Op 17 april opent koning Willem-Alexander in het Joods Historisch Museum te Amsterdam een tentoonstelling over de relatie van de Oranjes met de Joodse gemeenschap in Nederland. Naar verluidt is dat een innige band die inmiddels vier eeuwen beslaat. Royals en Joden, was dat altijd koek en ei of zijn er ook zwarte episoden? Zijn er historische feiten die men ter wille van de lieve vrede maar al te graag onder het koninklijk tapijt schuift? Journalist Hans Knoop en antisemitisme-expert Manfred Gerstenfeld geven antwoord. Met name één royal komt bij beiden niet goed uit de test.
Hans Knoop verwierf wereldfaam met het opsporen van oorlogsmisdadiger Pieter Menten. Als hoofdredacteur van de Joodse krant NIW was hij de eerste die ooit prins Claus interviewde, de vader van onze huidige koning. Manfred Gerstenfeld groeide op in Amsterdam, maar verhuisde in 1968 naar Israël. Tot zijn pensioen was hij consultant van raden van bestuur bij diverse Fortune 500-bedrijven. Sinds begin jaren negentig is hij verbonden aan de Israëlische think tank JCPA, waarvan hij van 2000 tot 2012 de voorzitter was.
Gerstenfeld: ‘Wilhelmina komt als een duistere figuur uit de oorlog. In haar radio-praatjes vanuit Londen heeft ze nagelaten de Nederlanders concreet op te roepen Joden te helpen en te laten onderduiken. Een bijzonder pijnlijke affaire. Een dikke smet op het blazoen van de koninklijke familie.’ Knoop concludeert dat het zwijgen van de vorstin in ballingschap levens heeft gekost: ‘Stel je voor dat Wilhelmina bij Radio Oranje de Nederlandse ambtenaren had opgeroepen om niet mee te werken aan welke anti-Joodse maatregel dan ook, dan zouden er ook foute mensen zijn geweest omdat ze ervoor betaald kregen of welke andere reden dan ook, maar dan zouden er veel meer zijn geweest die het niet zouden hebben gedaan.’
Nederlandse ambtenaren waren intensief betrokken bij de praktische uitvoering van de Endlösung. De historicus Ad van Liempt, die onder andere de Jodenjacht van de reguliere Nederlandse politie heeft onderzocht, schat dat speciale politie-eenheiden circa 9.000 Joden hebben opgepakt en op transport gezet. Rond de jaarwisseling ’42-’43 werden bij de politie in de grote steden afdelingen opgericht met vage namen als ‘Centrale Controle’, ‘Groep X’, ‘Politieke Politie’ en ‘Bureau Joodsche Zaken’, divisies die zich specialiseerden in de jacht op Joden. Kamp Westerbork werd bewaakt door de Nederlandse Marechaussee. De Duitse bezetter werd alom door Nederlandse overheidsdienaren bijgestaan bij de uitvoering van de Shoah.
Knoop heeft zelf uit de mond van Wilhelmina’s speechwriter, Loe de Jong, vernomen dat zij zijn teksten veelvuldig ontdeed van de verwijzingen naar het lot der Joden, zo lezen we in het binnenkort te verschijnen boek van Jaap Colthof over Joods Amsterdam van weleer. ‘In de 48 toespraken die zij [bij Radio Oranje] hield, noemde ze de Joden drie keer, meestal in een bijzin,’ constateert NOS royaltyverslaggever Karin Alberts. Gemiste kans op gemiste kans, oordeelt Knoop: ‘Als Wilhelmina bijvoorbeeld in november 1940 had gezegd dat het tekenen van de Ariërverklaring in strijd is met de Grondwet en dat men dat niet zou moeten doen, dan zouden er veel meer mensen hebben geweigerd. Als je de film terugdraait en je met de wijsheid van nu je gaat afvragen of de deportaties anders zouden zijn verlopen als de koningin via Radio Oranje het Nederlandse volk zou hebben opgeroepen massaal steun en hulp te bieden aan Joden kom je waarschijnlijk tot de conclusie dat dat zeer veel effect zou hebben gehad.’
Is het positieve uitgangspunt van de expositie in het Joods Historisch daarmee gebaseerd op een valse mythe? In de delta aan de Noordzee was het voor Joden eeuwenlang relatief goed toeven, zeker wanneer je het vergelijkt met de ellende die hen op veel plaatsen elders in Europa ten deel viel. Het Huis van Oranje dat hier eeuwen met de scepter zwaaide staat symbool voor die tolerantie.
De historicus Bart Wallet, die veel over de relatie Joden-Oranjes heeft gepubliceerd, constateert dat Joden traditioneel veel lof en waardering hadden voor het Huis van Oranje. Bij de tentoonstelling verschijnt een boek van zijn hand, gebaseerd op zijn jarenlange research.
In Wallets artikel van 30 januari 2015 in het NIW legt hij uit dat het in 1898 verschenen boek Oranjebloesems van Tobias Tal ‘een eeuw lang de bron was waaruit geput werd om de relatie tussen Nederlandse Joden en de Oranjes’ te duiden. Wallet constateert dat Tal in die publicatie de ‘wortel van de verbondenheid’ van de Joden met het Huis van Oranje legt bij Willem van Oranje, ‘die gestreden had voor godsdienstvrijheid en door wiens tolerantie vervolgde Joden een veilig thuis vonden in de Nederlandse Republiek. (…) Sindsdien hadden alle Oranjes als waarborg voor de vrijheden van de Nederlandse Joden gefungeerd.’
Knoop: ‘Ik erken dat de Joden het 400 jaar onder de Oranjes relatief goed hebben gehad. Veel beter dan elders. Dat is een onmiskenbaar feit. Daar dienen we ze dankbaar voor te zijn, maar helaas in die 400 jaar wegen die vijf oorlogsjaren voor mij zwaarder dan die overige 395.‘
Gerstenfeld benadrukt dat Wilhelmina al in de aanloop naar de oorlog zich van haar slechtste kant heeft laten zien: “Toen de Nederlandse regering de Joodse vluchtelingen uit Duitsland op een centrale plek wilde opvangen, liet Wilhelmina de plannen bijstellen. Nanda van der Zee heeft dat in haar boek Om erger te voorkomen heel duidelijk beschreven. De meest voor de hand liggende plek was destijds een leegstaande kazerne in Ermelo. De vorstin heeft zich daar toen tegen verzet, want ze vond dat het te dicht bij haar jachtterreinen was.
“Joodse vluchtelingen kun je echter prima in de buurt van je koninklijke wilde zwijnen huisvesten. Als er iemand wel van die beesten afblijft dan zijn het de Joden. Dat zijn de minste gevaarlijke mensen voor varkens. Dat was natuurlijk een misselijk gebaar van de majesteit. Hierdoor kwamen de vluchtelingen in het beruchte Westerbork terecht, dat toen nog niet berucht was. Het was vrijwel de leegste plek in Nederland. Er was geen station. Die mensen werden ergens op de hei gedumpt, terwijl het heel respectabele mensen waren die uit Duitsland waren gevlucht. Als je dat dan vergelijkt met hoe de regering nu met vluchtelingen omgaat.”
Verzuilde maatschappij of niet, als je vluchteling opneemt draag je daar als maatschappij samen de kosten voor?
Gerstenfeld: “Dat is waar. Maar de Nederlanders waren altijd zuinig. Ze waren niet pro-Joods, hoewel het antisemitisme nooit de omvang heeft bereikt van de buurlanden. Al is de situatie in Nederland inmiddels bijzonder zorgwekkend, maar we blijven even bij WOII.
“Bij de meeste leden van de Nederlandse regering in ballingschap had de absurde notie post gevat dat als zij ook onderscheid gingen maken tussen gemiddelde Nederlandse burgers en Joodse Nederlanders, ze – net als de Duitsers – zouden discrimineren. Dat is natuurlijk geen grond om niet heel het land aan te sporen en de ambtenarij voorop, waar mogelijk, Joden te helpen met bijvoorbeeld eten en onderduikadressen. En vooral geen instrument te worden van de Jodenvervolging. Maar de ambtenarij functioneerde maar al te vaak als radertje in de Duitse moordmachine. En Wilhelmina liet het geruisloos passeren. Je mag niet zeggen: wie zwijgt stemt toe. Maar niets zeggen was hier duidelijk het verkeerde signaal.
“Julie-Marthe Cohen, conservator van het Joods Historisch, draait er tegenover de NOS niet omheen: ‘Dat is ook een heel gevoelig punt. [Wilhelmina] had via dat sterke medium (Radio Oranje) de mogelijkheid gehad om mensen te bereiken en aan te zetten om bijvoorbeeld Joodse onderduikers op te nemen. Ze had kunnen zeggen: iedereen die Joden verraadt, wordt streng gestraft na de oorlog. Maar ze heeft dat niet gedaan. Het had veel feller gekund.
“Sommige ministers waren zo dom of immoreel of beide, daar kun je je bijna geen voorstelling van maken. Ook na de oorlog werd er nog alom geblunderd.”
In 1946 zegt Van Schaik, minister van Verkeer en Energie, in een toespraak tot NS-personeel: ‘Met uw treinen werden de ongelukkige slachtoffers naar de concentratiekampen gebracht. In uw harten was opstand. Toch hebt ge het gedaan, dat strekt u tot eer, het was de plicht die de Nederlandse regering van u eiste.’ Al deed men het met pijn in het hart, een spoorwegstaking had de Nederlandse economie maar schade toegebracht, was zijn afweging. Wel lekker consequent. ‘Giesberger, die als hoofdinspecteur verantwoordelijk was voor de dienstregeling bij de Nederlandse Spoorwegen , stond tijdens de bezetting via een geheime zender in contact met de Nederlandse ballingenregering in Londen. Al vanaf het begin van de transporten van Amsterdam naar Westerbork op 15 juli 1942 hadden ze herhaaldelijk aan Londen gevraagd wat er in verband met de deportaties gedaan moest worden, maar telkens kregen ze weer te horen dat die moesten doorgaan,‘ lezen we bij Gerard de Boer op zijn historische blog.
Het koningshuis van onze zuiderburen toonde wél betrokkenheid met het lot van hun Joodse onderdanen. Sterker nog, ze grepen persoonlijk in, vertelt Knoop: “Koning Leopold III is zelf naar Mechelen gegaan van waaruit de Joden werden gedeporteerd om Joden uit de trein te halen. Hij heeft zich daarvoor zo ingespannen dat Hitler dreigde hem als krijgsgevangene naar Duitsland te voeren. Leopold had een bijzondere positie want hij was opperbevelhebber van het Belgische leger en daarom krijgsgevangene. Hij mocht de oorlog doorbrengen op zijn paleis in Brussel. Hij werd dus niet in krijgsgevangenschap genomen, maar had wel de status van krijgsgevangene. Zijn moeder, Elisabeth, is de enige royal in Europa die een Yad Vashem-onderscheiding heeft gekregen. Zij heeft zich ontfermt over het lot van honderden, zo niet duizenden Joden, met name kinderen. Dat geeft de extreme verschillen weer tussen België en Nederland, waar het koningshuis niets heeft gedaan, terwijl het daar in Londen de handen volledig vrij voor had. Want wat Elisabeth in België deed was bloedlink, daar kon ze grote problemen met de Duitsers mee krijgen en die kreeg ze ook. Maar als koningin Wilhelmina op veilige afstand in Londen in haar radiopraatje de Nederlanders had aangespoord ballen te tonen liep ze geen enkel risico.”
Knoop en Gerstenfeld richten hun pijlen op Wilhelmina, maar ze willen het beiden vooral ook breder trekken. Gerstenfeld: “Het grote verhaal is uiteindelijk het falen van Mark Rutte. Voor het falen van Rutte, was daar het falen van Balkenende en daarvoor het falen van Kok. Al decennialang weigeren onze premiers de waarheid onder ogen te zien en klare taal te spreken: simpelweg te erkennen dat de regering in ballingschap in Londen, ministers én koningin, jegens de Joden schromelijk te kort is geschoten.
“Terwijl in Nederland de Joden werden opgehaald door Nederlandse politieambtenaren en door onze NS werden afgevoerd naar de kampen, was dat nooit in de ministerraad in Londen een agendapunt. Bij de officiële geschiedschrijving van Loe de Jong lezen we dat het anderhalf jaar heeft geduurd na aanvang der Jodendeportaties in 1942, voordat de Nederlandse regering in ballingschap bij de Poolse regering in ballingschap eens informeerde naar het lot van de Joden die naar het Oosten waren versleept. Dit is des te schrijnender gezien beide regeringen in ballingschap in hetzelfde pand waren gehuisvest, Stratton House.
“Wanneer Rutte wordt opgeroepen toch eindelijk eens met excuses af te komen, wat bijvoorbeeld concreet vanuit het parlement is gebeurd, in 2012 door Wilders en De Roon en in 2015 door Bontes en Van Klaveren, geeft hij niet thuis. In zijn antwoord op vragen van de laatste twee Kamerleden verwijst hij naar de toespraak uit 1995 van Beatrix tot de Knesset, het Israëlische parlement. Maar wanneer je die speech erop naleest, zie je dat daarin zoiets staat als we konden het niet voorkomen, niet: we zijn tekort geschoten. Het is natuurlijk laf er op te rekenen dat niemand de moeite neemt die tekst van Beatrix erbij te pakken.”
Knoop: “Ik weet niet wat Rutte ervan weerhoudt zijn excuses aan te bieden, misschien is hij bang voor schadeclaims. Andere landen hebben dat wel gedaan. Nederland heeft dat sombere aureool van zo’n beetje het slechtste land van West-Europa te zijn. Ik vind ook dat Rutte namens de regering zijn excuses moet aanbieden, ja. It’s about time. Rutte moet ruiterlijk erkennen: wij als Nederlandse samenleving en zeker de overheid hebben tijdens de Tweede Wereldoorlog met betrekking tot de Joden in ons land gefaald en het zal bij vele generaties die volgen als een zwarte periode in onze geschiedenis blijven bestaan.”
Gerstenfeld: “Het verzwijgen van het eigen verleden is misschien wel karakteriserend voor Nederland. Het heeft wellicht te maken met de poldercultuur. We moeten allemaal door één deur en we kunnen niet door één deur als wij de enorme misdaden uit de Nederlandse historie blootleggen, zoals de massale oorlogsmisdaden in Indonesië, begaan tijdens de politionele acties. Daarom zijn we er vaag over. De regering heeft een uiterst oppervlakkig onderzoek laten doen naar de toedracht bij de politionele acties. En is daarna vrolijk verder gegaan alsof er niets was gebeurd.”
Moet Rutte onze koning niet de ruimte bieden om zich te verontschuldigen voor dit falen van zijn overgrootmoeder? De aanstaande opening in het Joods Historisch is daarvoor een perfecte gelegenheid.
Gerstenfeld: “Het Nederlandse systeem is dat de koning onschendbaar is en de regering verantwoordelijk is voor al hetgeen hij zegt. Een absurde situatie. Uit de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens leren we dat ieder individu verantwoordelijk is voor zijn of haar handelen. De wezens voor wie dat niet geldt zijn mensen die niet toerekeningsvatbaar zijn, kinderen en dieren. In Nederland valt ook de koning daaronder. Willem-Alexander zou er goed aan doen zo’n verklaring ooit af te leggen. Maar Rutte is aan zet. Ik pleit er al meer dan vijftien jaar voor, misschien dat het kwartje ooit valt.”
Wat voor toespraak verwacht je dan van Rutte?
Gerstenfeld:
‘Nederlanders, vandaag richt ik mij tot u met een pijnlijk verhaal: de constatering dat we als gemeenschap hebben gefaald in een periode waarin ons moreel kompas zwaar werd beproefd. Waar we als volk ruggengraat hadden moeten tonen, bleken velen van ons laffe opportunisten. Gelukkig waren er ook landgenoten, zij het een veel kleiner aantal, die wel blijk hebben gegeven van het goede normbesef. Maar over hen, op wie we terecht trots zijn, gaat het vandaag niet.
Ik ben tot de conclusie gekomen dat Nederland niet de enige uitzondering kan blijven in heel West-Europa. En dat ik net als alle regeringsleiders die mij voorgingen ruiterlijk moet erkennen waar wij tekort zijn geschoten. Wij zijn sinds enkele jaren het enige West-Europese land dat nog niet de waarheid heeft verteld over het falen van zijn regering tijdens de Tweede Wereldoorlog. Dat is vreselijk dom van mij geweest en van mijn voorgangers. Zelfs kleine staatjes als Luxemburg en Monaco hebben verontschuldigingen aangeboden. Monaco zelfs twee keer. Wij bleven zwijgen terwijl vanuit ons land meer dan 100.000 Joden zijn weggevoerd, vrijwel allen een gewisse dood tegemoet in de moordfabrieken van de nazi’s. We doen maar steeds of we het niet hadden kunnen voorkomen en wij het maximale gedaan hebben.
We hebben níet het maximale gedaan, verre van dat. Voor dit schromelijk falen biedt ik namens de regering excuses aan. Aan de overlevenden van de Shoah, die nog onder ons zijn, en aan hun kinderen en kindskinderen. Net als de Nederlandse Spoorwegen en het Nederlandse Rode Kruis dat eerder hebben gedaan, wil ik namens de Nederlandse regering duidelijke taal spreken, erkennen dat we in de donkere jaren van de Tweede Wereldoorlog de Joden onder ons niet collectief de helpende hand geboden hebben waar ze volledig op hadden moeten kunnen rekenen.
Veelal was zelfs het tegenovergestelde het geval en hebben delen van ons overheidsapparaat, waaronder gemeenteambtenaren, spoorwegmedewerkers en politiefunctionarissen, geparticipeerd in de uitvoering van de Shoah. Dat erkennen doet pijn. Maar juist daarom is het zo belangrijk dat ik deze woorden met u deel.’
In deze context mag de premier ook best even refereren aan het groeiend antisemitisme in Nederland, zo redeneert Gerstenfeld: “Afrekenen met het verleden is noodzakelijk, maar het is ook cruciaal dat we vervolgens de juiste lessen trekken uit de geschiedenis, voorkomen dat we in oude foute patronen terugvallen.
“Daarna kan Willem-Alexander ook iets zeggen als hij iets voelt. Als Rutte dit gezegd heeft, dan zou het zeer gepast zijn als onze koning zich niet alleen in glorieverhalen over de Oranjes en de Joden mee laat slepen, zonder dat daar ook wordt aangeduid het extreme falen van zijn overgrootmoeder.”