Opinie

De taalpolitiek is kwetsend, schadelijk en vooral nutteloos

28-05-2018 11:55

 

“Dit mag je nooit.meer.zeggen. Als jij dat nog één keer zegt, zoek ik je op en hak ik je kop d’r af. ‘Lagergeschoold personeel’, dat wil ik vandaag voor het allerlaatst gehoord hebben.”

Hypocrisie

De meesten zullen de zinnen hierboven lezen in de kattige stem van Marianne Zwagerman. Eind maart verscheen er namelijk deze video online, waarin we konden zien hoe mevrouw Zwagerman (omgeven door een gloed van moralistische zelfliefde) een toeschouwer compleet fileerde wegens het uitspreken van het woord ‘lager-opgeleid’. Dit soort woorden zouden namelijk kwetsend en schadelijk zijn voor ‘praktisch opgeleiden’, die al het werk verrichten waar mensen zoals Marianne, met mantelpakjes en dure wagens, hun handen niet aan vuil willen maken. Hier valt in het eerste oogopslag natuurlijk een hoop voor te zeggen. Het is ook niet de bedoeling dat een hele groep vakmensen zich achtergesteld voelt of dat er op ze neergekeken wordt.

Zwagerman kan echter een zekere hypocrisie verweten worden. Ten eerste omdat ze in hetzelfde pleidooi, waarin ze betoogt een andere moraal te willen, hele groepen vrijetijdsmanagementstudenten wegzet als nitwits die ‘niets kunnen’. Maar daarnaast is er ook haar ietwat stuitende eigenliefde: leuk dat ze benoemt dat ze misschien pech kan hebben met haar ‘Range Rover’ en dit vervolgens kan laten repareren door anderen, maar waarom moet ze dit precies aanhalen? Oh, wacht, omdat dit hele pleidooi natuurlijk helemaal niet draait om de experts die aan haar auto werken.Vinden dat het wel zo makkelijk is dat een ander zonder een dure auto de handen vuil maakt, maar daarna wel dreigen iemands kop van de romp te rukken als die vuile handen ‘lager opgeleid’ worden genoemd? Tja…

Migratieachtergrondburgers

Maar dat is niet het punt dat ter discussie staat. Waar we het wel over zouden moeten hebben is de noodzaak van dit soort taalpolitieke fratsen. Die is er namelijk niet en kan er ook niet zijn. Je kunt een taalgemeenschap, die leeft in een land zo democratisch en vrij als Nederland, simpelweg niet zomaar andere termen opleggen voor bestaande fenomenen. Het beste voorbeeld van een gelijksoortig taalproject (of uiteindelijk faalproject) is misschien wel het idee om de woorden autochtoon en allochtoon uit het overheidsvocabulaire te schrappen. Dit gebeurde in november 2016, toen De Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid (WRR) en het Centraal Bureau voor Statistiek (CBS) deze ‘nieuwe norm’ lieten ingaan. Het doel hiervan was om vanuit deze instanties de positieve connotatie weg te nemen van mensen die bij de groep ‘autochtonen’ horen en tevens de negatieve connotatie van ‘allochtonen’. Mocht je het gevoel hebben dat deze discussie eerder heeft plaatsgevonden, dat klopt! Het woordje allochtoon is namelijk ook slechts een vervanging van de ooit gangbare termen ‘vreemdeling’, ‘minderheid’ en ‘buitenlander’ en werd door dezelfde WRR in 1989 gepubliceerd in een rapport, met exact dezelfde reden als waarvoor nu, 29 jaar later, het woord allochtoon weer geschrapt is. Kortom, lekker alles proberen weg te neutraliseren en vooral niets naar de realiteit benoemen.

Wat opvalt is namelijk dat er nooit ook maar geprobeerd wordt om rekening te houden met de oorzaak van zo een negatieve lading. Het zou in dit geval eerlijker zijn als we hardop uitspreken dat onze migratieachtergrondburgers vaker uitkering trekken, vaker betrokken zijn bij criminele activiteiten en in veel gevallen weinig liefde voelen voor hun thuisland. Zelfs al mochten we enge toestanden krijgen, en met een woordverbod deze vorm van symptoombestrijding kunnen toepassen, zouden de synoniemen van allochtoon na een tijd door deze kernproblemen dezelfde lading krijgen. Dat is namelijk waarzo een lexicaal woord voor dient: met een talig element een gedachte of gevoel uitdrukken. De reden dat allochtoon nog veelvuldig gezegd wordt, ondanks dat de instituties het geschrapt hebben, is omdat men gewoon uit wil kunnen drukken wat er bedoeld wordt.

Dezelfde redenering kunnen we toepassen op het hysterische optreden van mevrouw Zwagerman. Door niet te benoemen dat een persoon, die aan een universiteit studeert, zwaardere literatuur op z’n bord krijgt en meer stof dient te beheersen dan een ‘praktisch-opgeleide’, en dit ook in de praktijk moet brengen, maakt het niet minder een feit. Vergeet ook niet dat de docenten van een mbo-klas, dus de autoriteiten aldaar, zelf vaak eerst een lerarenopleiding op het hoger onderwijs moeten volgen om te mogen doceren. Dus zelfs als we ook in dit voorbeeld ervan uitgaan dat we onze taalgemeenschap ook maar iets kunnen opleggen wat definities van woorden betreft, zullen mbo’ers in de praktijk nooit gelijk zijn aan academici/hbo’ers en vice versa, ook met nieuw bedachte woorden niet. Dus noem je Turkse buurvrouw vooral allochtoon, je Afrikaanse collega neger en je kapster om de hoek laaggeschoold. Niemand heeft het recht hiervoor je kop eraf te hakken, ook Marianne Zwagerman niet.