Beste redactie,
Vanmorgen publiceerden jullie een artikel naar aanleiding van het persbericht van Berenschot over de resultaten van hun onderzoek dat zij in opdracht van BOGIN, VIG en KNMP – uitvoerden (http://nieuws.tpo.nl/2018/03/07/tekorten-medicijnen-voorkeursbeleid/. De uitkomsten van dit rapport zijn een weinig verrassend, daar de vraagstelling al vooringenomen is geweest. Het preferentiebeleid doet genoemde partijen pijn en dat is logisch. Sinds de invoering van dit beleid immers zijn de prijzen van merkloze geneesmiddelen met zo’n 85-90% gedaald; een jaarlijkse besparing van zo’n € 800 miljoen. Een besparing die vóór de invoering in het voordeel van genoemde partijen was.
Medicijntekorten en -wissels zijn er altijd geweest. Voor het preferentiemodel werd dat nooit als probleem ervaren. De apothekers immers, hanteerden voor die tijd een inkoopbeleid dat er eveneens op was gericht om zoveel mogelijk korting te genereren. Deze bedongen kortingen (soms tot wel 90%) werden echter niet doorberekend aan de zorgverzekeraar. Sinds de invoering van het preferentiebeleid is die inkooprol door de verzekeraar opgepakt. Bedongen kortingen zorgen inmiddels voor een besparing van € 800 miljoen per jaar en dat loopt – met het vrijkomen van patenten – ieder jaar op. Deze kortingen worden direct doorberekend aan de patiënt en drukken de algemene zorgkosten significant.
Indien de BOGIN, VIG en KNMP echt geïnteresseerd zijn in de oorzaak en het gevolg van de geneesmiddeltekorten, dan zou een bredere vraagstelling moeten gelden. In het kader van het onderzoek heeft Berenschot niet de moeite genomen om GLN of één van de GLN-leden te benaderen. We zouden graag de andere kant van het verhaal vertellen en vooral mensen vertellen over het grote voordeel dat het preferentiebeleid met zich meebrengt: namelijk een significante besparing van kosten.
PERSBERICHT
Utrecht
7 maart 2018
Vandaag publiceert adviesbureau Berenschot het rapport ‘Effecten van het preferentiebeleid op beschikbaarheid van geneesmiddelen’. Het adviesbureau stelt dat geneesmiddelentekorten relatief vaak voorkomen bij preferent aangewezen geneesmiddelen. Het rapport is opgesteld in opdracht van BOGIN, Vereniging Innovatieve Geneesmiddelen (VIG) en KNMP. Met het invoeren van het preferentiebeleid zijn de prijzen van merkloze geneesmiddelen met zo’n 85% gedaald. Deze jaarlijkse besparing van zo’n € 800 miljoen kwam vóór de invoering van het preferentiebeleid ten goede aan genoemde partijen. De vooringenomen onderzoeksopzet kan daarom nimmer een realistisch beeld van het werkelijk effect van het preferentiebeleid geven. De vereniging van Generieke Leveranciers Nederland (GLN) trekt aan de bel.
“De geneesmiddelentekorten waaraan BOGIN, VIG en KNMP refereren komen voor bij alle soorten geneesmiddelen, zowel merk- als generieke geneesmiddelen. Die tekorten waren er trouwens ook vóór de invoering van het preferentiebeleid,” aldus Jan Broeren, voorzitter van de GLN. “Saillant detail daarbij is dat Farmanco – de KNMP website voor alle geneesmiddelentekorten – andere cijfers laat zien dan waar in het rapport van Berenschot aan wordt gerefereerd. Van alle ruim 600 meldingen die bij Farmanco staat geregistreerd, zijn er ruim 300 uit de handel genomen of vervangen, en gaat het bij de overgebleven ruim 300 meldingen over slechts 19 preferente geneesmiddelen. Als we naar de tekorten van de afgelopen jaren kijken, zien we ook nog eens dat het aantal tekorten van preferente geneesmiddelen met 1/3 is afgenomen terwijl de tekorten bij de andere categorieën geneesmiddelen, en dat zijn er meer dan 280, onverminderd hoog blijven.”
Sinds de invoering van het preferentiebeleid in 2008 is er zo’n 6,7 miljard bespaard op geneesmiddelen. Het preferentiebeleid van zorgverzekeraars is daarmee zeer succesvol gebleken. Naar schatting is het preferentiebeleid goed voor een jaarlijkse besparing van tenminste 800 miljoen, omgerekend € 40 per Nederlander per jaar. Bij meerdere geneesmiddelen met dezelfde werkzame stof en sterkte bepaalt de zorgverzekeraar welke variant wordt vergoed. Dit is het preferentiebeleid. Doel van het preferentiebeleid is de geneesmiddelenleveranciers te laten concurreren op de prijs van geneesmiddelen die niet meer gepatenteerd zijn. Zo dalen de totale uitgaven voor geneesmiddelen. Patentgeneesmiddelen zijn duur omdat de kosten voor ontwikkeling worden doorberekend in het medicijn. Nadat een geneesmiddel uit patent is en er andere – generieke – geneesmiddelen op de markt komen kunnen deze in veel voorkomende gevallen voor gemiddeld 10% van de oorspronkelijke prijs worden geproduceerd en geleverd. Echter, tot de invoering van het preferentiebeleid in 2008 berekende de apotheker deze korting op de kosten van het generieke geneesmiddel niet door aan de zorgverzekeraar. De apotheker maakte zodoende extreem hoge winstmarges op de levering van generieke medicijnen.
Broeren: “Het preferentiebeleid maakt de afname van een product voorspelbaar omdat er voor twee of drie jaar een leveringsafspraak wordt gemaakt en er niet steeds van leverancier gewisseld wordt. Vóór de invoering van het beleid hanteerden apothekers hun eigen inkoopbeleid. Dat inkoopbeleid was er bij veel apothekers op gericht zoveel mogelijk korting te genereren voor de apotheker zelf. Er werd toen ook regelmatig van medicijn gewisseld ook als er geen tekorten aan de orde waren en medicijntekorten zijn er altijd geweest. Medicijntekorten en medicijnwissels werden toen nooit tot probleem gemaakt.”
Met het preferentiebeleid hebben de Zorgverzekeraars voor bepaalde geneesmiddelen de inkooppositie van de apothekers grotendeels overgenomen. Daar waar de apothekers eerst zelf bepaalden waar ze de medicijnen inkochten, bepalen de verzekeraars nu welke generieke geneesmiddelen ze vergoeden. De pakketafspraken tussen apothekers, groothandels en enkele grote geneesmiddelenconcerns worden hiermee voor een belangrijk deel doorbroken. Dit soort brede leveringsafspraken behelsden nagenoeg totaalleveringen (80% van het apothekersaanbod), waardoor kleinere spelers uit de markt werden geduwd. Die kleinere leveranciers zijn juist nodig om concurrentie te behouden en ervoor te zorgen dat ook de patiënt profiteert van lagere prijzen.
De werkzame stof in een generiek geneesmiddel is gelijk aan die van het merkgeneesmiddel. Hierdoor heeft de patiënt in de regel geen last wanneer er een medicijnwissel plaatsvindt. Naast de werkzame stof bevatten geneesmiddelen ook hulpstoffen. Deze stoffen veroorzaken zeer zelden een bijwerking. In uitzonderlijke gevallen kan het voorkomen dat iemand bijvoorbeeld allergisch is voor een bepaalde hulpstof.” Dit kan echter ook voorkomen bij een merkgeneesmiddel. Een preferent geneesmiddel heeft exact dezelfde werkende bestanddelen als het oorspronkelijke geneesmiddel.”
GLN streeft naar een zogenaamd fair playing-field, waarbij alle spelers het spel volgens dezelfde regels spelen. Broeren: “Niet alleen zorgen we hierdoor voor eerlijke concurrentie, waar de patiënt het meeste baat bij heeft, ook spelen we zo geld vrij dat elders in de zorg beter besteed kan worden.”
De vereniging Generieke Leveranciers Nederland (GLN) bestaat uit zes leveranciers van generieke geneesmiddelen. GLN-leden bieden generieke geneesmiddelen aan voor een eerlijke prijs bijvoorbeeld in de aanbestedingen van zorgverzekeraars. Op deze manier zorgen de GLN-leden ervoor dat de kosten, voor een groot deel van de geneesmiddelen, in Nederland beheersbaar en betaalbaar blijven.