Na drie bloedstollend spannende straaljagerongelukreconstructiereportages, van heimelijke slijmspreker Jurriaan Maessen, is hier alweer het vierde deel van dit almaar verder uitdijende veel-luik over de, voor die tijd revolutionaire, Phantom F-4 die onder onbestaanbaar mysterieuze omstandigheden brandend de Waddenzee in stortte in de zomer van 1977.
”Het is en blijft een mysterie.”
De betrokken Fighter Controller (gevechtsleider) in een e-mail aan de auteur.
Ter ingeleide van dit vierde (maar niet noodzakelijk laatste) deel van de Phantom F-4-sage, breng ik u het Telegraaf-nieuwsbericht van 30 augustus 1977 in herinnering:
”Vanaf de wal werd om één uur een paddestoelachtige wolk boven zee waargenomen, gevolgd door een explosie. Een Wieringer visser sloeg alarm en meldde Scheveningen Radio dat hij de straaljager vlak naast zich in zee heeft zien storten.”
Wat maken we hieruit op?
Rond één uur werd een paddenstoelwolk vanaf de wal waargenomen, gevolgd door een explosie, hetgeen exact de volgorde is die je zou verwachten. Des te meer bevreemdend dat de Leeuwarder Courant een dag later noteert:
”Vermoedelijk is de Phantom in brand gevlogen en daarna in zee terecht gekomen. Dat blijkt uit waarnemingen van enkele getuigen. Zij hadden tenminste een vuurbol en veel rook gezien.”
De vuurbal zou in deze versie dus waargenomen zijn voordat de kist te water raakte – misschien, zoals geopperd door een aantal leunstoel-straaljagerexperts, als gevolg van een hypothetische vogel in de straalmotor, maar dan zou een steekvlam meer voor de hand liggen. Had de vogel de cockpit beschadigd, hetgeen veel vaker tot dodelijke afloop leidt, dan zou de combinatie decompressie, lage hoogte, en onervarenheid van de piloot op zichzelf nog wel een verklaring kunnen vormen voor plotselinge onbestuurbaarheid, ware het niet dat van een vuurbal laat staan een explosie nauwelijks sprake kon zijn.
Saillant dat de explosie-in-de-lucht alsmede de explosie als gevolg van de crash volmaakt samenkomen in de dagboekfragmenten van Piet Schram wanneer hij schrijft:
”Vissers in de omgeving zagen hoe het toestel, dat bezig was met een routinevlucht, een explosie aan boord kreeg en brandend neerstortte. Toen de straaljager het wateroppervlak raakte, explodeerde het geheel.”
Twee explosies dus: een explosie aan boord, gezien door vissers en opgetekend door de Search & Resque-mensen (alsmede het nieuwbericht in het Parool van 31 augustus), en daarnaast een explosie/vuurbal en paddestoelachtige wolk na impact op het wateroppervlak, zoals opgetekend in onder meer de Telegraaf van de 30ste.
Het voornaamste nieuwtje in het stukje van Schram is overigens vooral de vermelding van twee afzonderlijke olievlekken in het water. Hoewel niet wordt gesproken over een exacte afstand tussen de respectievelijke olievlekken, suggereert deze alinea in elk geval enige afstand:
”Oostelijk van de eerste olievlek werd een tweede vlek ontdekt, met daarin veel drijvende rommel en er hing een sterke kerosinelucht. In de drijvende rommel werd een vliegjack ontdekt; de boordmonteurs Van Luijk en Westerhoven visten dit uit het water. Op het jack stond de naam Pat Pandrom.”
De vondst van bezittingen van Pat Pondrom bij de tweede vlek (ten oosten van de eerste olievlek) wekt de indruk dat dit dus de restanten waren van de eerste, air-born explosie, waarna het restant met de piloot (Johnston) er nog in brandend neerstortte.
Eén ding is zeker: er lagen brokstukken bij zowel de grootste vlek waar het uiteindelijk is neergestort, als de kleinere vlek, waar de bezittingen van Pondrom zijn gevonden. Opvallend ook dat de achterste cockpit in het geheel niet is teruggevonden, en de voorste in het geheel – in betrekkelijk goede staat bovendien, hetgeen erop zou kunnen wijzen dat de eerste explosie zich wellicht niet aan de voorzijde voordeed, maar achterin. Laat ik hier het feit in herinnering brengen dat alle betrokkenen het erover eens lijken te zijn dat de crash zich voordeed tijdens de aanvang van de zogenoemde “draai”, waarbij het noodlottige toestel naar het oosten draaide, en het andere vliegtuig doorvloog naar het westen.
”I lost him in the turn” lezen we terug in de transcriptie uit het onderzoeksrapport. In een bericht aan mij van de controller bevestigde hij dit nog eens:
”Na een aantal intercepties gedaan te hebben splitste ik ze weer op en vlogen ze uit elkaar, een naar het westen en een naar het oosten. Toen ik ze weer naar elkaar wilde draaien verloor ik plotseling radio en radar contact met de oostelijke Phantom. Ik heb geen enkele oproep of indicatie gehad dat er een probleem was.”
De bewegingen van beide Phantoms ten opzichte van elkaar staan in deze overzichtskaart nog eens weergegeven. De stippellijn is onze noodlottige Phantom, de doorgetrokken lijn de tweede, en de X markeert de plek des onheils:
We hebben een waargenomen mid air explosion, een vuurbal, twee afzonderlijke olie/kerosinevlekken, en de Slobberin Wolfhounds die zeggen:
”they were performing a “cap anchor” (Combat Air Patrol) and performed a High G turn, Mickey Lost control and the bird flammed out, too low for an air start, and did a 180 straight down.”
Voor de beeldvorming: een flame out gedurende een High G-turn ziet er trouwens ongeveer als volgt uit:
Samenvattend bevestigt de eerder beschreven paddestoelachtige wolk die is waargenomen vanaf de wal, alsmede een “vuurbal” en explosie, het vermoeden dat de Phantom is ontploft voordat ze te water geraakte. Over de kwestie van het gebruik van het woord “explosie” in relatie tot het ongeval, zijn alle berichten vrij helder: er werd een eerste explosie gehoord en waargenomen, in combinatie met een “vuurbal”, waarna de kist brandend neerstortte. Vanaf de Terschellingse kust werd een “paddestoelachtige wolk” waargenomen, vermoedelijk als gevolg voor de tweede explosie. Omdat het onderzoeksrapport met zoveel woorden te kennen geeft dat de piloot gewoon de controle verloor over het vliegtuig, al dan niet te wijten aan een loshangend rubbertje, terwijl de getuigen toch duidelijk aangeven dat er zich een brand of explosie voordeed aan boord, kwam het er in dit stadium van mijn reconstructie op aan om een eventuele explosie in de lucht aan te tonen. Met feiten zeg maar. Als ik daarin eenmaal zou slagen, had ik de bevestiging in handen van mijn vermoeden dat de luchtmacht een dekmanteldingetje de wereld in heeft geslingerd.
Het was via Scheveningen Radio dat een visser die middag verslag zou hebben gedaan vanuit het smeulende rampgebied met de mededeling dat hij “de straaljager vlak naast zich in zee heeft zien storten”. Had ik die opname maar in mijn bezit, dan had ik vermoedelijk eindelijk antwoord op al mijn vragen! Je wil trouwens niet wéten hoe moeilijk het is om opnamen boven tafel te krijgen van de Nederlandse kustzender die een halve eeuw lang de schipper verbond met de wal. Ik had inmiddels zoveel draden uitgeworpen, dat je toch enig rendement zou verwachten, maar mijn e-mails bleven ofwel onbeantwoord, of werden met een “jammer maar helaas, probeer het eens bij … (vrij in te vullen)” teruggestuurd. Dé Scheveningen Radio-kenner van Nederland schreef na herhaaldelijke vriendelijke verzoeken mijnerzijds tenslotte letterlijk dat opnamen van Scheveningen Radio vallen onder de geheimhoudingsplicht, ergo: fucking forget it!
Zelfs toen ik mij geheel bereid verklaarde om bepaalde, laat ik zeggen, tegemoetkomingen te doen aan de eigen lichamelijke integriteit teneinde in het warme licht van de waarheid te baden, kreeg ik nulkommanul op het rekest, en juist toen ik op het punt stond mijn laatste restje eergevoel overboord te gooien, kwam de verlossing – en wel uit handen van absolute eindbaas Mario Warnaar die mij op een spreekwoordelijke zilveren schaal een ooggetuige bracht. De in alles aanwezige maar immer afwezige ooggetuige die al vanaf het begin boven mijn onderzoek hing, fantoom in zijn eigen recht, had zich in mijn meest eenzame uur eindelijk gemeld:
”Wij waren als eerste vaartuig aanwezig…”
Iets dat ik alleen maar kan omschrijven als een bovenaardse gelukzaligheid daalde fijndruppelig op mij neer, en gedurende enkele achtereenvolgende dagen wist ik me met mezelf geheel geen raad. Wat ik wel wist was dat mijn volgende levensdoel zou zijn: het tot elke prijs leegplukken zijner brein, waarbij ik een zeker heimelijke slijmspraak niet schuw teneinde de waarheid boven tafel te krijgen. Als je voor de complete reconstructie gaat, zoals ik mij dat heb voorgenomen, staat elke aanwijzing sowieso gelijk aan een geschenk uit de hemel, grenzend aan het Ezechiëliaanse, zo goed als elke doodlopende weg een legitieme reden is tot suïcide-contemplatie, dus ik beraadde mij behoedzaam op mijn volgende stappen. Uiteindelijk besloot ik een serie weloverwogen en – al zeg ik het zelf – goed gemikte vragen op hem af te vuren, met inachtneming weliswaar van de nodige discretie en sociale hygiëne, in de hoop een gebeurtenis van ruim 40 jaar geleden terug in de herinnering te brengen. Afijn, tot u spreekt de heer C. de Visser, tongvisser op de kotter WR-17 “Bona Spes”. Een laatste waarschuwing voordat ik hem aan het woord laat: vergeef de oude visserman zijn gebrek aan interpunctie, dan vergeeft hij u wellicht uw hooghartig taalnazisme:
”We waren onderweg van Terschelling waar we die nacht in de haven hadden gelegen en net onderweg naar helgoland om daar met pulsnet op tongen te gaan vissen toen een van de mensen van het rivo in het algemeen wat is dat voor een stofwolk hebben met z.n allen die richting opgekeken en zeiden tegen elkaar dat is geen stofwolk maar rook direckt brandaris opgeroepen en in de richting van de rookwolk gaan varen mee kwam er een straaljager over dat gebied gevlogen bleek later een phantom die met de neergestorte phantom een simulatie aanval aan het oefenen was naar wij vernomen hebben aangekomen bij de plek waar het rookte en brande hebben we een paar wrakstukken uit het water gevist hebben we na een half uur overgegeven aan naar ik meen reddingsboot van terschelling inmiddels heel wat hulpverleners ter plekke die allemaal wrakstukken oppikte dus hebben gevraagd aan brandaris of we op de plek des onheils moesten blijven of dat we de reis konden vervolgen kregen groen licht om de plek te verlaten het stuk wat het grootst was dat we opgepikt hebben was een stuk van brandstof tank dachten wij later hoorden we dat ze stoffelijke resten uit het water haalden veel meer kan ik mij zo gouw niet herinneren.”
Voor de leek moet bovenstaande getuigenis wel als een kop-en staartloos tekstueel moeras toeschijnen, maar ik kan u verzekeren dat het voor de ingevoerde Phantom-geobsedeerde met een reconstructie-fetisj een grabbelton vormt vol onvermoede schatten.
Ik woog de woorden op de gram, liet ze door mijn mentale handen glijden, moest de getuigenis bovendien wel vijf keer lezen voordat ik mezelf ertoe kon brengen een min of meer samenhangende e-mail te schrijven aan dit varende godsgeschenk vanuit de eilanden.
Ik vroeg hem om meer informatie, zoals: wat is het rivo? Wat trof u exact aan op de rampplek? Hoe groot schat u de wrakstukken in? Kunt u vliegtuigonderdelen benoemen? Maar vooral interesseerde mij of hij iets van een explosie had waargenomen, en zo nee of er andere kotters ter plaatse waren die iets zouden hebben kunnen zien, en zo ja welke, etc. Op mijn meest prangende vraag, namelijk die over een mogelijk waargenomen explosie, was de getuige helder:
”[…] we hebben de Phantom niet zien exploderen; waren wel kleine stukjes die we zagen drijven dus het zou zo kunnen zijn;”
Geen ja dus, maar ook zeker geen nee.
”[…] een van de mensen van het rivo” bleek een op de Terschelling verblijvende waarnemer van het Nederlands Instituut voor Visserij Onderzoek (RIVO) te zijn die de visser, vermoedelijk via radio, op de hoogte bracht van de “stofwolk”, later gecorrigeerd naar rookwolk. Wie deze medewerker ook was, hij kan zeker niet de bron zijn geweest van de waargenomen explosie, anders had deze nooit voor de beschrijving van een stofwolk gekozen. Datzelfde blijkt nu dus te gelden voor de eerste kotter ter plaatse, die immers de kant van de wolk uitkeek op aanwijzen van de RIVO-medewerker, en niet eerder dan dat. Dit moet dus de “paddestoelachtige wolk” zijn geweest, zoals beschreven in het Telegraaf-bericht.
”[…] direct brandaris opgeroepen en in de richting van de rookwolk gaan varen mee kwam er een straaljager over dat gebied gevlogen bleek later een phantom die met de neergestorte phantom een simulatie aanval aan het oefenen was.”
De kottervisser geeft daarbij aan zélf de Brandaris (kustwacht op Terschelling) op de hoogte te hebben gesteld, waarna hij naar de onheilsplek voer, waar de volgende dag het stoffelijk overschot van Johnston werd gevonden. Het brandende inferno waar de tongvisser naar eigen zeggen in allerijl naartoe is gevaren, en waarover de controller mij schreef:
”De westelijke Phantom heb ik […] naar het oosten gedraaid om hem te laten zoeken op de plek waar ze van de radar verdwenen was. Hij rapporteerde toen dat hij vuur op het water zag”, hetgeen inderdaad exact overeenkomt met de transcriptie uit het onderzoeksrapport. U herinnert zich de begeleidende Phantom die op enig moment aan de vluchtleider meldde: ”[…] there is an oil slick on the surface of the water and a fire”.”
Wat trof de beste visserman zoal exact aan toen hij op de plek des onheils arriveerde?
”[…] we zijn ongeveer een uur op de plek geweest waar de brokstukken dreven […] de stukken die we zagen drijven waren volgens mij stukjes romp was iets van metaal en isolatie ertussen; we hebben ook nog iets van een brandstoftank te pakken gehad maar dat zonk weg toen we probeerden het binnenboord te halen. op een gegeven moment begon het weer te branden om ons heen zijn we weer wat bij die plek vandaan gevaren waren toen ook meerdere schepen ter plekke.”
Op de vraag naar meer informatie over de ronddrijvende stukjes, meldde hij dat ze niet groter waren dan 15 cm in omtrek. Ik werd ogenblikkelijk herinnerd aan de vermelding in het onderzoeksrapport dat naast aangetroffen brokkenstukken ook veel klein grut is geborgen, “many small skin items” die later met een nylon net uit het water zijn gevist.
De aanduiding van de visser dat ”[…] het weer (begon) te branden om ons heen” suggereert dat de brandende plek afwisselend doofde en ontbrandde op het water waardoor de kotter tenslotte genoodzaakt was om uit te wijken naar veiliger water, het wispelturige vuur ongetwijfeld het gevolg van de lekkende brandstoftank zoals beschreven in het onderzoeksrapport (”fuel was still transferring from the 600 gallon centerline fuel tank”) en onze visser die schreef: ”[…] we hebben ook nog iets van een brandstoftank te pakken gehad maar dat zonk weg toen we probeerden het binnenboord te halen.”
Over de vermoedelijke oorzaak wist de visser niet veel te vertellen behalve dat het water zélf wellicht van invloed kan zijn geweest op het ongeval:
”[…] wat wij meegekregen hebben dat ie bij de oefening te dicht op het wateroppervlak was en niet meer op kon trekken door zuiging van het water.”
Een analyse die ik genoeglijk ter kennisgeving aanneem, zoals ik zoveel aangereikte oorzaken ter kennisgeving heb aangenomen. Ter ondersteuning van zijn getuigenverklaring was de heer Visser zo vriendelijk mij het telefoonnummer ter beschikking te stellen van een bemanningslid die ook aanwezig was op de Bona Spes en de getuigenis van zijn kameraad tot op de letter bevestigde.
Tot zover de stand van zaken. Niet heel veel, maar toch meer dan voorheen. In het volgende deel neem ik u aan de hand mee in de wondere wereld van de vliegtuigbouwkunde, dus maak je borst maar nat!
Laatste vlucht van de Phantom: Reconstructie van een ongeval
Laatste vlucht van de Phantom: Reconstructie van een ongeval – Deel II
Laatste vlucht van de Phantom: Reconstructie van een ongeval – Deel III