Het is een unieke gelegenheid. Deze woensdagavond kunnen we de start van een heel nieuw bestuurlijk stelsel meemaken. Amsterdam heeft de stadsdelen voor de derde keer op rij gereorganiseerd. In 2010 fuseerden sommige stadsdelen, in 2014 raakten ze hun bevoegdheden grotendeels kwijt en dit jaar zijn er opnieuw veranderingen: de bestuurders in het stadsdeel worden voortaan benoemd en de gekozen volksvertegenwoordigers zijn gedegradeerd tot adviseurs. Woensdagavond komen de nieuwe volksvertegenwoordigers van Amsterdam Zuid voor het eerst samen.
Wat is dit voor bestuur? Het enige wat duidelijk is, is dat de naam is gewijzigd. Deze commissie gaat voortaan door het leven als ‘stadsdeelcommissie’. Verder is de commissie een adviesorgaan van de Amsterdamse gemeenteraad. Maar hoe serieus en belangrijk die taak is, is onbekend.
Deze woensdagavond is het de taak van de nieuwbakken volksvertegenwoordigers hun rol te ontdekken. Ambtenaren blijken daar een opmerkelijk dominante rol in te vervullen. Dat begint al bij de locatie. De stadsdeelcommissie is te gast in het Huis van de Wijk, een multifunctioneel centrum in Buitenveldert. Het stadsdeelkantoor is hier vlakbij. De enige reden om niet in dat kantoor te vergaderen is dat ambtenaren willen dat de stadsdeelcommissie geen vergaderclub wordt, zoals de eerdere deelraden, maar een commissie die expliciet in contact staat met de burger.
De stadsdeelcommissie gaat op instigatie van de ambtenaren de komende tijd de wijken in. Of veel burgers deze aanpak weten te waarderen is niet duidelijk. De naïeve waarnemer denkt wellicht dat er vijftien toeschouwers op de stadsdeelcommissie zijn afgekomen, maar dit blijken bij nadere beschouwing allemaal ambtenaren en oud-stadsdeelbestuurders.
Deze eerste bijeenkomst is heel informeel: er is een kring van stoelen zonder tafel of microfoons en een moderatormevrouw probeert met constructieve opmerkingen de juiste sfeer erin te krijgen. Een vrolijke tekening op een flip-over completeert het geheel. Deze symboliseert ‘de jungle’ waar de stadsdeelcommissie zich in begeeft.
Beeldvorming is tegenwoordig alles en daar hebben de ambtenaren in Zuid goed over nagedacht. Er is een fotograaf die zeker twintig minuten de tijd neemt om ontzettend veel groepsfoto’s te maken. Hij blijft ook tijdens de bijeenkomst fotograferen. Als er nauwelijks journalisten en fotografen interesse hebben in de stadsdeelcommissie, dan produceert de gemeente zelf maar wat content, zo is de gedachte. Toch is de journalistieke belangstelling eigenlijk overweldigend: naast uw verslaggever is ook de wijkkrant komen opdraven. De vriendelijke meneer gaat de commissie volgen, zegt hij.
De demissionaire bestuurder Sebastiaan Capel – een stug ogende D66’er – verwelkomt de commissie en vertelt dat hij ook niet precies weet hoe het zal gaan. Het is aan de commissie wat hun prioriteiten zijn. De leden moeten in ieder geval ‘het gevoel dat ze gekozen zijn’ koesteren. Capel denkt dat burgers de commissie vertrouwen en dingen van de commissie verwachten. De ondernemers in Zuid zitten ook op de stadsdeelcommissie te wachten, weet hij.
Het klinkt allemaal ietsje te hoogdravend voor een commissie waar geen Amsterdammer ooit van gehoord heeft, laat staan om gevraagd.
Dan zegt Capel iets interessants: de leden komen weliswaar van verschillende politieke partijen, maar ze zijn allemaal gekozen door de burgers van Zuid. Ze hebben dus iets gemeen. Zo wordt deze commissie weer op een bepaald spoor gezet: het moet géén vergaderclub worden en er moeten zeker géén fracties komen. Er moet gezamenlijkheid ontstaan. En dus is er een voorstelrondje waarbij slechts een van de vijftien leden meldt voor welke partij hij gekozen is. Bij de borrel staan de leden toch weer per partij gegroepeerd.
De hoogste ambtenaar van het stadsdeel herhaalt nog maar eens dat de stadsdeelcommissie helemaal zelf bepaalt wat ze doet en hoe ze vergadert. De kern van haar boodschap zit echter in een bijzin: de commissie gaat niet over geld, heeft geen bevoegdheden en ook geen controlerende taken. Het enige waar de commissie kennelijk over gaat is hoe ze vergadert en waar. Maar zelfs op dat punt hebben ambtenaren een stevige vinger in de pap want het vergaderschema is al gemaakt en binnenkort vindt er een ‘bootcamp’ plaats.
Pas als de ambtenaar zegt dat het demissionaire dagelijks bestuur de eerste adviesaanvragen wel kan afhandelen, begint een van de commissieleden tegen te sputteren. De ambtenaar werpt haar een boze blik toe.
Indachtig het idee dat hier het gebied centraal staat en niet partijen, ligt er in het voorstelrondje veel nadruk op waar de leden wonen. We horen tot op straatniveau waar men gehuisvest is en hoe lang al. We horen ook wat beroepen langskomen. Een vrouw doet ‘executive search’, een man is ‘recruiter in het hogere segment’, een vrouw voert als ambtenaar ‘een transitieagenda’ uit, een man werkt bij AEGON en is veel in het buitenland, een vrouw is toezichthouder bij de AFM, er zijn twee advocaten, twee studenten, nog iemand uit de HR en zo gaat het verder.
Een oud-stadsdeelbestuurder vindt het leuk dat de commissie zo jong is. De gemiddelde leeftijd ligt inderdaad laag, waarschijnlijk onder de veertig. Het is eenvormigheid troef: iedereen is hoog opgeleid, goed verdienend of studerend. De leden noemen allemaal drijfveren omdat de door de ambtenaren ingehuurde moderatormevrouw dat wil, maar het zijn vrijwel allemaal thema’s waar de stadsdeelcommissie niet over gaat, zoals openbaar vervoer, bouwprojecten en erfpacht. Al snel overheerst de beleidstaal zoals ‘planning en control-cyclus’ en ‘participatie aan de voorkant’.
Moderatormevrouw Maud heeft verstand van dit proces, horen we. Ze gaat ‘ideeën ophalen’ en ‘denkkracht gebruiken’. Een commissielid heeft ervaring met participatietrajecten en dat vindt Maud heel nuttig en interessant. Zie hier weer de impliciete positie waarin de commissie zich deze eerste avond laat drukken: de leden moeten vooral de oren en ogen van de burger zijn en de mensen lekker laten participeren. Niet te politiek doen dus. Het lijkt de aanwezigen te ontgaan dat de hoogopgeleide samenstelling vrijwel uitsluitend tot een vergaderclub kan leiden, niet tot burgerparticipatie.
Maud vindt het heel goed dat ‘jullie zoveel ideeën hebben’. Maar hoe gewenst zijn die ideeën echt? De stadsdeelcommissie hinkt op twee gedachten: de leden hebben zelf een mening over Amsterdam Zuid of de leden halen de mening van de burgers op. Een jongen van GroenLinks lijkt aan het einde van de avond wel wat te voelen voor dat participatie-ideeën-ophaal-visioen. Uw verslaggever vraagt: wat als die krakende asielzoekers in Zuid hadden gezeten en de buurt wil dat ze opsodemieteren? Gaat het GroenLinks-lid dan aan de gemeenteraad adviseren dat ze moeten opkrassen? Hij twijfelt.