Het Forum voor Democratie (FvD) krijgt nu al enige maanden veel kritiek te verduren: de partij zou intern een democratisch gebrek hebben, en daardoor zichzelf positioneren als een soort PVV 2.0. Boze leden, opvallend genoeg vaak oud-VVD’ers, stapten uit de partij vanwege het democratisch tekort. Opinisten steken en masse het opgestoken vingertje in de lucht voor FvD: op ThePostOnline roept Gert Jan Geling zelfs gekscherend op Forum voor Democratie om te dopen naar Forum tegen Democratie. Maar is interne democratie wel zo essentieel als wordt voorgespiegeld? En is FvD nou écht het stoutste jongetje in de klas, of is de partij gewoon de enige die hierom geshamed wordt?
Als we media en partijdissidenten mogen geloven heeft FvD haar ware gezicht als autocratische partij laten zien: het partijbestuur beslist met vrije hand welke leden moeten afzwaaien, de macht van het bestuur is statutair goed dichtgetimmerd en voor inspraakprocedures zijn flinke quora en quota nodig. Baudet en de zijnen zeggen op hun beurt weer dat de huidige structuur van de partij bedoeld is om de nog zeer jonge organisatie te stabiliseren en te voorkomen dat de boel al ruziënd uit elkaar valt. Baudets lijn is duidelijk: electoraal succes en een helder Forum-geluid in de Nederlandse politiek zijn prioriteit nummer één. Interne discussies komen later wel.
Op een recente campagnebijeenkomst in Amsterdam becommentarieerde Baudet kort de kritische leden die uit FvD gestapt zijn vanwege het gebrek aan partijdemocratie. Het gaat hier om veel voormalige VVD-politici die, volgens Baudet, binnen FvD vooral baantjes willen jagen en de partij intern vooral op de VVD willen laten lijken. Het is markant te noemen dat (oud-)VVD’ers zich zo druk maken om partijdemocratie. Het is een bekend verhaal dat de ledenvergadering van de VVD vandaag de dag één grote klapmachine zou zijn, maar dat is niet de reden dat ik hiernaar verwijs. Wat opvallend is is dat de VVD in haar beginjaren met een even ijzeren vuist geregeerd werd als FvD nu.
De VVD werd in 1948 opgericht door een samenkomst van de al bestaande Partij van de Vrijheid (PvdV) en het Comité-Oud, een groepje progressief-liberalen die niet samen met hun partij de Vrijzinnig Democratische Bond (VDB) op wilden gaan in de PvdA, gecentreerd rond hun leider Pieter Oud. Oud zou, zoals het digitaal archief van de VVD zelf stelt, ‘de partij domineren tot zijn terugtreden in 1963’.
Vanaf het prilste begin was Oud oppermachtig. Niet alleen werd hij lijsttrekker van de VVD, terwijl zijn comité met zo’n 500 leden vele malen kleiner was dan de PvdV met zo’n 20 000 leden, ook kwamen 3 van de 8-9 verkiesbare plekken op de VVD-lijst uit de koker van Comité-Oud. De naam van de VVD is overigens ook verzonnen door Pieter Oud zelf.
De alleenheerschappij van Pieter Oud ging nog jarenlang door. Het bestuur kwam maar weinig bijeen. Oud schreef persoonlijk de verkiezingsprogramma’s, had een doorslaggevende stem bij de kandidaatsstellingsprocedure voor de VVD-lijst bij de Tweede Kamerverkiezingen en was de enige persoon die ministerskandidaten aanwees als de VVD meedeed aan een kabinet. Hoewel er ongetwijfeld kritiek was op het solistische optreden van Oud slikten de VVD-ledenvergaderingen het als zoete koek en was de electorale winst die Oud veroorzaakte genoeg om iedereen tevreden te stellen. Pas toen de VVD de Provinciale Statenverkiezingen van 1962 verloor kregen Oud’s critici echt voet aan de grond. In 1963 trad hij terug als partijleider.
Deze korte geschiedenis van de VVD is niet bedoeld als ordinaire tu quoque richting de partij van Mark Rutte, maar als reminder dat het heel normaal is als beginnende partijen een sterke, visionaire leider hebben. In de jaren ’50 stond het profiel van de VVD nog niet vast: er waren veel verschillende mensen die veel verschillende verwachtingen van de partij hadden. Pieter Oud heeft gezorgd dat de knopen waar nodig doorgehakt werden zonder dat er om elk wissewasje een interne strijd losbarstte. Op dezelfde manier is Forum voor Democratie een jonge partij met veel kapers op de kust: heel logisch dat Baudet strak de regie houdt.
Naast dit consolidatie-argument heeft Baudet een punt wanneer hij naamsbekendheid, zetels en ledengroei prioriteert. Dit zijn namelijk de zaken waar het om draait. De onverminderd sterke positie van FvD in de peilingen wijst uit dat het FvD-stemmers niet veel uitmaakt hoe democratisch of ondemocratisch de partij intern is: ze zijn het eens met de standpunten van de partij, steunen haar acties en hebben vertrouwen in Baudet als partijleider. Van de meer dan twintigduizend FvD-leden ligt uiteindelijk maar een handvol wakker van iets als interne partijdemocratie.
Dit laatste is een interessant punt: hoe democratisch statuten van een partij ook zijn, uiteindelijk is de praktische machtspositie van de partijleider veel groter. Sid Lukkassen schreef in zijn boek De Democratie en haar Media dat dankzij de dynamiek van het medialandschap één persoon bijna vanzelf het middelpunt van aandacht voor de partij wordt, en de belichaming van haar politieke standpunten. De partij wil immers zo herkenbaar mogelijk worden voor de kiezer. Een ledenkader kan nog zo kritisch zijn, partijbaronnen kunnen nog zo invloedrijk zijn: zolang de partij zetels blijft winnen krijgt de politiek leider daar de credits voor, en trekt hij mensen naar de partij die door hem geïnspireerd raakten, wat hem als leider weer sterker maakt.
Deze positie heeft Baudet bij FvD, en die zou hij ook hebben als alle dissidenten hun zin zouden krijgen wat betreft ledeninspraak en partijstatuten. Mensen stemmen nu eenmaal op FvD om Baudet en alles dat hij vertegenwoordigt; ik moet de eerste FvD-stemmer die op de partij gestemd heeft vanwege Robert de Haze Winkelman of Betty Jo Wevers nog tegenkomen. Als de partijleider, het gezicht van de partij, door interne processen wegvalt verdwijnen meteen kiezers en, op de langere termijn, herkenbaarheid. Ik begrijp heel goed dat het bestuur van FvD – zeker in deze beginnende fase – zegt: ‘daar beginnen we niet aan’.
Zoals Pieter Oud bij de VVD zal Baudet komende tijd blijven domineren bij FvD. Aan hem de uitdaging om Forum voor Democratie van een piepjonge tweezetelfractie komende jaren te doen veranderen in een grote speler van misschien wel vijftien tot twintig zetels. Als dat hem lukt, en als het hem lukt om met die toegenomen grootte en verantwoordelijkheden om te gaan, kan hij nog langer blijven domineren en consolideren. Mocht FvD op een gegeven moment zetels verliezen, dan verwacht ik dat de interne oppositie vanzelf toeneemt. Zo is het immers destijds zelfs bij de VVD gegaan, en als de VVD democratischer kan worden kan FvD het ook.