“Die Worte sind nur Symbole für die Relationen der Dinge unter einander und zu uns und berühren nirgends die absolute Wahrheit,” schreef Friedrich Nietzsche. Iedereen die schrijft of in discussies en meningsverschillen verwikkeld raakt, weet dit. Vreemd genoeg worden journalisten, schrijvers of academici als Sid Lukkassen, Eric Hendriks, Paul Cliteur, Wierd Duk (en ondergetekende), die over cultuurmarxisme of identiteitspolitiek schrijven, wél aan de eis gebonden dat elke benaming met duizend bewijsstukken precies moet kloppen – waarbij een soort bovennatuurlijke kennis van de toekomst wordt verwacht (om de voorspellingen aan te tonen) en als aan die eis niet wordt voldaan, nou ja dan zat alle kritiek dus ‘in hun hoofd’.
Deze intellectuele lastpakken snappen niet dat ze het grootse gelijk van Cliteur en Lukkassen daarmee aantonen: hardop nadenken buiten de lijntjes van het cultuurmarxisme, of de overkoepelende progressieve idealen is niet toegestaan. Je betreedt als het ware de ‘debat-vrije ruimte’.
Dertien deugnieten publiceerden desalniettemin hun professionele en individuele kijk op het concept cultuurmarxisme in één bundel: Cultuurmarxisme, er waart een spook door het Westen. Een veelzijdig en goed gedocumenteerd boek dat nauwgezet de gedaantewisseling van links vanaf de jaren ’68 beschrijft en als degelijke basis voor verdere discussie kan dienen. Voor wie het aandurft.
Halverwege het boek, zo ongeveer bij een citaat van Harry Mulisch die het Maoïsme bejubelt (‘misschien de meest fantastische gebeurtenis uit de geschiedenis’), word je lacherig van het idee dat al deze feiten en beschrijvingen – over de werking van politieke correctheid in de tijd, samenhangende trends als postmodernisme en cultuurrelativisme, en de filosofie van de Italiaanse marxist Antonio Gramsci – ondanks alle coherentie een ‘complot van rechts’ zouden zijn.
Nog lachwekkender wordt dat verwijt tegen de achtergrond van de zichtbare gekkigheid die op universiteiten en kunstacademies rondwaart (kijk ter illustratie bijvoorbeeld het Kafkaëske Rietveld-debat rondom de affaire Kirac). Ook daarbuiten wordt de zuivering van taal en opvattingen via Raad voor Cultuur, rechterlijke macht, planbureaus en publieke omroep plichtmatig doorgevoerd. Waar een regenboog verschijnt, stopt het denken. Cultuurmarxisme creëert letterlijk een parallelle werkelijkheid. Er wordt ondertussen verleid tot semantische discussies en argwaan of ‘cultuurmarxisme wel bestaat’, omdat veel mensen – in hun verdediging – het ook niet zién. Ze vinden het stom dat cowboy- en indianenfeestjes niet meer mogen, dat Maurits uit het Mauritshuis moet, maar ze snappen niet waaróm.
Maar dat maakt het bestaan van cultuurmarxisme als ideologie van culturele subversie en het pathologiseren van de Verlichting, de (traditionele) familie, natie en religie niet minder overduidelijk voor wie het wél ziet. Al noemen we het ‘Klaas’, ‘Doortje’ of ‘deurmat’, het omstreden concept cultuurmarxisme is relevant om ons een mening te vormen over onze huidige wereld, zodat we misschien van verbazing over de obsessie met racisme en seksisme, richting een institutioneelweerwoord kunnen gaan. Wat is onze cultuur wél?
Nu gaat het over: politiek correcte straatnamen, diversiteitsagenda’s bij uitgevers, gemeenten en scholen, toiletten voor transgenders, afschaffing Zwarte Piet, ‘genderdoeboeken’, excuses voor slavernij verleden, vrouwenquota, halal op scholen, ramadan viering tot in de haarvaten van onze instituties, ‘islamofobie’, ‘toxic masculinity’.
De (letterlijk) rode draad is het opdelen van de wereld in racisten, seksisten en islamofoben enerzijds en slachtoffers anderzijds.Waarom? Om zo de slachtoffers ‘te bevrijden’ uit de door de Westerse cultuur bepaalde posities, en de rest van de mensen het met elkaar te laten uitvechten. Tot iedereen murw en subversief genoeg is, stel ik me zo voor. Je kunt het ook neutraler uit hun eigen mond horen:
“Accordingly, it is fair to say that Cultural Marxism, understood as a certain kind of social theory, is relatively commonplace in the humanities and social sciences, and also within the wider culture—that is, it has become a common lens through which many on the Left understand society.”
Despite multiple degrees in philosophy, I never know what people are talking about when they talk about “cultural Marxism.” So I appreciate this discussion by @Galen_Watts in @QuilletteM. https://t.co/bUqM4Mhi50
— Boshua J’lanchard (@BoshuaJlanchard) June 24, 2018
Met Paul Cliteur, (mijn oud) professor Encyclopedie van de Rechtswetenschap aan de Universiteit Leiden, bespreek ik op een zondag in Amsterdam het ‘diversiteitsdenken’, de rol van de academie, religieus links en waarom cultuurmarxisme zo’n hekel thema is.
Ik las een recensie over de bundel waarin de meningen van VARA’s ‘Joop’, De Groene Amsterdammer (‘complottheorie’) en de Volkskrant (‘een holle term’) als jullie grootste kritiekpunten worden genoemd. Hoe werd het voor jou een werkbaar begrip?
“Laat ik beginnen te zeggen dat ik een beetje een laatkomer ben in deze hele discussie. Ik las het boek van Sid Lukkassen, Avondland en identiteit – hij doet veel met het concept – en ik hoorde het begrip cultuurmarxisme rondzoemen op internet. Mijn eigen dochter, die geschiedenis studeert, vroeg mij wat het was: ‘Ze hebben het er over’. Ik ben er open ingegaan. Ik heb mensen benaderd, het was voor mij het begin van een begripsverheldering. Toen ik erover ging lezen, begreep ik wat ermee bedoeld wordt, en sterker nog, ik zié het ook.”
Bedoel je in Nederland of ook de Verenigde Staten? Daar loopt de realiteit ver op de discussie vooruit.
“Filosoof Maarten Boudry schrijft (in zijn bijdrage ‘Hoe links zijn eigen kinderen opeet’, red.) over de campus in Berkeley, VS. Hij wil daar in discussie gaan met studenten die amandeldrankjes aanbieden for ‘Black Folx’. Er ontstaat dan meteen een geprikkelde dialoog waarbij de studenten in ‘hun safe space’ Boudry een ‘white master race’ noemen en naar een cursus ‘witte schuld’ willen sturen – of anders de politie gaan bellen. De periode die hij beschrijft is een half jaar, voordat ik er was met mijn vrouw. Zij las op een spiegel in de wc, met lippenstift geschreven: ‘Punch your local nazi today’. We vroegen ons af, wie zouden die nazi’s dan zijn? Het was daar een hele zonnige atmosfeer, het nazisme is hier wel heel, héél ver weg, dacht ik. Kennelijk leven deze studenten in een fantasiewereld, creëren ze hun eigen spoken en zijn ze daar heel druk mee.”
Mogelijk vonden ze Boudry een ‘nazi’.
“Door vragen te stellen ja! Filmmaker Michael Moore heeft het hier over: alleen al het stellen van de vraag ‘is dit racisme’, is al een racistische opmerking. Wat mij zorgen baart, is dat de beschuldiging van racisme en nazisme al de bewijsvoering oplevert. Mensen denken dan: laat ik maar in alles meegaan, voordat ik aan de beurt ben, voordat ik het etiket op mijn voorhoofd geplakt krijg.”
Oftewel, de anti-racisme ideologen die druk zijn met een ‘safe space’ voor zichzelf en uitsluiting van anderen, kun je geen spiegel voorhouden zonder represailles. Het is voor zover ik weet nog nooit iemand gelukt een debat met ze te voeren. Om het debat ‘te resetten’ moet je denk ik de methoden aanvechten, je niet laten ‘de-platformen’ of ‘islamofoob’ laten noemen. Er is aarzeling en angst om dat te doen, omdat de schijn van de ‘goede zaak’ wordt opgehouden. Wie vindt nou niet dat ‘black lives matter’? Is de weerstand voor het concept ‘cultuurmarxisme’ en het debat niet gelegen in precies die angst?
“Voor mij niet. Ik vind de term cultuurmarxisme een handige, omdat je een label hebt om bepaalde trends mee aan te duiden, en zo kun je het ook zichtbaarder maken. Je kunt je ermee verstaan, erover in discussie gaan. Als er een ideologie is die het vrije debat vermoordt en die de academische vrijheid aan universiteiten – wat mijn omgeving is – bedreigt, dan is het iets minder onschuldig dan een modegril. Er worden allerlei mensen belasterd die dat helemaal niet verdienen. Het begrip cultuurmarxisme is niet eens bedacht door rechts, dat is het gekke. Het is afkomstig van links, maar daar zijn ze nu niet meer zo blij mee. Mijn verklaring daarvoor is dat het streven van links om de instituties te veroveren – er steeds meer mensen van de eigen politieke kleur in te krijgen en de homogeniteit veilig te stellen – is geslaagd. Ze hebben niet veel te winnen bij discussie. De ideologische status quo willen ze gewoon behouden. En dan is de term cultuurmarxisme, wat eerst hun battle-cry was, ineens een last.”
Ik las over de berisping van een hoogleraar aan de TU Delft, die iets ‘seksistisch’ zou hebben gezegd over ‘mannen die afgeleid worden door vrouwen’ en aan de hoogste boom moest worden gehangen. Je ziet de faculteit vrijwel meteen buigen voor één student die op twitter maatregelen eist. ‘Je creëert een klimaat van angst onder docenten en hoogleraren’.
“Wat het ook erg maakt is dat het de echte diversiteit ondermijnt. Want diversiteit is geen huidskleur, geslacht of seksuele voorkeur. Er zijn ideologische uitgangspunten. En in die clash van uitgangspunten hoop je dat er iets van een waarheid naar boven komt. Als je dat niet hebt in instellingen dan krijg je vanzelf een denkluiheid, waardoor goede oplossingen uitblijven. Ik was vorig jaar bij een forum van Columbia University en het ging veel over dit soort dingen. Ik was verbaasd over hoe primitief de gedachtevorming verliep. Het ontsteeg het niveau van de studenten niet.
“Heel clichématig proberen professoren het juiste midden te bewaren, om hun progressiviteit niet in gevaar te brengen. Diplomatiek ge-etter. Vooral niet tot het andere kamp willen behoren. Het is vermoeiend, ook voor die mensen zelf. De onbevangen waarheidsvinding komt hiermee in het geding. En al die elite instellingen, Harvard en zo, die zijn het meest politiek correct! Er zijn nu zelfs ranglijstjes met kleurtjes. Rood is: meest divers, maar dan niet qua opvattingen.”
Ik denk dat alle auteurs in de bundel het daar over eens zijn, als ik het zo lees. Wat is de grootste onenigheid ‘onder elkaar’?
“De grootste onenigheid gaat over hoe optimistisch of pessimistisch je moet zijn. Sid Lukassen en Wim van Rooij zijn tamelijk pessimistisch, maar daar staan meer optimistische mensen tegenover zoals Maarten Boudry en Floris van den Berg in zijn recensie erover: kom op, niet alles is verloren hoor.”
Er bestaat een soort verbod op somber zijn. Waarom somberen als je aan utopie-denken kunt doen, als politicus of kiezer? Ze horen: ‘Het westen wordt ondermijnd’, maar denken ‘hoezo’ ondermijnd?’, we willen het westen juist verbeteren door het te zuiveren van koloniale schuld, man/vrouw verschillen en elke andere uiting van ongelijkheid? ‘Wij zijn de goeden.’
“Wat je nu doet is gevaarlijk, als je het woord ‘willen’ gebruikt. ‘Wat ze doen leidt tot de ondergang van het westen, of ze het nou willen of niet’. Het is allemaal veel onbewuster. Je kunt zeggen, cultuurmarxisme als instrument gebruiken voor het veranderen van de werkelijkheid is contraproductief. Het leidt niet tot een verbetering van democratie, rechtsstaat en mensenrechten. Dit is een belangrijk punt, want als je zegt: ze willen het westen vernietigen dan kunnen ze dat als een samenzweringstheorie zien. Daar moet je voorzichtig mee zijn.
“Cultuurmarxisme is net zoiets als de Verlichting, de Romantiek of het Liberalisme. Componisten als Schubert gingen ook niet om de tafel zitten van ‘nou laten we nu even de Romantiek definiëren’, en ‘nu ga jij deze symfonieën maken die passen bij die van mij.’ Nee, het is een trend die later pas met alle stijlkenmerken zichtbaar wordt. Ook in dit boek geven auteurs de stijlkenmerken van het cultuurmarxisme – vormen van links denken. Je hebt een Vorverstandnis nodig om iets te kunnen waarnemen. Je hebt kaders nodig om iets te kunnen zien. Anders wordt bijvoorbeeld de berisping van zo’n TU-docent een onbegrijpelijk incident. Als je een conceptueel kader hebt dan is het geen incident meer.”
Ze vinden elkaar in het donker, zeg je in het boek. Wie heeft dan het licht uitgedaan?
“Dat hebben ze zelf gedaan.”
Wat zijn de reacties op het boek in jouw academische kring?
“Verontwaardiging. Ze zeggen: ‘Je schrijft mensen allerlei kwade intenties toe die ze helemaal niet hebben’. Of: ‘Je ziet spoken, dit bestaat helemaal niet’. Dan is het interessant om een gesprek daarover te openen, door bijvoorbeeld te beginnen over wie er op welke politieke partijen stemmen. Want de politieke voorkeuren van mensen die bij onze instituties werkzaam zijn, dat zijn harde feiten. Als we het helemaal willen updaten kunnen we ook met de peilingen rekening houden. Nou, dan weten we ongeveer hoe mensen ideologisch denken. Dan neem je dat als uitgangspunt voor de vraag: hoe worden deze opvattingen gerepresenteerd in de instituties van de media, universiteiten, debatcentra, middelbare scholen? Over het algemeen geldt dat de partijen die hoog in de peilingen staan totaal afwezig zijn op universiteiten, in de Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid (WRR) of allerlei andere adviesorganen. Als je die discrepantie constateert dan hebben we een heel interessant uitgangspunt voor een gesprek.
“Maar dan heb je twee soorten reacties: ‘Och het valt best mee. Je hebt ook rechtse mensen bij de WRR, in de media of op de universiteit.’ Of ze zeggen: ‘Ja dat is waar, er is een enorme oververtegenwoordiging van het linkse gedachtegoed, maar dat is niet érg, want die mensen hebben geleerd om objectief te zijn, dus het maakt niet uit’.
“Ze zeggen: ‘Natuurlijk zijn er geen PVV’ers bij de rechterlijke macht, maar die rechters hebben geleerd om superobjectief en onpartijdig te zijn. En hoewel ze de facto allemaal D66 stemmen, is het toch zo dat ze dat feit helemaal blokkeren op het moment dat ze de zaak van Geert Wilders moeten beoordelen’. Dat hoor je heel veel.
“Ik zeg, laten we het diversiteitsbeleid dan serieus nemen. Hoewel dat natuurlijk heel moeilijk is in de praktijk, want je kunt moeilijk quota gaan instellen. Maar het is natuurlijk al een enorme verrijking om te zien dat het geen onzin is wat er gebeurt.”
Is het cultuurmarxisme niet een uiting van een veel eenvoudiger maar omvattender idee – dat tegelijk verklaart waarom zo weinig mensen cultuurmarxisme herkennen – namelijk de vermoeidheid van de democratische mens die nergens meer aan gebonden is? Natie, christendom en gezin zijn niet meer bepalend (‘wees wie je bent, nationalisme is fout, christenen zijn stom’) voor een plek in de wereld en dus vluchten we in ideologisch maakbaarheidsdenken (‘red de planeet, iedereen recht op alles, grenzen open’, fluïde geslachten)?
“Niets in de wereld is monocausaal. De reden dat wij hier zitten is niet monocausaal. Je hebt het boek gelezen, je bent in deze problematiek geïnteresseerd, ik ben in 1955 geboren. Het is bijna altijd fout om een factor eruit te halen en te zeggen: daar zit het. Zoals dus het ideologische maakbaarheidsdenken ophangen aan het begrip democratie. Kijk, ik ben ook een heel praktisch mens. Je moet op een gegeven moment een normatief idee hebben: waar gaan we naar toe? Nostalgie, zeker voor religie, geeft mij niet die richting. Hoewel ik het fijn vind om af en toe de kerkklokken te horen, zoals op de weg hierheen. Ik vind het niet erg dat we niet meer gebonden zijn aan religie in het westen, dus het is maar hoe je er naar kijkt.”
God is vervangen voor een ander geloof. Ik vind veel linkse mensen heel religieus, in hun manier van doen. Sommigen spelen zelf graag voor God.
“Ja, daar komt de term ‘linkse kerk’ vandaan.”
Ik heb de indruk dat rechtse, conservatieve denkers de wereld momenteel met veel meer openheid beschrijven. De Britse journalist Douglas Murray bijvoorbeeld staat al ruim een jaar bovenaan met zijn boek ‘The Strange Death of Europe’, in de VS is er nu ‘The Intellectual Dark Web’, maar toch wordt ook dat door de mainstream stilgezwegen. Hoe breek je vredelievend door de politieke correctheid en destructieve neigingen van links heen?
“Je kunt daar alleen tegenover stellen: kritisch denken. En dat kritiek op cultuurmarxisme rechts zou zijn hebben we nog niet eens besproken. Dat is niet zo, net als dat het een complot zou zijn. Dat laatste hebben we wel net vastgesteld. Kritiek op het cultuurmarxisme gaat uit van een basaal concept van rechtvaardigheid, van gelijke behandeling. De kritiek beroept zich op een gelijkheid en diversiteit van denken.
“Het is heel oneerlijk om van een Nederlandse belastingbetaler te verwachten dat hij zijn eigen ondergang subsidieert. En dat is in feite wat er gebeurt: we nemen een hoop geld van je af en dat gaan we allemaal stoppen in debatcentra en kunstsubsidies waar je helemaal niet aan wilt meebetalen. Helaas is er een desinteresse van rechts zou je kunnen zeggen om zich daar tegen te verzetten.”
Het label rechts is inmiddels thuisgebracht bij de ‘gewone Nederlander’. De melkkoe met een foute mening. Dit fenomeen zie je ook in Duitsland en de Verenigde Staten. De ‘boze oom’, de ‘deplorable’. Te onderscheiden van ‘de hardwerkende Nederlander’ die van Rutte niet mag klagen maar moet doén. De arbeider als mondige burger, als politieke steunpilaar is ingeruild voor tal van minderheden als de te beschermen groep, is dat niet de essentie van cultuurmarxisme?
“Ja. Maar beschermd worden die minderheden niet. Je ziet dat de werkelijkheid wordt gecategoriseerd in een aantal groepen, maar dat er binnen die groep diversiteit is – gebaseerd op individuele opvattingen – dat telt niet. De Anja Meulenbelts van deze wereld zien de echte feministen binnen de islam niet staan. Ayaan Hirsi Ali wordt geacht een ‘vals bewustzijn’ te hebben. Ze is een marionet van boze witte mannen van middelbare leeftijd, hoor je dan.”
Het is slechts oppervlakkige diversiteit die wordt gecreëerd, om diversiteit van ideeën tegen te gaan. Er wordt wetgeving gemaakt zoals onlangs het voorstel tot de wijziging van de anti-discriminatiewet, waarbij Amerikaanse feministen als Judith Butler worden opgevoerd als autoriteit op het gebied van ‘genderexpressie’. Wat is de strategie om deze vergaande beïnvloeding tot in de wetboeken en rechtbanken te stoppen?
“Gewoon aan de orde stellen. Journalist Wierd Duk liet laatst een geschiedenis leerling, de beste van zijn klas, aan het woord die van zijn leraar een boekje kreeg over fascisme, van Madeline Albright, omdat hij er andere ideeën op na hield dan die linkse leraar. En verder over de strategie ben ik er nog niet helemaal uit. Misschien moet je gewoon dezelfde kaart trekken, ook om ‘diversiteit’ vragen: wij zijn ook zielig. Er worden voortdurende wagentjes gehangen aan de identiteitstrein. Nou daar voegen wij er dan ook wat aan toe. Atheïsten bijvoorbeeld.”
De diversiteitsdrammers boos maken door hun spel mee te spelen, op een manier dat ze niet kunnen winnen? Ik denk het niet. Links is veel beter in het bij elkaar houden van de groep. ‘Rechts’ – iedereen die niet in de mainstream past – is daar veel slechter in. Hoe kan dat beter?
“Sid Lukassen heeft het over een nieuwe zuil.”
Maar dan denk ik, daar wilden we juist vanaf…
“Zijn punt is de revitalisering van de verzuilingsgedachte van Abraham Kuijper, mensen kunnen zich alleen emanciperen als ze zich in hun zuil verenigen. Dit gesprek wat wij hebben is al onderdeel van de nieuwe zuil. Ik hoef niet te gaan wachten op de NPO voor een interview, want dat doe jij.”
Heeft het kans om te groeien?
“Ik hoop het. De enige manier om daar achter te komen is het te doen. Ik zie heel veel mensen die zeggen ik blijf op het hek zitten en ik ga trends waarnemen en dat beschrijven. Je moet deelnemen. Ik doe dat in de universiteit.”
Als een van de weinigen.
“Ik heb geen klagen. Ik ben optimistisch over het hele proces, maar er moet wel iets gebeuren. Als ik kijk naar University Press wereldwijd, wat geven die uit? Foucault. Een ware ideologische terreur. Wat dacht je van NWO, financiering van wetenschappelijk onderzoek? En het systeem van peer review, dat iemand in alle anonimiteit je stukken beoordeelt? Gooi dat hele systeem op de schroothoop, kritiek in alle openheid! Dit is er gewoon ingeslopen in twintig, vijfentwintig jaar tijd, maar daar moeten we vanaf. Het berust op het misverstand dat ze objectief beoordelen in anonimiteit.”
Waarom herkennen mensen niet wat er gebeurt? Hoewel ik de progressieve ziekte in onze instituties een gevaar vind voor onze vrijheid en democratie, geldt ook voor mij dat ik blij ben dat ik nú leef en hoopvol ben over de toekomst, hoewel die misschien niet in Europa zal liggen. Is dat een terechte nuancering of gezichtsbedrog?
“Als ik langer met jonge mensen doorpraat merk ik dat ze niet lezen wat ze zouden moeten lezen, ze snappen – daardoor – de processen niet. Maar je moet letterlijk nemen wat ze zeggen, naar ze luisteren. Ze Herkennen. Het. Niet. Ze snappen dat er misschien een probleem met migratiepolitiek is, maar het wordt pas echt in de vorm van emotie, als ze het aangespoelde jongetje op het strand van Griekenland zien liggen. Dat er kinderen doodgaan in Afrika doet er dan niet toe.
“Mijn bekommernis met cultuurmarxisme is veel meer ingegeven door zorgen over Nederland en Europa en minder met wat ik meemaak in mijn leven op de universiteit. Sterker nog, ik heb veel geluk gehad in mijn leven. In Leiden heb ik weinig last van dingen zoals Ruud Koopmans bijvoorbeeld in Berlijn meemaakt.”
Rector magnificus van de Universiteit Leiden, Carel Stolker, heeft een goede houding hierin vind ik, hij roept op tot het beschermen van academische vrijheid. Maar tegelijk komen er wel ‘genderstudies’ feministen uit Amerika over om over witte privileges en duizend genders te praten, met broodjes erbij.
“Stolker moet ook die ruimte bieden.”
Als het fraudeleus is? Ze leren studenten kennis en debat te wantrouwen.
“Nou het is wel zo, als je die genderprofessor Judith Butler dan ziet bij een lezing op de Vrije Universiteit – en ze stond ook in universiteitsblad Mare – dan komen daar allemaal gekkies op af. Het lijkt wel op die serie van Netflix over cultleider Bhagwan uit de jaren ’70, zoals ze daar zitten.”
Wat doen we met de oeverloze beschuldigingen van pessimisme?
“Blijkbaar zijn mensen als Jordan Peterson, de Van Rooijtjes en anderen niet pessimistisch genoeg om zich terug te trekken op een eiland of zo.”
Sterker nog, Peterson staat voor uitverkochte zalen, waar ze klappen en joelen, en dan zie ik hoop. Het afwijzen van cultuurmarxisme als leidend principe voor emancipatie en rechtvaardigheid leidt (dus) juist tot hoop en optimisme is mijn indruk – ook bij mijzelf. De overheid pompt er echter in dat we allemaal steeds optimistisch en gelukkig zijn – als we maar willen – óf slachtoffer.
“Gelukkig op wat voor manier, denk ik dan. Als je het utilistische idee van John Stuart Mill toepast misschien wel. Maar is het nou goed en gelukkig om ‘gelukkig’ te zijn met illusies?”