De antiracist toont steeds onbeschaamder zijn ware, berekenende en opportunistische aard. Op hoge toon worden eerst raciale verschillen tot fundamentele tegenstellingen verklaard. Vervolgens kijkt hij met sardonisch genoegen toe hoe de revolutionaire chaos om zich heen grijpt. En tenslotte wendt hij zich onaangedaan af van de verwoesting, die hij zelf heeft aangericht, om uiteindelijk – high van het eigen morele gelijk – op zoek te gaan naar een nieuw slagveld en een nieuw slachtoffer om te bevrijden van het enige kwaad dat er echt toe doet; het racisme. Dit uitgekiende procedé is het ultieme white privilege.
Toen in de jaren tachtig de blanke elites in Nederland en tal van andere westerse landen de apartheid bestempelden tot het ultieme kwaad ging er geen dag voorbij of de wandaden van het blanke regime werden breed uitgemeten in de media. In de Heilige Strijd tegen de apartheid werden geweld en terrorisme zonder noemenswaardige reserves gerechtvaardigd. Dat dit revolutionaire geweld vooral de meest kwetsbaren raakte, in overweldigende mate black on black geweld betrof en doelbewust werd aangejaagd door het ANC, deed daar niets aan af. Toen Zuid-Afrika in de post-apartheidsjaren afgleed tot een kleptocratie verloren media en politiek al snel hun belangstelling voor het land. Men had een nieuwe apartheidsstaat ontdekt in het Midden-Oosten en ging over tot de orde van de dag.
Zonder het onrecht van de apartheid op enige manier te bagatelliseren durf ik de stelling wel aan dat de anarchie en wetteloosheid van het nieuwe Zuid-Afrika meer slachtoffers hebben geëist onder alle bevolkingsgroepen dan het apartheidsregime in haar hele bestaan. In het bijzonder de blanke boeren moeten het ontgelden. De beruchte plaasmoorde drijven de boeren tot radeloosheid. Zonder noemenswaardige belangstelling vanuit het Westen, groeit het Witkruismonument in Noord-Transvaal uit tot een ereveld met duizenden kruizen voor evenzovele irrelevant geachte slachtoffers van het non-raciale post-histoire.
Doorgaans worden deze plaasmoorde door westerse commentatoren weggerelativeerd. De blanken krijgen hun fair share van het alledaagse geweld dat de Zuid-Afrikaanse samenleving nu eenmaal kenmerkt. En eigenlijk zijn de blanken nog steeds bevoorrecht, omdat er ook “veel zwarte mensen worden vermoord” (prof. Bart-Jan Gewald). Dit relativisme is slechts instemming in een statistisch jasje. Ik heb eens geprobeerd om in een groep van belezen predikanten aandacht te vragen voor dit onrecht. Van een politiek geëngageerde collega kreeg ik te horen dat “blanke Zuid-Afrikanen op geen enkele vorm van mededogen hoeven te rekenen”. Daar hebt u uw linkse solidariteit. Wat mij nog het meest verontrustte was de stelligheid waarmee blanke Zuid-Afrikanen definitief buiten de kring van menselijke solidariteit werden geplaatst.
Het apartheidsverleden is niet zomaar een vorm van onrecht die in relatie staat tot andere vormen van onrecht en die misschien ook keerzijden en nuances kent. De blanke Zuid-Afrikaan heeft niet zozeer iets kwaads gedaan, maar is de quasi-religieuze belichaming van het Kwaad. In die zin heeft de apartheid, als de keiharde valuta van de morele verontwaardiging – anders dan de Zuid-Afrikaanse Rand – nog geen enkele last van devaluatie. Sterker nog, die geschiedenis is uitermate instrumenteel voor het psychologisch welbevinden van de antiracist. De blanke boer maakt het mogelijk om het kwaad, dat ook in ons en in onze geschiedenis zit, buiten onszelf te plaatsen en het te kunnen veroordelen zonder dat onze eigen morele superioriteit op enig moment in gevaar komt. Die ondankbare rol heeft de blanke, christelijke boer. Hij lijkt genoeg op ons om de weerzin tegen ons eigen christelijke en koloniale verleden op te projecteren en verschilt tegelijk in voldoende mate van ons nieuwe, liberale zelf om hem voorgoed te verwijderen uit de menselijke gemeenschap. Een onvervalste zondebok.
Nu met de nieuwe president, Cyril Ramaphosa, de Zuid-Afrikaanse regering zelfs de schijn van gelijkberechtiging niet meer ophoudt bereikt de geschiedenis van de blanke Zuid-Afrikanen een beslissende fase. Ramaphosa, een product van de ANC-kleptocratie met een geschat privévermogen van 450 miljoen dollar, heeft aangekondigd dat blanke boeren onteigend zullen worden zonder enige vorm van compensatie. Na de plundering van de staatskas en de destructie van de collectieve voorzieningen rest alleen nog het toe-eigenen van de bezittingen van de Afrikaners. Een Zimbabwe-scenario lijkt onafwendbaar. En dan spreek ik nog niet eens over het apocalyptische geweld dat de Afrikaner gemeenschap te wachten staat. Dat is de prijs van het morele gelijk en de wetenschap aan de goede kant van de geschiedenis te staan. Een prijs die natuurlijk door geen enkele westerse betweter betaald hoeft te worden.
De moreel superieure antiracist zou het waarschijnlijk niet lang uithouden als zijn geweten alleen zou kunnen parasiteren op het kwaad van die kleine groep Afrikaners (zolang die er nog zijn) en de minuscule (vermeende) apartheidsstaat van de zionisten. Dichter bij huis, minder uitgesproken, maar van cruciaal belang voor het instandhouden van de antiracistische biotoop, bevindt zich de blanke arbeidersklasse, of wat daar nog van over is. Met zijn groeiende frustratie over de gevolgen van de massa-immigratie en zijn reserves ten aanzien van islam en multiculturalisme is de blanke burger de onmiskenbare lievelingsvijand van het politiek-correcte geweten.
Deze week kwam het nieuws naar buiten dat in het Engelse Telford Pakistaanse gangs 40 jaar lang ongestoord de blanke onderklasse hebben kunnen terroriseren. Het monsterverbond van een politiek correct bestuursapparaat en een anarchistische subcultuur van islamitisch radicalisme, heroïnehandel en sociale ontwrichting hebben een maatschappelijke werkelijkheid gecreëerd waarin deze gangs zich ongestoord te buiten konden gaan aan het intimideren, verkrachten en exploiteren van jonge meisjes. Deze onthullingen komen enkele jaren nadat dezelfde wantoestanden in Rotherham in de openbaarheid kwamen. In beide gevallen wordt het onrecht niet alleen genegeerd, maar zijn pogingen de slachtoffers te beschermen en iets te doen aan opsporing en berechting nadrukkelijk tegengewerkt.
De enige reden dat dit kwaad zich zo heeft kunnen nestelen in de Engelse maatschappij is dat overheden, politici en politiediensten maar één ding konden bedenken dat erger was dan deze rechteloosheid: het verwijt van racisme over zich af te roepen. De antiracist zal er geen nacht minder door slapen. Opnieuw wordt de prijs van de morele superioriteit immers door anderen betaald. Het ene kwaad is het andere niet. Als slechts een fractie van de ziekelijke misdrijven van de Pakistaanse gangs zou zijn begaan door blanke mannen of katholieke priesters zou de verontwaardiging overweldigend zijn. Maar anders dan blanke daders, hebben blanke slachtoffers geen plek in het morele universum van de antifascisten.
Naar aanleiding van de Telford-onthullingen heb ik op YouTube eens de lezing bekeken die de voormalige voorman van de English Defense League, Tommy Robinson, in 2015 heeft gehouden voor Oxford Union. Voorheen was ik in de veronderstelling dat deze club niet veel meer was dan een groep anti-islam hooligans. Na het beluisteren van zijn lezing was ik onder de indruk. Het was alsof hij deed waar links alleen maar mee koketteert: opstaan tegen onrecht. Het racisme-verwijt klinkt in toenemende mate hol en leeg als Robinson laat zien dat niet alleen autochtone Britten, maar ook Joden, zwarten en niet-islamitische immigranten slachtoffer zijn van islamitisch racisme. De ijver die die politie en justitie aan de dag leggen om Robinson en zijn geestverwanten het zwijgen op te leggen en te vervolgen, staat in schril contrast met hun onverschilligheid ten aanzien van het structurele geweld van Pakistaanse misdadigers. De bestuurlijke en journalistieke elite vindt in Robinson en de arbeidersklasse die hij representeert, de eigenlijke oorzaak van intolerantie en polarisering. En zo richten politieke daadkracht en journalistieke verontwaardiging zich niet op het maatschappelijk onrecht maar op het protest dat daar slechts een symptoom van is.
Liberalen en sociaaldemocraten hebben hun lot verbonden aan de vermeende slachtoffers van het racisme. Het opgeruimde gemoed van de antiracist vindt haar contrapunt in de gewetenloze blik van Ahdel Ali, de verkrachtende pooier uit Telford. De liberale verontwaardiging over het oude Zuid-Afrika, verdraagt zich prima met de apocalyptische anarchie die zich daar nu openbaart. Zo switcht het bipolaire geweten van de bevoorrechte klasse steeds tussen de twee uitersten van moralisme en gewetenloosheid.
Kenmerkend voor de geesteszieke speelt de vraag naar de maatschappelijke werkelijkheid geen enkele rol. Die onder ogen te zien vereist morele vastberadenheid en gewetensvol optreden in een samenleving die nooit helemaal vrij zal zijn van onrecht, racisme en ongelijkheid. De bipolaire stoornis van het identiteitspolitieke idealisme ontneemt burgers precies datgene wat nodig is voor rijk en arm, blank en zwart, immigrant en autochtoon om het uit te houden in die complexe wereld: de wet, de handhaving van de wet en de gelijkheid van een ieder voor de wet. Wanneer dat wordt losgelaten rest slechts cynisme, anarchie en uiteindelijk het recht van de sterkste.
God behoede Zuid-Afrika, God behoede Israël, en God behoede ons allen, wanneer die antiracistische dystopie werkelijkheid wordt.