De Belgische kunstenaar Jan Fabre is beschuldigd van #MeToo-praktijken. Twintig (ex-)medewerkers en stagiairs spreken in een open brief over grensoverschrijdend gedrag bij het dansgezelschap van Fabre. De Vlaamse minister Sven Gatz (Cultuur) laat onderzoek doen.
De brief met de beschuldigingen aan het adres van Fabre is gepubliceerd op de website van cultuurblad rekto:verso. De auteurs stellen onder meer dat de kunstenaar artiesten thuis uitnodigde om “beeldende kunst” te maken. “Maar dat blijkt dan uit te draaien op een gelegenheid om de performer seksueel te benaderen.”
De schrijvers spreken ook over publieke vernederingen en machtsmisbruik bij het dansgezelschap. “In en rond de repetitiezaal van Troubleyn is vernedering dagelijkse kost. In het bijzonder vrouwelijke lichamen zijn het mikpunt van pijnlijke en vaak openlijk seksistische kritiek”, klinkt het.
Het dansgezelschap van de kunstenaar laat het cultuurblad weten “deze aanval via de media” te betreuren. “Jan Fabre wordt aan de schandpaal genageld, zonder enige vorm van verdediging op basis van anonieme getuigenissen en moeilijk te controleren beweringen.”
Troubleyn stelt dat het geen geheim is ,,dat Jan een uitgesproken karakter heeft en direct kan overkomen als regisseur”. Dat betekent volgens de organisatie niet ook sprake is van seksueel overschrijdend gedrag. “Tijdens een artistiek proces kom je soms op gevoelig terrein: wat wel kan voor de ene acteur of danser, kan niet voor de andere.”
Minister Gatz zegt op de radio de uitkomst af te wachten van het onderzoek naar Troubleyn, dat subsidie krijgt van de Vlaamse overheid. Daarna hakt hij de knoop door over mogelijke vervolgstappen.
Anp