Het bedrijfsleven is voor ca. 80% verantwoordelijk voor de vitale infrastructuur van Nederland. Binnen de vitale sectoren ontstaan veelal de complexe crisissituaties. Voorbeelden zijn de kredietcrisis, cybercriminaliteit, (langdurige) uitval van essentiële voorzieningen (gas, water, elektra, telecommunicatie), georganiseerde criminaliteit en de voedselonveiligheid.
De overheid is verantwoordelijk voor het proces van rampenbestrijding en crisisbeheersing. Op nationaal niveau heeft het Ministerie van Justitie en Veiligheid als coördinerend vakdepartement de leiding. Op regionaal niveau zijn het de 25 veiligheidsregio’s die daar invulling aan moeten geven.
Merkwaardig genoeg is het bedrijfsleven niet in deze crisisstructuur verankerd en wordt nauwelijks invulling gegeven aan publiek-private samenwerking, een enkel convenant daargelaten. Dit komt hoofdzakelijk doordat de overheid zich richt op de klassieke rampenbestrijding en vrijwel niet op de moderne crisisbeheersing, zo blijkt uit vele onderzoeksrapporten. In 2008 leek het de goede kant op te gaan bij de nationale oefening Waterproof. Delen van Nederland stonden onder water en men oefende het evacueren van mens en dier uit omvangrijke gebieden. Daarvoor werden plannen gemaakt waarbij overheid en bedrijfsleven intensief samenwerkten, ondersteund door een nationaal adviescentrum vitale infrastructuur (NAVI). Vanaf 2009 heeft dat helaas geen follow-up gekregen en is de samenwerking tot een bedenkelijk niveau weggezakt. Het NAVI is zelfs geheel ontmanteld en het ontbreekt de verantwoordelijke instanties aan visie, beleid en lerend vermogen op dit terrein.
Deze situatie moet worden verbeterd. In crisissituaties dient sprake te zijn van een optimale publiek-private samenwerking. Partijen moeten elkaar blindelings weten te vinden, zowel op operationeel als strategisch niveau. De basis hiertoe wordt gelegd in de voorbereidingsfase. Daarom is het noodzakelijk om binnen de veiligheidsregio’s het bedrijfsleven als structureel veiligheidspartner te omarmen. Dit kan door vertegenwoordigers van VNO-NCW, MKB en/of de Kamer van Koophandel op te nemen als permanente vertegenwoordigers binnen de veiligheidsdirecties. Gezamenlijk werken aan strategie, risicoanalyses, crisisplannen en invulling geven aan geïntegreerde opleidingen, trainingen en oefeningen is dan realiseerbaar. De wederzijdse kennis en het kennissennetwerk wordt verstevigd en met elkaar kan er lering worden getrokken uit daadwerkelijke crisissituaties.
Op nationaal niveau zal de publiek-private samenwerking ook een kwaliteitsimpuls moeten krijgen. Dat kan worden gerealiseerd door vertegenwoordigers vanuit de werkgeversorganisaties en vitale bedrijven permanent op te nemen in de stuurgroep nationale veiligheid. Er zal een professioneel kenniscentrum voor publiek-private samenwerking bij crises moeten worden ingericht en binnen de Nationale Academie voor Crisisbeheersing moeten opleidingen en oefeningen voor functionarissen uit beide sectoren worden geïntensiveerd. Verder zal door middel van liaisons vanuit het bedrijfsleven in grootschalige crisissituaties snel en flexibel moeten worden aangesloten bij de landelijke publieke crisisstructuur.
Publiek-private samenwerking zal de crisisbeheersing in Nederland aanzienlijk kunnen versterken. Zeker in een dynamisch tijdsgewricht waar tal van sluimerende crisissituaties elkaar opvolgen. Door kennis, kunde, investeringen en krachten te bundelen, zullen overheid, private sector en wetenschap synergie bereiken en de beste resultaten behalen bij het oplossen van crisisbeheersings- en veiligheidsvraagstukken. De veiligheid en het veiligheidsbewustzijn van de burger zullen daarmee zijn gediend en daar is het uiteindelijk om te doen.