prominente rol speelt in het hedendaagse geweld.” (p. 117)
In reflectie op het dagboek schrijven de auteurs:
”[…] een groot deel van de aanslagen die tegenwoordig plaatsvinden worden gerechtvaardigd “in naam van God”. Het is belangrijk om dit te benadrukken, omdat bijna al onze politici en terrorismeonderzoekers totaal geen oog hebben voor deze religieuze dimensie. Integendeel, vaak wordt ze glashard ontkend.” (p. 249)
Daar maken Cliteur en Verhofstadt zich druk over:
”Door de manifeste misstanden in naam van religies te minimaliseren of te ontkennen, geeft men als het ware een vrijgeleide aan diegenen die hun achterlijke ideeën over de samenleving en het samenleven, willen doorduwen.” (p. 251).
Het boek is geïllustreerd met onder andere historische schilderijen met religieuze scenes zoals de moordpoging van Abraham. Het zijn echter niet zo zeer de schilderijen en illustraties die in het boek zijn opgenomen die van belang zijn, het is cruciaal om te begrijpen dat de afbeeldingen die er niet in zitten het probleem zijn. De auteurs pleiten voor de vrijheid van expressie. Zij citeren Stéphane Charbonnier, alias Charb, de cartoonist van het blad Charlie Hebdo, die op brute wijze door moslimterroristen werd vermoord: ”Ik sterf liever rechtop dan dat ik moet leven op mijn knieën.” Desalniettemin is er geen moslimcartoon opgenomen. Ik zal de laatste zijn om de auteurs en de uitgever van lafheid te betichten. We weten allemaal (behalve de – linkse – naïvelingen) dat het publiceren van dergelijke afbeeldingen, zelfs in een boek dat niet in moskeeën bestudeerd zal worden, gelijk staat met het over jezelf afroepen van jouw doodvonnis. Er is hier sprake van zelfcensuur. Zelfcensuur uit lijfsbehoud. Terecht. Maar dat betekent wel dat er in Nederland en België de facto geen vrijheid van expressie is. De staat kan de veiligheid van mensen die zo’n cartoon maken of publiceren niet garanderen. Zo’n staat is, volgens Cliteur en Verhofstadt, een failed state.
”Wat ‘vernederend’ is, is dat we onze wereldleiders zien kruipen om de meest gewelddadige krachten in de wereld tevreden te houden. De theoterroristen slagen er niet alleen in wereldleiders te intimideren, maar laten hen zelfs totaal ongeloofwaardige excuses verzinnen voor hun handelen. Onze wereldleiders worden geleid door angst, zo lijkt het, niet door overwegingen van fatsoen, respect en ambitie om de ‘dialoog’ aan te gaan.” (p. 260)
”Hedendaagse politieke leiders lijken burgers in westerse staten telkens hetzelfde advies te geven: daag terroristen niet uit. En door dat te doen laten ze de vrijheid van meningsuiting, godsdienstvrijheid, vrijheid van gedachte, kortom: de vrijheden die deze organisaties zouden moeten beschermen, in de steek.” (p. 258)
”De overheid schaart zich niet consequent achter diegenen die de vrijheid van meningsuiting gebruiken om vaak juiste kritiek te ventileren, maar spoort schrijvers en cartoonisten aan om zich in te houden, niet op zoek te gaan naar de confrontatie en al zeker niet om te beledigen, wat dat woord dan ook moge betekenen.” (p. 277)
”Veel mensen houden er tegenwoordig een uiterst beperkte opvatting van vrijheid van meningsuiting op na wanneer deze betrekking heeft op religieuze doctrines en religieuze iconen.” (p. 263)
Cliteur en Verhofstadt staan pal voor de vrijheid van expressie, zonder gemaar. Zij betogen dat door de overheid alle mensen die bedreigd worden vanwege hun meningsuitingen effectief beschermd moeten worden. ”Tegelijk moet de overheid meer investeren om de bedreigers op te sporen, op te pakken en zwaar te bestraffen.” (p. 263) Want vrijheid van meningsuiting geldt niet als er wordt gedreigd met of opgeroepen wordt tot geweld.
”[…] met de herleving van het islamfundamentalisme aan het einde van het vorige en het begin van het nieuwe millennium, plaatst het de wereld opnieuw voor problemen, problemen die door onze politieke leiders worden miskend omdat men daarvoor geen oplossingen heeft.” (p. 26)
In naam van god biedt weliswaar een glasheldere analyse van het probleem, maar weinig oplossingen. Wat zouden de politieke leiders moeten doen om dit probleem op te lossen? In ieder geval is duidelijk dat Cliteur en Verhofstadt van mening zijn dat er niet gemarchandeerd moet worden met de basisprincipes van de Verlichting zoals een scherpe scheiding tussen religie en staat en een niet wijken voor druk op de vrijheid van expressie. De vrijheid moet desnoods met macht en geweld verdedigd worden. Of zij ook pleiten voor afschaffing van religieus onderwijs en jongensbesnijdenis blijft in het ongewisse. (Er staat: ”Wie een baby besnijdt in naam van God gaat in tegen het recht op zelfbeschikking van elk individu.” (p. 284)). Het is een lijvig boek, wat het politiek ontoegankelijk maakt. Een lijstje concrete plannen (stappenplan tegen theoterrorisme) ware behulpzaam geweest, op p. 250 staan bijvoorbeeld twee heldere aanbevelingen (waarvan we weten dat ze niet zullen worden opgevolgd). In de landen met het meeste geweld zijn veel wapens voor handen en deze wapens worden geleverd door landen zoals Nederland en België! ”Vanuit ethisch standpunt is dit [internationale wapenhandel] verwerpelijk, net zoals het verwerpelijk is om diplomatieke- en handelsrelaties te onderhouden met diegenen die de terreurorganisaties financieren – zoals Saoedi-Arabië en Iran.”
Er is ook een, wat ik noem, christani-ban die in de VS aan invloed wint. Het gaat om christenen die zich verzetten tegen het onderwijzen van de evolutietheorie, voor wapenbezit, tegen abortus en euthanasie, tegen het homohuwelijk, en voor een grote invloed van christendom op de samenleving. En hoewel Trump zelf misschien niet zo uitgesproken devoot is, bestaat een groot deel van zijn aanhang wel uit de christani-ban. De open samenleving loopt in de Verenigde Staten misschien meer gevaar dan in Europa – hoewel Polen ook zucht onder het juk van de het katholicisme.
Er zijn lichtpunten in de duisternis menen de auteurs. Zij behandelen voorbeelden van verschillende soorten hervormers binnen de islam. Het betreft hier voornamelijk mensen met een moslimachtergrond die in het vrije westen kritisch kijken naar de islam. Er wordt geknutseld met de islamitische traditie. Sommigen gooien meer, anderen gooien minder overboord. De hele exercitie doet denken aan Thomas Jefferson die de bijbel herlas vanuit zijn morele standpunt en eruit knipte wat hem niet beviel, Cliteur en Verhofstadt spreken van hedonistische theologie (p. 338).
De zogenaamde Jefferson-bijbel is dan ook verrassend dun. Het is wachten op een dergelijk project van de Koran, al kun je je afvragen of er nog veel van overblijft. Een lange lijst van namen passeert de revue. Verhofstadt en Cliteur beschikken over haast bovennatuurlijke gaven om onnoemelijke hoeveelheden literatuur door te lezen. Het is duizelingwekkend hoeveel literatuur er in dit boek verwerkt is. Een probleem met al deze liberale islamhervormers is dat ze geen grote aanhang verwerven en dat de oppositie tegen hen fel is. Sommigen lopen ook gevaar voor hun leven. Als atheïst lees ik het schouderophalend. Er is geen God. Waarom zou je zo moeilijk doen om liberale waarden en wetenschap proberen samen te brengen met islam? Het hele idee heeft een sadomasochistische trek. Volgens mij is het een doodlopende weg. Intellectueel in ieder geval wel.
Ik sprak een keer met alevieten. Dat zijn zogenaamde liberale moslims, die in Nederland als verenging zijn aangesloten bij de Humanistische Alliantie. Ik vroeg hun of zij deden aan jongensbesnijdenis. Het antwoord was ja. Dat wil zeggen dat zelfs de meest liberale moslims in Nederland zich niet houden aan het respect voor de vrijheid van het individu. Lichamelijke integriteit en autonomie zijn kernwaarden van het liberalisme en humanisme. Het is dan ook een gotspe dat de alevieten deel uitmaken van de humanistische alliantie. De atheïstisch humanistische vrijdenkersvereniging De Vrije Gedachte maakte op grond van de jongensbesnijdenis bij de alevieten bezwaar bij de Humanistische Alliantie, maar kreeg nul op het rekest. Daarop stapte De Vrije Gedachte uit de Humanistische Alliantie en zodoende is er een humanistische alliantie in Nederland waarvan een islamitische vereniging die jongens mutileert lid is en de atheïstische humanistische vrijdenkers niet. Als dat niet krom is, dan zijn bananen recht.
Dit boek is denkcorvee dat Cliteur en Verhofstadt verricht hebben voor al die politici, experts en opiniemakers die zich hierover uitlaten. Zij hoeven nu alleen de samenvatting en analyse die het boek is maar te lezen. Maar ja, ook die samenvatting is 424 pagina’s. Cliteur en Verhofstadt vormen een falanx waar zij met open vizier ten strijde trekken voor de vrijheid van het individu. Laten we hopen dat het boek politieke en maatschappelijke invloed heeft. De auteurs weerleggen in ieder geval overtuigend de platitudes over religie en geweld die in het maatschappelijk debat de ronde doen.
In de epiloog nodigen de auteurs lezers uit om hun commentaar via email op te sturen en ze beloven plechtig erop te zullen antwoorden. In een volgende uitgave willen ze e.e.a. opnemen, wellicht dan ook met een stappenplan. Zij pleiten voor universele broederschap en empathie. Als voorbeeld wordt Henri Dunant genoemd die het Rode Kruis oprichtte om militaire slachtoffers om het even van welke partij te helpen.
”De basisprincipes van het Rode Kruis zijn doordrongen van het streven naar universele broederschap en staan in schril contrast met de particularistische trekjes van de diverse godsdiensten.” (p. 354)
Tot mijn verrassing blijkt de laatste zin van het boek een citaat uit mijn boek Hoe komen we van religie af te zijn:
”Wie religie omarmt als een middel tot emancipatie moet beseffen dat dit als een paard van Troje ook alle negatieve aspecten ervan mee binnenbrengt. Flirten met religie is een danse macabre.”