Liefhebbers van goeroebiografieën kunnen hun verlichte hart weer gulzig ophalen want hier is alweer het tiende hoofdstuk van goeroebiografie ‘Bhagwan in de polder’. Jurriaan ‘boekenschrijven is geen kunst aan’ Maessen schudt ook ditmaal weer Mulischiaans taalgebruik uit zijn mouw waar Mulisch zélf jaloers op zou zijn. Toch is zijn ietwat archaïsche schrijfstijl geen belemmering voor de lezer die intens wil genieten van zijn bijzondere en doortastende studie naar Bhagwan ‘KLAP DAN!’ Sri Rajneesh.
Later afgeschilderd als het brein achter de verschillende extremen waarin de commune als geheel was vervallen, verguisd ook door Rajneesh zelf toen de kermiskaravaan bezig was onder het eigen gewicht te bezwijken, sloeg zijn nummer één plotseling – in een defensieve reflex – al haar spinnenpoten uit, lukraak draden schietend in een poging nog te redden wat er te redden viel. De boosdoener zelf was ondertussen alle kasten en kluizen aan het leegmaken, in gezelschap van de paar sannyasins tot wie de aardverschuiving die zich in de commune aan het voltrekken was in volle kracht was doorgedrongen. Maar de banvloek was gebroken. De waarheid is dat het hele Rajneeshpuram vanaf het begin haar speeldingetje was, en nu was het kapot. Ze nam het eerste de beste vliegtuig van Rajneesh Airlines en vloog het land uit, op weg naar Duitsland. Officieel was het haar zoveelste dienstreis om de zaken van haar meester in het buitenland te bepleiten, in werkelijkheid maakte ze zich uit de voeten om vervolging te ontlopen. En ze was allerminst van plan terug te keren.
Terwijl de belastingdienst met meer dan gebruikelijke belangstelling de papieren aan het doorspitten was, riep Rajneesh in allerijl de commune in speciale zitting bijeen. De plaats die Rajneesh verkoos voor zijn eerste voordracht sinds jaren was veelzeggend genoeg Sheela’s bolwerk in Rajneeshpuram: Jesus Grove.
Tot grote opluchting van het overgrote merendeel nam hij nu eindelijk expliciet afstand van zijn trouwe trekspin, stelde zijn mensen gerust dat Sheela en Sheela alleen buiten zijn weten om de zaak in de vernieling had geworpen, en dat vanaf nu alles weer goed toeven was in het zonsondergangsdorp in de woestenij van centraal Oregon. Maar zelfs na haar plotselinge vertrek, en ondanks Rajneesh’ felle uithalen naar zijn voormalige nummer één, bleef hij zeggen dat ze van onschatbare waarde was geweest, en dat zonder haar het project Rajneeshpuram – háár project immers – met geen mogelijkheid van de grond zou zijn gekomen. Hij zette de deur zelfs op een kier door zich bereid te verklaren Sheela en haar bende welkom terug te heten, op voorwaarde dat zij eerst alle begane misdaden opbiechtten, zowel aan hem als aan de autoriteiten die stonden te popelen om hen in de boeien te slaan.
Dat was natuurlijk een schot in het donker. Rajneesh kende zijn voormalige nummer één goed genoeg om te weten dat dat het laatste was waartoe zij bereid zou zijn. Ze zou zichzelf nog eerder van kant maken dan met hangende pootjes bij Bhagwan terugkeren. Bovendien: er was voor haar geen weg terug. Net zo min als een weg voorwaarts trouwens, want die werd overdwars geblokkeerd door een gretig leger van losgelaten ambtenaren en bijbelzwaaiende inboorlingen. Er was alleen de vlucht zijwaarts, door Duitse bossen, gevangenschap, en weer via de Alpen, om ten slotte tot bedaren te komen in Zwitserland, waar ze tot op de dag van vandaag een succesvol particulier verzorgingstehuis runt.
Sheela, die zich met een groep medeplichtigen had verschanst in het Duitse Zwarte Woud, hield ondertussen elke cameraman aan om haar voormalige toeverlaat te bedelven onder een drapsaus van verwijten. Bhagwan zou een monster zijn die met elke vrouwelijke sannyasin naar bed ging; Bhagwans escalerende gebruik van verdovende middelen zou zijn eerdere scherpzinnigheid zodanig hebben afgestompt dat hij niet langer in staat was rationele besluiten te nemen.
Alle misdaden waren van de hand van Bhagwan, wist ze te verklaren. Haar trof geen blaam, snik. Zij was slechts zijn willoze pop, snik, hopeloos in de ban van een onbetwiste grootmeester in hypnose, snik, enkele slordig ingevulde belastingaangiftes daargelaten. Ze had slechts dat gedaan wat hij haar had opgedragen te doen, etc. etc. En terwijl ze moord en brand riep door de toeter van de internationale pers ging ze naarstig op zoek ging naar een land zonder uitleveringsverdrag met de Verenigde Staten. En zelfs toen Sheela door West-Duitse politie-eenheden in de boeien werd geslagen bleef ze roeptoeteren.
Na haar vertrek had Rajneesh de poorten opengezet om de autoriteiten te geven waar ze om vroegen, hoewel dat de greep van de federale autoriteiten (die ondertussen onafgebroken bezig waren hun zaak tegen de sekteleider te sterken) nauwelijks deed verslappen. Hierbij lieten ze de minder makkelijk te bewijzen randzaken liggen. Uit later vrijgegeven archiefstukken blijkt dat het de autoriteiten te doen was om het deporteren van Rajneesh, niet zijn daadwerkelijke gevangenneming. Sheela’s afluisterpraktijken werden uiteindelijk hooguit ter ondersteuning in stelling gebracht tegen Rajneesh en zijn mensen. Ze waren weliswaar evident, maar goed: het was tenslotte een gemeenschap van weliswaar radicale maar uiteindelijk toch ongevaarlijke malloten daar in Rajneeshpuram.
”Je hoeft maar een paar bommen op de commune te laten vallen – niets bijzonders, ouderwetse bommen – en we zijn weggevaagd”,
zei Rajneesh tegen een verbijsterde ondervrager. Toen glimlachte hij even:
”Maar je kunt ervan verzekerd zijn dat we nog steeds zullen dansen en zingen terwijl de bommen op ons neerregenen.”
De tot wanhoop gedreven gemeente in Antilope was evenmin aanleiding voor de autoriteiten om de beslissende juridische procedures in gang te zetten. De vrijheid van godsdienst, ingezet in de Amerikaanse grondwet, laat de gekken een ongekende vrijheid en maakte het de feds onmogelijk om op religieuze gronden grip te krijgen op Rajneesh. Wat de autoriteiten betrof moesten de vuistzwaaiende dominees hun beklag maar doen bij God.
Een parade van beschuldigingen aan het adres van Rajneesh trok over het ambtelijk toneel, waaronder niet de minste vergrijpen, zoals daar zijn: poging tot moord, verkrachting, mysterieuze verdwijningen, brandstichting, grootschalige vergiftiging, uitbuiting, belastingontduiking, en andere misdrijven die elk afzonderlijk goed zijn voor minstens tien jaar opsluiting in een federale gevangenis. Maar uiteindelijk pakten ze hem (het ligt voor de hand) voor het kapstokmisdrijf waar ze tenslotte ook Al Capone aan hebben opgehangen: belastingfraude – hand in hand in dit geval met een redelijk aannemelijk te maken beschuldiging van immigratiefraude. Die laatste aanklacht kwam er op neer dat de ongenode gast zich onder het valse voorwendsel van astmatisch ongemak het land in had gewurmd, en als zodanig onrechtmatig in de VS verbleef.
Ondertussen werd het aantal sannyasins die in zijn naam de darshan mocht verrichten uitgebreid van een handvol naar niet minder dan dertig man, die officieel het certificaat ‘verlicht’ kregen uitgereikt. Een evidente wanhoopsdaad bedoeld om te redden wat er nog te redden viel. De vraag die de nerveuze Oregonians intussen bezig hield was of er een tros toegewijde sinaasappels gereed stond met wapens in de aanslag om hun meester tot de dood uit handen van de autoriteiten te houden. Christopher Hitchens had dan wel geopperd dat een tweede Jonestown op een haar na was voorkomen in Oregon, het is maar helemaal de vraag of dat ook werkelijk aan de orde was. Er waren wapens, dat is duidelijk, maar om nu te spreken van een zwaar bewapende bende zou overdreven zijn.
Ironisch genoeg was het niet een psycholoog of socioloog die in de buurt kwam van de noodlottige neergang van de commune die zich voor de ogen van iedereen die wakker was leek te ontvouwen. Het was niemand minder dan Oregons juridische bulldog, David Frohnmayer, de man aan het stuur van de tegenbeweging, die enig vat leek te hebben op de aard van de man die hij zich had voorgenomen uit Oregon te verjagen. Hoewel hij handelde in opdracht van het openbaar ministerie (dat op haar beurt ongetwijfeld de hete adem van Washington in de nek voelde) was Frohnmayer er gaandeweg van overtuigd geraakt dat Rajneesh een gevaar betekende van de categorie Jonestown of Charles Manson. Dezelfde Procureur-generaal die talloze juridische geschillen tegen de commune over zijn bureau zag gaan, had zich in zijn studententijd enige tijd beziggehouden met Nietzsche, en werd derhalve getroffen door de gelijkenissen tussen hem en de man waartegen hij nu bewijs aan het verzamelen was: ‘Dezelfde individuele zelfvergroting, dezelfde verwijdering van de ethiek’, noteerde Frohmayer, die moest vaststellen dat deze goeroe volledig buiten de traditionele genealogie van goeroes moest worden geplaatst, ook al was hij uitzonderlijk behendig in het vertolken van de rol.
Eerder moet hij worden ondergebracht bij de gevaarlijkste onder de denkers, meest in het oog springend Friedrich Nietzsche en Wittgenstein. Het is beter om hem onder te brengen in een op zichzelf staande categorie, een kaste van koppensnellers die met hoge inzetten speelt, zelfs als dat betekent dat de hele zaak in de hens gaat. Hij nam hierbij als voorbeeld het gemak waarmee Rajneesh traditionele goden en afgoden neerhamerde om deze vervolgens te vervangen door een naamloos niets: iets anders trouwens dan het tekstboek nihilisme waarmee minder verdienstelijke 20e-eeuwse filosofen Nietzsche steevast in verband hebben willen brengen. Zonder succes uiteraard want opnieuw uitgaande van de christelijke interpretatie die voorschrijft dat het losgeraken van God, moraal of ethiek als vanzelf verlamming tot gevolg heeft, die dan weer haar logische conclusie vindt in paralyse en de dood. Een op het oog niet-bestaand onderscheid, maar hierin ligt de crux. Dat wat Nietzsche aanduidt met de term ‘scheppend nihilisme’ om zijn ideale, hoogst individualistische kikker te schetsen, was wat Rajneesh – anders dan Nietzsche – op het oog had voor de gehele vijver. Verwijzend naar Columbus en zijn ontdekking van de Nieuwe Wereld, zegt Nietzsche tot besluit van Afgodenschemering:
”Zal men op een gegeven moment in de toekomst over ons zeggen dat ook wij, sturend naar het Westen, in de hoop India te bereiken, – maar dat het ons lot was te stranden?”
Die vraag heeft Rajneesh zich in omgekeerde vorm misschien ook gesteld. Was het zijn lot te stranden op de klippen van het Westen, Oregon of all places?
Terwijl het huis bezig was in te storten, werd het narratief grondig omgeploegd. Rajneesh:
”Zij (Sheela) was niet geïnteresseerd in verlichting […] – dat wist ik vanaf het allereerste ogenblik. Sterker: dat was precies de reden dat ze als mijn secretaris is aangesteld.”
Nu zijn stilzwijgen definitief leek te zijn doorbroken liet Rajneesh er geen gras over groeien. Het interim bestuur van Rajneeshpuram had er voor gezorgd een zo groot mogelijke afvaardiging uit de geschreven pers uit te nodigen zodat het woord wijd en zijd werd verspreid dat – let u op – Rajneesh niets te verwijten viel, in het geheel niets. Sheela had haar meester welbewust buiten alle besluitvorming gehouden, en ontegenzeggelijk misbruik gemaakt van zijn stilzwijgen en afzondering. Opnieuw: dat was de officiële partijlijn, waarvan het de bedoeling was dat deze netjes door de verzamelde pers zou worden overgenomen. Natuurlijk gingen er stemmen op die zich afvroegen hoe een verlicht meester zoals Bhagwan in vredesnaam de evidente corrumpering van zijn stad niet had opgemerkt. Een voor de hand liggend verwijt. Betekende Rajneeshpuram niet precies Stad van Rajneesh?
Praktisch alle vragen die op hem werden afgevuurd cirkelden rondom de centrale vraag of en in welke mate Rajneesh betrokken was geweest bij de voortschrijdende corruptie. Dit verwijt van onoplettendheid aan zijn kant werd overigens losjes terzijde geschoven met de mededeling dat het op een hardnekkig misverstand berust dat een verlichte geacht wordt op de hoogte te zijn, bijvoorbeeld van de afluisterpraktijken in zijn persoonlijke vertrek. Damage control, noemen de Amerikanen dat. Het enige wat Rajneesh nog wel bereid was toe te geven, was zijn OK te hebben gegeven aan een aantal van Sheela’s minder bezwaarlijke besluiten, zij het altijd in een adviserende hoedanigheid, ‘als een vriend’. Op de vraag waarom Rajneesh bijvoorbeeld toestemming had gegeven aan Sheela voor het eerdergenoemde deel-een-woning project, antwoordde hij eenvoudig:
”Ze vertelde me dat het een humanitair programma was. En ik ben alleszins in humaniteit geïnteresseerd.”
Met dit soort omtrekkende bewegingen pareerde hij nagenoeg elk verwijt dat zijn kant op werd geslingerd door een internationale pers die met elke uitleg onwelwillender werd.
Rajneeshpuram stond nog wankel op de benen nadat Sheela en haar naaste medewerkers vakkundig door Rajneesh uit het nest waren verjaagd. Hij haastte zich vervolgens met volle overgave het rajneeshisme dood te verklaren, en om te tonen dat het hem menens was, zette Rajneesh in allerijl een boekverbranding op touw die zowel de wereld en zijn twijfelende adeptenschare van het feit moesten doordringen dat Sheela voorgoed had afgedaan. Het rajneeshisme werd niet alleen losgelaten maar opzichtig vernietigd. ‘Voor de eerste keer in de geschiedenis is een godsdienst gestorven’, verklaarde Rajneesh na eerst met een hoop getrommel en gezang de fakkel in de voltallige verzameling Rajneeshbijbels te hebben gezet. Min of meer gelijktijdig besloot Rajneesh het paars-rood niet langer verplicht te stellen, net zo min als de mala, die men nu naar believen mocht afleggen.
In deze fase van ontbinding drong zijn chagrijn ook door tot het boeddhaveld. De aangekondigde versoepeling en het daaropvolgende uitgelaten applaus onder de sannyasins, maakte het er niet beter op, want aan die laatste versoepeling werd met zulk een gretige snelheid gehoor gegeven dat Raneesh het niet kon laten hen hiervoor op hun plaats te zetten. Hij riep zijn voltallige schare om zich heen en riep gekrenkt:
”Jullie applaudisseren omdat ik de rode kleding, de mala, heb laten vallen. En als jullie klappen, weten jullie niet hoe dit mij kwetst. Dat betekent dat jullie hypocrieten zijn geweest. Waarom hebben jullie überhaupt rode kleding gedragen als het laten vallen ervan jullie zoveel vreugde brengt? Waarom droegen jullie de mala? Het moment dat ik zeg: laat vallen, en jullie verheugen je. […] maar ik zal jullie nog iets zeggen, en ik ben benieuwd of je het lef hebt weer te klappen of niet: en dat is, nu is er geen boeddhaveld meer. Dus als je verlichting wilt, moet je er individueel naar werken, het boeddhaveld bestaat niet meer. Klap nu maar zo luid als je kan… klap!”
Hoewel hij er alles aan deed om zich van zijn al te snel van slag te brengen aanhangers te ontdoen, droeg Rajneesh er tegelijkertijd zorg voor zijn trouwe publiek niet voor het hoofd te stoten. ‘Ongetwijfeld een stap om zijn reputatie te redden en zijn persoonlijke charisma te behouden’, aldus de sociologen.
Rajneesh was duidelijk bezig alle schepen achter zich te verbranden, samen met de vrijblijvende mala’s en de rajneeshisme-bijbels.
Er is door sommigen gesuggereerd dat hij de strop om de nek van de beweging had gelegd conform het sjamanistische dood-opstandingsprincipe, een bovenzinnelijk een-tweetje, waarmee hij die symbolische dood als springveer kon gebruiken om in een nieuwe gedaante verder te varen. In dat opzicht is de vergelijking met de vroeg-20ste eeuwse mysticus George Gurdjieff niet helemaal uit de lucht gegrepen. Ook hij hanteerde vergelijkbaar obscuur-ondoorgrondelijke methoden om het kaf van het koren te scheiden. ‘Beide meesters waren mysterieus, ongehecht ongrijpbaar’, en bovendien ‘leraren die hun visioenen communiceerden door verbale optredens en cryptisch gedrag in plaats van het scheppen van een coherent geloofssysteem of het overzien van de totstandkoming van utopische gemeenschappen.’ De Nederlandse psychiater Jan Foudraine knikte driftig met dit alles mee. Hier is hij nog eens, geciteerd door de Volkrant in 1997:
”Bhagwan schiep bewust misverstanden! Dat hele circus met die Rolls-Royces was toch ook een absurditeit? Hij vond het prachtig dat Bild Zeitung naakte vrouwen uit de tantra-groep fotografeerde. Ik begreep precies wat ie aan het doen was: publicity, publicity! Het hoorde er allemaal bij: dat zijn vertrouweling Sheela er vandoor ging met 55 miljoen dollar; dat Bhagwan haar verweet van de ranch in Oregon een concentratiekamp te hebben gemaakt. Ach, allemaal circus.”
Inderdaad had Rajneesh zelf meermalen gesproken over zijn commune als een circus: een ultieme provocatie aan het adres van de hypocrisie waardoor hij zich binnen en buiten de commune omringd wist. Niet provocatie omwille de provocatie, maar provocatie omwille van de transformatie. Een belangrijk verschil, en het springende punt van het hele project waarvan hij nu bezig was zijn handen af te trekken.
De sannyasins stonden dagelijks vergeefs in de greppels in afwachting van de Rolls-Royce die maar niet langs kwam rijden. Geen groetende Bhagwan meer, geen dagelijkse drive-byes. Hoewel de videovoordrachten te doen gebruikelijk werden afgespeeld voor de uitgeputte volgelingen, begon de schoen nu toch ernstig te wringen. Vanuit de buitenwereld kwamen geluiden binnenwaaien die weinig goeds voorspelden. Oregonians aan gene zijde van het hek zongen uit volle borst ‘beter dood dan rood.’, en ‘weg met Rajneesh!’, en in een enkel geval ‘eraf met zijn hoofd’. Een enkele keer vormden ze een lint overdwars op de weg met de bedoeling Rajneesh te verhinderen om zijn weg te vervolgen. De in opperste vertwijfeling verkerende schare verlangde kortom naar een woord van de meester, een gebaar, iets waaruit zou blijken dat de kapitein nog aan het roer stond van het narrenschip.
Bhagwan in de polder – Hoofdstuk I
Bhagwan in de polder – Hoofdstuk II: Bhagwan en het vuur
Bhagwan in de polder – Hoofdstuk III: De grinnikende goeroe
Bhagwan in de polder – Hoofdstuk IV: Portret van de goeroe als jonge man
Bhagwan in de polder – Hoofdstuk V: De onmogelijkheid Rajneesh
Bhagwan in de polder – Hoofdstuk VI: Rajneesh en de dood
Bhagwan in de polder – Hoofdstuk VII: Verwarring, gevaar!
Bhagwan in de polder – Hoofdstuk VIII: het oordeel van Rajneesh
Bhagwan in de polder – Hoofdstuk IX: Verlichting!