Ruim acht jaar na dat voormalig TPO-medewerker en tegenwoordig Geenstijl-scribent Bart Maria Nijman zijn vuist tegen het Vaticaan hief, heeft VVD-fractievoorzitter Klaas Dijkhoff het licht ook gezien.
“Geachte heer Eijk,
vooruit: Monseigneur,
Afgelopen weekend las ik een interview met u waarin u mij expliciet noemde. Nu zou ik dat als een (veel te grote) eer kunnen opvatten aangezien u in het interview verder enkel Jezus, Maria, God, de Paus en Darwin bij naam noemt. Wat u echter aan mijn naam toevoegde is even negatief als onjuist.
U zei: “Dat vind ik gewoon kleinzielig. Klaas Dijkhoff van de VVD zei laatst op een partijcongres: we kunnen de kerken niet verbieden, maar het is goed dat ze geleerd hebben een toontje lager te zingen. Waar een hyperindividualist als Dijkhoff het niet over heeft, is dat kerken een sociale functie hebben.”
Ten eerste, wat ik zei was: “Het is prima dat er kerken zijn in Nederland, begrijp me niet verkeerd, dat zou ik niet willen verbieden.” Mij lijkt het verschil tussen ‘niet kunnen verbieden’ en ‘niet willen verbieden’ in deze context wezenlijk, maar soit, dat u als geestelijke zaken niet zo letterlijk neemt beschouw ik maar als vooruitgang.
Wat me meer raakte is dat uit uw woorden wel blijkt dat u mij niet kent. Los van het feit dat u hyperindividualist niet lijkt te gebruiken als een analytische kwalificatie, maar als een scheldwoord, is het op mij niet van toepassing.
Ik leef mijn leven met en voor anderen.
Alleen in en door mijn omgang met anderen heeft mijn leven zin. Waarbij in mijn geval de liefde voor mijn naasten zelfs geen concurrentie kent in de liefde voor een God.
Voor het overige heb ik het interview met een gevoel van meewarigheid gelezen. In niets herkende ik de positieve waarden die leden van uw kerk in het verleden op mij hebben overgebracht.
Van mijn doop door mijn oudoom Heerom, via de communie in de parochie in het Eindhovense Tongelre en het Vormsel bij Bisschop Bär tot de inspirerende gesprekken met mijn favoriete geestelijke, een katholiek aalmoezenier op een paarse Harley.
Ja, zelfs in de poëtische zelfverzonnen kreten van de Eindhovense straatprediker Nol kon ik alleen maar liefde ontwaren.
In tegenstelling tot de afkeer, de bitterheid en de trappen na zonder zelfreflectie die ik in uw woorden proef.
Verdiept u zich voordat u oordeelt, zou ik zeggen. Ware het niet dat ik de hoop daarop al tijden heb opgegeven.
U en uw kerk, die eens de mijne was, heeft zich de afgelopen decennia gespecialiseerd in het verjagen van veel goed, liefhebbend en sociaal volk.
U verwijt mij geen oog te hebben voor het goede van de kerk.
De sociale verbanden, het pastorale werk.
Dat verwijt ontvang ik met ironie.
Ik erken die waarde en het goede werk. Ik wil u er alleen wel op wijzen dat waar uw kerken leeg zijn, het sociale in de samenleving is gebleven.
Dat de mensen, die vroeger in naam van uw kerk liefdevol voor anderen klaar stonden, dat nog steeds staan.
Alleen steeds minder in naam van uw kerk.
Dat u deze lieve mensen zelf vakkundig uw kerk uitgejaagd heeft.
In het interview zegt u “de kerk wordt niet gesloten door mensen die nog komen of door mij, maar door degenen die wegblijven en niet meer bijdragen.”
Een weinig wervend signaal, maar wellicht heeft het u opgelucht. Het geeft wel blijk van een betreurenswaardig gebrek aan zelfreflectie. Waarom zouden die mensen toch niet meer komen? Heeft dat wellicht te maken met uw opstelling?
Heeft u er ooit aan gedacht dat die lieve mensen er meer behoefte aan hadden dat u de noden van de levende mensen had gesteld boven de letterlijkheid van dode woorden?
Dat het weinig wervend is als een enthousiaste priesters die koekjes geeft aan kinderen die nog geen communie hebben gedaan, teruggefloten wordt van hogerhand?
Als priesters die geliefd zijn in hun parochie ineens worden vervangen door vreemden omdat die strenger in de leer zijn?
Dat mensen meer behoefte hebben aan een kerk die genade en liefde vooropstelt?
Dat uw kerk zelfs nog onze kerk had kunnen zijn als u liefdevoller was omgegaan met uw gewezen parochianen.
Dat het mensen wegjaagt als lief zijn niet genoeg is voor u, maar men ook nog de aardse regels van de kerk moet volgen?
Dat het mensen verjaagt als lief zijn zelfs begrensd is door u als het liefde tussen man en man of vrouw en vrouw betreft?
Dat het mensen verjaagt als lief zijn tot zelfhaat moet leiden wanneer de liefde ongehuwd bedreven wordt?
En toch zijn velen die uw kerk hebben verlaten nog niet officieel uitgeschreven, hoewel uit uw woorden blijkt dat u ze al heeft afgeschreven. Ook ik heb die laatste stap nooit gezet. Uit sentiment. Uit weemoed naar de momenten die eigenlijk niets te maken hadden met de bijbel of de kerk als organisatie, maar alles met liefde en gedeelde rituelen. Rooms ben ik allang niet meer, maar Brabants katholiek voel ik me wel. Daar heb je ook eigenlijk geen god voor nodig, maar wel liefde. En als we die liefde dan God noemen, dan is dat prima.
Maar dat is natuurlijk mezelf voor de gek houden. Dat blijkt wel weer uit uw woorden. Ik wil daarom deze brief aan u afsluiten met een welgemeende dankbetuiging. U heeft het irrationele verzet tegen me officieel uitschrijven gebroken. Geeft u mij gerust de schuld van een gesloten kerk, ik zal definitief niet terugkeren. Ik kies voor de liefde en de mensen in plaats van de beperkingen en de kerk. In de naam van de moeder, de dochter en de heilige liefde.
Amen.