Foto: Youtube
Hoe het begon? Het begon met een onmogelijkheid, zoveel is zeker. Een onmogelijkheid die, kan ik alvast verklappen, helaas niet minder onmogelijk is geworden met het verstrijken van de tijd. Terwijl ik op mijn vingers terugreken, even denken hoor – de tijd stoomt door zonder acht te slaan op onze verwondering – ik geloof dat het november was, november vorig jaar, toen alles nog anders was.
Ik stond in mijn tuin te kijken naar niets in het bijzonder, en daar was het! Dat waarvan niet in het openbaar kan worden verhaald zonder je de hoon op de hals te halen van een naar hoon neigend publiek. Maar goed: kak aan het publiek. Het publiek vindt zoveel. Je daaraan iets gelegen laten liggen is een gebed zonder einde, dus we zetten dapper door, zullen we?
Met trillende oogleden boven stomgeslagen ogen nam ik het volgende waar, geloof het of niet: iets massief zwarts, zwarter dan de nachtelijke hemel erachter, gleed met zeer constante snelheid van oost naar west over de huizen uit het zicht. Zo over mijn hoofd!
Met mentale vingers streepte ik in een fractie alle logische verklaringen weg: vliegtuig, helikopter, drone, ballon, satelliet… niets paste in het profiel van de enorme driehoek die ik zojuist had zien overvliegen, met aan elk uiteinde een beslist gedempt, melkachtig wit licht, als het stervende schijnsel van een batterij-arme zaklantaarn. Ik stond als aan de grond genageld terwijl wat het ook was weggleed tegen de met sterren bezaaide hemel: oncontroleerbaar, onnavolgbaar, volstrekt onverklaarbaar. Ik bleef even kijken naar de roerloze sterren, drukte mijn peuk uit en keerde terug naar binnen, terug achter de behaaglijk flikkerende hemel van mijn beeldscherm. Wat te doen?
Ik liet het gaan, keerde terug naar de actualiteit. Maar het bleef aan me trekken. Hoe kon ik dit laten passeren? Hoe kon ik met andere woorden terug naar normaal?
Hoewel ik natuurlijk dondersgoed wist en wéét dat een waarneming zoals hierboven beschreven hooguit dient als anekdotisch curiosum om tijdens feestjes en partijen te laten rondgaan door de huiskamer, wilde ik – nee, moest ik mijn verhaal kwijt aan iemand die niet direct in de lachstuip zou schieten.
Zo raakte ik in contact met Bram Roza en Alex Griffioen: twee absolute eindbazen die met hun ufo meldpunt als enige in Nederland serieus verslag doen van de activiteiten van ongeïdentificeerde objecten in ons luchtruim en als dank daarvoor aan de ontvangende kant staan van de hoon en argwaan afkomstig van een doorgaans grondig ongeïnformeerd publiek. Hetzelfde publiek overigens dat geen kale kik gaf toen de New York Times kort geleden het nieuws bracht dat het Amerikaanse congres een geheim defensieproject van het Pentagon inzake ufo’s van de nodige fondsen voorzag.
Nu wil het geval dat mijn melding bij de heren landde op exact het ogenblik dat ze bezig waren met een zeer lezenswaardig onderzoek naar de met afstand best gedocumenteerde waarneming van een ongeïdentificeerd vliegend object uit de vaderlandse geschiedenis, namelijk die boven de luchtmachtbasis Soesterberg in 1979. Ik raad iedereen aan dit onderzoek te lezen en te delen.
Terwijl ik het onderzoek van voor naar achteren las en herlas, werd mijn belangstelling gewekt voor een andere gebeurtenis, ook in relatie tot Soesterberg, die plaatshad twee jaar eerder in 1977, waarbij bovendien een Amerikaanse straaljager boven Nederlands grondgebied betrokken zou zijn geweest en waarover de wildste geruchten de ronde deden. Zo lezen we op de totaalvandepotgeruktemaarkapotlollige website Niburu.co de nogal stellige tekst:
”In augustus 1977 werd een schotelvormig object waargenomen boven de vliegbasis (Soesterberg), waarna een F-4 Phantom van het Amerikaanse 32nd Tactical Fighter Squadron werd ingezet om de UFO te onderscheppen. Het vliegtuig was uitgerust met een compleet wapenarsenaal, wat erop wijst dat het niet ging om een routinevlucht. De F-4 crashte uiteindelijk in de Noordzee.”
Na wat rudimentair naslagwerk over deze, toegegeven, opmerkelijke crash, nam ik zoals gezegd contact op met Roza en Griffioen (hoed af voor hen trouwens, nooit een hulpvaardiger tweetal meegemaakt), en merkte dat de crash zich ook al in hun belangstelling mocht verheugen, hetgeen op zich voor de hand lag gezien hun belangstelling voor de massa-waarneming in ’79 boven Soesterberg. Afijn, ik begon te lezen over de noodlottige straaljager, en mij viel direct op hoe weinig er eigenlijk over deze zaak te lezen viel, en dat terwijl soortgelijke ongevallen in die periode vrij uitgebreid beschreven zijn. Tja, dan moet je dus net mij hebben.
Wat ik weet.
Ik weet dat de Phantom in de late ochtend van 29 augustus 1977 vertrok in wat wordt genoemd een routinevlucht – twee stuks Phantom F-4 zelfs, de tweede oefening in het leven van onze hoofdpersonen als onderdeel van een vierdaagse “cross-country”. Nu is dit natuurlijk allemaal volmaakte wartaal voor een volstrekte leek als ik, maar voldoende raadselachtig van klank om de haaruiteinden van nieuwgierigheid te schroeien aan de rafels. En zo geschiedde.
Nog geen drie dagen vóór het noodlottige ongeval meldde het reformatorisch dagblad dat:
”Alle Nederlandse vliegvelden (…) de komende weken verhoogde vliegactiviteiten vertonen. (…) Bij de oefening ‘Coldfire‘ worden de operationele vliegbases Leeuwarden, Twenthe, Deelen, Soesterberg, Eindhoven, Volkel en Gilze-Rijen eveneens betrokken. Behalve extra starts en landingen is er op de basis ook sprake van laagvliegactiviteiten. Tenslotte opereren in september vanaf Gilze-Rijen 18 Amerikaanse jachtvliegtuigen van de Tactical Fighter Wing. Het verblijf van deze jachtvliegers past in een cyclus van oefeningen, die in april dit jaar zijn begonnen.”
First luitenants Mickey L. Johnston en Patrick H. Pondrom, twintigers uit Louisiana, maakten deel uit van het 32ste Tactical Fighter Squadron gelegerd te Soesterberg toen ze vanuit Duitsland op een onderscheppingsoefening vertrokken in de richting van de Noordzee. Een tweede Phantom begeleidde hen. Even ten noordwesten van het Waddeneiland Terschelling verdween de kist van de radar. Even later namen getuigen vanaf de kust een paddestoelachtige wolk waar.
In de Leeuwarden Courant werd bij monde van de Amerikaanse onderzoekscommissie ooggetuigen gevraagd van het voorval. In het stukje wordt tevens melding gemaakt van reeds bestaande getuigenverklaringen, namelijk dat het toestel in brand is gevlogen en daarna in zee terecht gekomen.
”Zij hadden tenminste een vuurbal en veel rook gezien”
terwijl een ander nieuwbericht meldde dat
”de plaats (…) vrij precies (kon) worden opgegeven, omdat een vissersboot de Phantom heeft zien neerstorten.”
”Een Wieringer visser sloeg alarm en meldde Scheveningen Radio dat hij de straaljager vlak naast zich in zee heeft zien storten”
aldus het nieuwbericht.
Pieter Schram, huischroniqueur van de 306 Search and Resque Squadron te Leeuwarden die betrokken was bij de berging van de Phantom, noteert op basis van door hem geraadpleegde squadrondagboeken het volgende:
”(…) vissers in de omgeving zagen hoe het toestel, dat bezig was met een routinevlucht, een explosie aan boord kreeg en brandend neerstortte. Toen de straaljager het wateroppervlak raakte, explodeerde het geheel”
waaraan hij toevoegt:
”Vijf viskotters die in de buurt aan het vissen waren, staakten hun werkzaamheden en spoedden zich naar de crashplaats om naar de beide inzittenden te zoeken.”
Over de oorzaak van het ongeval tastte men al direct in het duister. ”Weersomstandigheden kunnen het ongeval niet hebben veroorzaakt”, wist de woordvoerder van het squadron op Camp New Amsterdam (CNA) te Soesterberg met verrassende beslistheid te melden en dat zij, de Amerikanen, zelf een onderzoek waren gestart naar de toedracht – hetgeen voor de hand ligt wanneer je manschappen sneuvelen.
In de Soesterberg basis-circulaire The Interceptor van 2 september 1977 wordt uitgebreid stilgestaan bij het verlies van beide vliegers:
”This kind of tragedy hits hard anywhere but especially here at CNA where we are a rather small, close-knit organization and community.”
En over de bemanningsleden:
”We knew Mickey as an effusive, affable guy whose ebullient attitude, sense of humor, and always ready smile were something we came to depend on. Pat was more of a quiet person, one who made his presence felt through his competence and silent strength.”
Bij monde van de basiscommandant in Soesterberg, werd het algemeen heersende gevoel onder de eenheden in Soesterberg ten uitdrukking gebracht, met name ook de waardering voor de hulp die de Amerikanen kregen van Nederlandse hulpdiensten:
”I’d like to mention here the tremendous support, both moral and physical we’ve received from our Dutch allies during this trying time. From the time we first learned that something was amiss, our friends in the RNLAF and the Dutch Navy scoured the waters of the North Sea day and night searching for our downed flyers.”
En inderdaad! De aanvankelijke uitgebreide reddingsoperatie werd een nog uitgebreidere bergingsoperatie waaraan iedereen en zijn moeder deelnam: de aanwezige Wieringer viskotters, toevallig voorbijvarende koopvaardijschepen, reddingsboten van Terschelling, Nederlandse marineschepen- en helikopters, Amerikaanse eenheden, noem het maar op. Terwijl het wrak werd afgeboeid, doken kikvorsmannen in de diepten der Terschellinger Gronden op zoek naar de omgekomen bemanningsleden.
Wat ik weet? Niet veel, maar nog net genoeg misschien om te weten dat de lieden die mijn aanhoudende vragen ofwel niet, ofwel met hele lappen tekst beantwoordden in de regel nog geen rijstkorrel waarheid te bieden hadden. Als ik in mijn transformatie van columnerend stuk ongeluk tot noest onderzoeksjournalist één ding heb geleerd, is het dit: hoe gekker de stellingen, hoe lastiger het is om een min of meer solide bron voor de bewering te vinden, en iedereen praat poep.
Aldus begon een maandenlange zoektocht naar de herkomst van de bewering dat de noodlottige straaljager opgeroepen zou zijn om een ufo te onderscheppen. Lokale kranten berichtten hier toen in elk geval niet over (ook niet over de crash trouwens, terwijl de landelijke kranten dat wel deden), en de brave borsten van de lokale radio te Soest hebben zich vergeefs wekenlang voor mij ingespannen in hun archief.
Na langdurig vragen, graven, nog een keer vragen en doorvragen, kwam ik tenslotte uit bij ene Gary Stedman, een Britse vliegtuigfotograaf, die in 2000 het volgende berichtte:
”The suspicious loss of another F-4 that year was only recently brought to my attention, a USAF example crashing into the North Sea during an apparent 1 v 1 ACM exercise. The aircraft is known to have been carrying a live warload, suggesting an alert sortie rather than a routine exercise. The crashed Phantom was from the 32nd Tactical Fighter Squadron, stationed at Soesterberg in Holland – Soesterberg was allegedly overflown by a disc shaped object, the Phantom being launched to intercept. Lack of evidence is a major factor in this incident, my source also suggesting a cold war confrontation as another possibility.”
Na herhaaldelijke pogingen om contact met Stedman te leggen, meldde hij dat zijn harde schijf kort na het vermeende contact was gecrashed zodat hij niets kon overleggen over de bron, behalve dat het om de broer van een van de bemanningsleden zou gaan.
”Out of the blue one day I received an email from the brother of a deceased USAF F-4 pilot/WSO – can’t remember if he was front or back seat on a F-4. In the 70’s he was stationed with the 32nd TFS at Soesterberg and died in a crash in the North Sea. The USAF accident report says the aircraft went down during routine training, which would not be an unusual occurrence during that timeframe, but he believed that Soesterberg had been overflown by a unknown disc and his brothers aircraft had been launched to intercept. He also said that the aircraft carried a live warload, which would suggest a QRA/alert jet rather than one on routine training. From memory I think his sources were others stationed at Soesterberg at the time.”
Vragen aan levende nabestaanden leverden niets op behalve een hardnekkig stilzwijgen, maar met behulp van een soort genealogisch deduceren kwam ik tenslotte uit bij de broer van de omgekomen piloot Johnston, die op zijn beurt eveneens overleden bleek te zijn in 2007. Wederom een dood spoor. Letterlijk.
Maar de genoemde broer blijkt niet de enige bron van de geruchten te zijn geweest. Toen ik de Nederlander P. van O., een voormalig majoor gelegerd in Soesterberg, op facebook de ufo-connectie voor de voeten wierp, reageerde hij uitermate stellig met de (zoals later bleek eveneens foutieve) weerlegging dat ”een hydraulisch defect in het vlucht controlesysteem” de oorzaak was van de crash, waarop een andere diender weer reageerde dat het gerucht inderdaad de ronde deed op de basis:
”I do remember the UFO rumor.”
Het verhaal van de ufo deed dus kennelijk wel degelijk de ronde in het kamp ruim voordat de veronderstelde broer contact opnam met Stedman, hetgeen ook bleek uit zijn antwoord op onze vraag naar meer informatie:
”From memory I think his sources were others stationed at Soesterberg at the time”
maar dat kan ook terug te herleiden zijn tot een waargenomen ufo in medio September 1977, toen personeel van vliegbasis Twente een vreemd, lichtgevend voorwerp waarnam, later door een vaderlandse ‘ufowerkgroep’ uitgelegd als de ster Sirius.
Hoe dan ook is het grootste probleem met de Soesterberg-ufo-connectie dat de Phantoms helemaal niet zijn opgestegen van Soesterberg maar vanuit Wildenrath. Mickey en Pat waren op vrijdag 26 augustus reeds naar Duitsland afgereisd om aldaar deel te nemen aan de genoemde cross-country oefening, dus als het ufo-gerucht al de ronde deed op de basis dan was het zeker niet in relatie tot deze crash, en zo kwam ik dus toch weer uit bij de gebeurtenis van twee jaar later, de ufo van ’79 die Alex en Bram zo uitgebreid hadden gedocumenteerd.
Gebaseerd op de schaarse informatie die ik inmiddels bij elkaar heb gepuzzeld kon ik in elk geval met een zekere ingehouden vreugde de redactie van Niburu mededelen dat hun tekst in het geheel incorrect en sowieso feitelijk compleet onjuist is (wat verrassend!): in augustus ‘77 werd geen schotelvormig object boven vliegbasis Soesterberg waargenomen; ook werd de F4 niet ingezet om een ufo te onderscheppen, evenmin was het vliegtuig uitgerust met een compleet wapenarsenaal, en ging het bovendien nadrukkelijk wel om een routinevlucht.
De laatste zin, wist ik er nog zelfvoldaan-gloeiend aan toe te voegen, was wel correct: de Phantom stortte inderdaad neer in de Noordzee.
De redactie moet hun meest evenwichtige esoterische dierhelpers hebben aangeroepen voordat ze mij met ingehouden woede hun antwoord ”we zien je bevindingen graag tegemoet” toestuurden.
Hoewel de afgelopen maanden voor mij geheel in het teken stonden van het nauwgezet trachten te reconstrueren van deze crash – dát en stoppen met roken – merkte ik een rap afkalvende belangstelling voor de zaak op bij intimi toen ik de ufo-connectie tot nepnieuws verklaarde, maar de ontoegankelijkheid van betrokken instanties én de veelheid aan uiteenlopende en vaak elkaar tegensprekende verklaringen rondom deze zaak, maakten dat ik de zaak voorlopig niet los kon laten.
Aldus ving ik aan met een offensief om informatie dat haar weerga niet kent (in Veghel). Ik stuurde verzoeken naar elke en alle in leven zijnde betrokkenen bij het ongeval, diende een Freedom of Information Request in bij de Amerikaanse luchtmacht, en bedolf mezelf in plaatselijke archieven. In deel II doe ik verslag van mijn zoektocht.