Het is een bijzondere avond: de stadsdeelcommissie in Amsterdam Zuid vergadert voor de eerste keer met het nieuwe dagelijks bestuur van het stadsdeel. Er zijn drie dagelijks bestuurders benoemd aan wie de stadsdeelcommissie de komende jaren vrijblijvend zal gaan adviseren. De benoeming van de bestuurders heeft alles te maken met de coalitie in de Stopera: die coalitie heeft de bestuurders aangewezen, de stadsdeelcommissie had er niets over te zeggen. De coalitie had weinig inspiratie: alle bestuurders zijn oude bekenden.
Sebastiaan Capel (D66) mag de komende vier jaar stadsdeelvoorzitter spelen, net als de afgelopen vier jaar. Hij wordt vergezeld door twee politici die eerder in de bestuurscommissie zaten, wat dan weer een voorloper was van de huidige stadsdeelcommissie, maar dan met meer bevoegdheden. Flora Breemer (PvdA) zat de afgelopen vier jaar in de bestuurscommissie en in de vier jaar daarvoor in de stadsdeelraad. Dat was dan weer de voorloper van de bestuurscommissie en ook die had weer meer bevoegdheden dan de commissies die daarna kwamen. In Amsterdam verandert het bestuurlijk stelsel vaker dan het weer.
Het derde lid van het bestuur is Rocco Piers (GroenLinks). Uw verslaggever kent hem vooral als de organisator van de GroenLinks-boot van de Gay Pride. Hij zat ook al in de bestuurscommissie.
De vergadering van deze woensdagavond heeft als doel met elkaar kennis te maken, maar die kennismaking blijkt bar weinig voor te stellen. De bestuurders vertellen kort over zichzelf en over hun portefeuille. Rocco en Flora voegen toe dat ze razend enthousiast zijn over het coalitieakkoord. Dat is niet zo gek, want ze ontlenen daar hun eigen functie aan.
De stadsdeelcommissie heeft geen vragen voor de nieuwe bestuurders. Dat is veelzeggend. Hier is het ons-kent-ons: iedereen kent Sebastiaan al en meerdere mensen kennen Rocco en Flora nog vanuit hun oude rol als volksvertegenwoordiger. Er valt nauwelijks kennis te maken. Daar komt bij dat deze bestuurders niet door de stadsdeelcommissie zijn benoemd en dat de commissie hen ook niet kan ontslaan. Het maakt dus eigenlijk niet zoveel uit wat de stadsdeelcommissie van de keuze van de Stopera vindt. De komende jaren moet de commissie het sowieso met dit drietal doen.
Nu het dagelijks bestuur is geïnstalleerd, kan het nieuwe Amsterdamse bestuurlijk stelsel echt beginnen. De gemeenteraad bepaalt het beleid, het college voert dat uit en de dagelijks bestuurders in de stadsdelen zijn het verlengstuk van dat college. Als de stadsdeelcommissie adviezen geeft die buiten de kaders van de Stopera vallen, zullen die in 95% van de gevallen meteen in de prullenbak belanden. De dagelijks bestuurders kunnen daar zelfs eerlijk over zijn, want ze kunnen toch niet door de stadsdeelcommissie worden weggestuurd. Het partijkartel levert hier prachtige baantjes op.
De stadsdeelcommissie stelt wat vragen over problemen in een bepaalde wijk en krijgt van bestuurder Rocco meteen ontwijkende antwoorden. Zelfs op de concrete vraag wanneer de stadsdeelcommissie aan zet is komt geen duidelijk antwoord. We zien hier wat het probleem is van bestuurders die niet weggestuurd kunnen worden: zij luisteren naar hun bazen in de Stopera, niet naar hun vrijblijvende adviseurs. Dat is ook precies wat de bedoeling van dit stelsel is geweest: de gekozen volksvertegenwoordigers mogen meepraten, maar invloed: ho maar.
De stadsdeelcommissie praat vervolgens over de eigen werkwijze. Daar gaat de commissie wél over. Er is een werkgroep ingesteld die de werkwijze op papier heeft gezet. Er volgt een minutieuze bespreking van het document. Wat zijn de uitgangspunten van de stadsdeelcommissie, hoe vaak moet er vergaderd worden, hoe wordt er geadviseerd en hoe zit het met het voorzitterschap? In drie kwartier worden werkelijk alle details die je maar kunt bedenken besproken.
Hoe zou de burger moeten inspreken? Er blijken allerlei mogelijkheden. Dit kan via het ambtelijk apparaat, via de stadsdeelcommissie, via aparte vergaderingen in de drie deelgebieden of via de website. De stadsdeelcommissie lijkt te willen vastleggen hoe burgers met de commissie in contact kunnen komen. Er ontstaan daarbij twee adviserende niveaus: het stadsdeel en de drie gebieden binnen het stadsdeel. Dit alles om de burger aan te moedigen mee te praten over dingen waar de bestuurders vervolgens niets mee hoeven te doen.
Of burgers überhaupt in deze constructie willen participeren is niet duidelijk. Niemand lijkt te zien dat er deze avond naast uw verslaggever, een inspreker en twee PvdA-steunfractieleden maar één burger op de publieke tribune zit.
De stadsdeelcommissie kibbelt over de vraag of er een aparte commissie moet komen die bepaalt wat er op de agenda komt. De commissie wil duo-raadsleden – een soort officiële vervangers – aanstellen, maar volgens de hoogste ambtenaar kan dat helemaal niet. Wel kan de vergadering mensen uitnodigen om mee te praten. Er is discussie of de voorzitter vast moet zijn of juist moet rouleren, over wat de samenwerking met ambtenaren moet zijn en in welk format er ongevraagd advies moet worden gegeven. Niemand lijkt te zien dat er veel spanning zit tussen het doel van de commissie ‘om te experimenteren’ en het vastleggen van al deze details.
Bestuurder Capel complimenteert de stadsdeelcommissie. De leden nemen hun taak heel serieus en dat is goed, zegt hij. Zolang de commissieleden maar lekker bezig zijn met participerende burgers en experimenteren met de eigen werkwijze, lopen ze de benoemde bestuurders zeker niet voor de voeten. De kans dat ze dat deden was al minimaal, maar zo wordt deze kans zeker tot nul gereduceerd.
Chris Aalberts onderzoekt momenteel het prille begin van de stadsdeelcommissie: een nieuwe uitvinding van de gemeente Amsterdam. Lees de hele serie hier.