Een verhalenbundel recenseren is, per definitie, waarschijnlijk een nóg grotere uitglijder op de schaal van precisie dan het recenseren van een roman. Heb jij bij een roman meestal nog een overzichtelijk aantal personages, dat bijeen wordt gehouden door een plot, of iets dat daar op lijkt, met een verhalenbundel heb je iets in handen dat meestal alle kanten opwaaiert en waarvan het geven van een accurate indruk of samenvatting in een recensie derhalve nóg lastiger is. Met Kiev op de bodem van een glas heeft de jonge auteur Tobias Wals (1993) in ieder geval een poging gedaan de recensent ter wille te zijn. Alle verhalen spelen zich af in Kiev. Bijna alle personages zitten in de leeftijdscategorie van de auteur. En de beschreven personages hebben als voornaamste kenmerk dat ze kortstondig een rol spelen in diens leven, met de nadruk op kortstondig: het zijn vrijwel zonder uitzondering passanten. Een ander gemeenschappelijk element in de verhalen is de drankinname, vandaar ook de titel, neem ik aan. Leuk allemaal, hoor ik de lezer denken, maar is het volgens jou, meneer de recensent, de moeite waard om twee uur van mijn leven te besteden aan het lezen van ‘Kiev op de bodem van een glas’? Hoewel het nut van literatuur een hachelijk onderwerp is en ik op afstand onmogelijk kan beoordelen of het lezen van dit boek binnen de context van jóuw leven de moeite waard is, kan ik, uit eigen ervaring, meedelen dat het boek me aan paar zorgeloze uurtjes heeft bezorgd, waardoor ik geneigd ben ‘het bezorgen van zorgeloze uurtjes’ als een kwaliteit van deze verhalenbundel te beoordelen.
Misschien is het nuttig de eerste – nogal lange zin – van deze verhalenbundel integraal in deze recensie op te nemen, zodat je in ieder geval een redelijk precieze indruk krijgt van de stilistische vermogens van Tobias Wals; het is tevens de eerste zin van het verhaal ‘Rode Legerstraat 43’. Komt-ie…
‘Alles begint en eindigt in Palata No.6, dat stinkende hol onder de Kievse straatstenen waar mannen meisjes volgieten met reageerbuisjes vol felgekleurde dranken en de serveersters zusterpakjes dragen met weinig rok en heel veel been, terwijl ze bekeken en betast worden en nog meer reageerbuisjes van de bar naar de tafels dragen, naar de gasten die zuipen en zich volgieten en bestasten tot ze van hun stoel vallen en naar de taxi’s gesleept worden die buiten staan te wachten om dronkenlappen af te voeren naar alle uithoeken van die grote, onverschillige stad.’
Wie afhaakt bij deze eerste zin is misschien ook meteen van zins bij deze recensie af te haken (‘niks voor mij!’), maar ikzelf vind het, zeker achteraf, een fraaie en veelzeggende opener van wat je in deze verhalenbundel kunt verwachten. Wals is erg goed in het beschrijven van situaties. Aangezien hij een groot deel van de verhalenbundel in een nogal goedkoop hostel verblijft met daarin armlastige jongeren en hij amper door beroepsmatige bezigheden gestoord lijkt te worden, balanceren de meeste situaties die hij opvoert op het randje van verveling, zinloosheid, verstilling, frustratie dan wel openlijk falen. Dat zou een argument kunnen zijn tegen deze verhalenbundel (‘wat moet ik daarmee?’), maar onder de getalenteerde pen van Wals krijg je feitelijk een generatieportret geserveerd dat zich in elke stad had kunnen afspelen. De beschreven passanten (bijna iedereen verdwijnt aan het einde van een verhaal uit het leven van de auteur, dat is een constante) hebben vage missies en al even vage drijfveren. En het enige dat hen meestal overeind houdt is de drank. Of het zinloos ronddwalen op internet. Toch is ‘Kiev op de bodem van een glas’ geen zwaar boek. Wals onthoudt zich van een oordeel. Dat leest heel prettig. En op de zeldzame momenten dat hij zichzelf onder de loep legt, komt hij ogenschijnlijk tot de conclusie dat zijn eigen drijfveren en gedragingen net zo vaag zijn als die van de personages in zijn verhalen, hetgeen op zijn minst een sympathiekere indruk maakt dan dat de auteur zou concluderen dat hij beter of slimmer is dan de menselijke schimmen die hij in beeld brengt.
Hoe achteloos mooi Tobias Wals kan schrijven blijkt ook uit de eerste paar zinnen van het verhaal ‘Russische vloot’. Komt-ie weer…
‘Jan was een klein mannetje in een slobbertrui. Zijn hoofd was een brede, ronde schijf, oranjeroze van kleur. Daarin dreven twee smalle oogjes met lange wimpers. Hij had rossig haar dat als een vettig stukje stof over zijn voorhoofd hing. Over zijn gelaat lag de grauwe mist van Engelse industriesteden.’
Eigenlijk ‘vertelt’ Wals in deze debuutbundel niet bijster veel; hij laat zien wat er in de onderste regionen van de maatschappij zoal passeert, in dit geval de Oekraïense. Hij doet dat met een vanzelfsprekendheid en flair waarvan je je afvraagt wat er zal gebeuren als Wals zich, veel meer dan in deze vingeroefening, fanatiek op een onderwerp of verhaallijn zal storten.
Hoe dan ook is het een troostrijke gedachte dat er in de 21-ste eeuw nog jonge schrijvers bestaan als Tobias Wals, die ongevoelig lijken voor hypes en tussen alle vermeend spraakmakende informatie in de media blijven registreren wat er in straten en huizen en hotelkamers gebeurt, die normaliter naamloos blijven, maar evengoed onderdeel zijn van de werkelijkheid als, pakweg, de nieuwe raket van Elon Musk.