U zult het niet gehoord hebben van de mainstreammedia, die de politiek nauwlettend volgen, maar er was woensdag een rondetafelgesprek over antisemitisme in de Tweede Kamer. Op initiatief van Dilan Yeşilgöz (VVD) en Gert-Jan Segers (CU) werd een hele batterij adviesorganen, onderzoekers en joodse stichtingen opgetrommeld om te adviseren omtrent de aanpak van dit groeiende fenomeen.
Zo waren er sprekers van de Anne Frank Stichting, NIOD, het Verwey-Jonker Instituut en een Duits wetenschappelijk bureau voor sociaal onderzoek. Die laatste werd vertegenwoordigd door Ruud Koopmans. En zoals wel vaker was hij die dag de enige met lef. Zijn notitie was kort maar krachtig. Over het daderprofiel van antisemieten zei hij:
”Beschikbare gegevens uit wetenschappelijk onderzoek en slachtofferenquêtes, duiden er op dat bij het recente antisemitisme – en antisemitisch geweld in het bijzonder – daders met een migratieachtergrond in islamitische landen, die door een mengsel van religieus extremisme en Arabisch nationalisme gemotiveerd worden, een grote – en in het geval van geweld zelfs dominante – rol spelen.”
Zulke sterke taal pikt Tunahan Kuzu (DENK) natuurlijk van niemand, behalve van zijn eigen partijgenoten en jaknikkers op links die het dan hebben over niet-islamitische bevolkingsgroepen. Die ene onderzoeker met ballen moest daarom nog verder de woestijn in. Kuzu vroeg Willem Wagenaar van de Anne Frank Stichting hoe het komt dat Koopmans zo’n eentonig daderprofiel schetst. De conclusie van Koopmans komt immers niet overeen met de veel zoetere insteek van Wagenaar, even daarvoor.
Dat is logisch, want Wagenaar richtte zich in zijn betoog, net als Bas Tierolf van het Verwey-Jonker Instituut, vooral op antisemitische spreekkoren in het voetbal. Dan hoef je immers niet zelf over de islam te beginnen, ook al staat het in je eigen rapport uit 2015 (daarover straks meer). Dat het schelden met “jood” bijna nooit is gericht op etnische of religieuze joden werd wel genoemd, maar volgens Wagenaar en Tierolf blijft het een ernstige vorm van antisemitisme. Er werd aan toegevoegd dat dit verreweg de grootste groep antisemieten betreft, vooral daar ‘waar de animositeit jegens voetbalclub Ajax groot is’.
Op verzoek van Kuzu liet Wagenaar zich dus uit over het verschil tussen zijn betoog en dat van Ruud Koopmans. Hij wees erop dat de onderzoeken waarop Koopmans zich baseert vooral in Europees verband zijn gedaan. Alsof Nederland opgelucht adem moet halen omdat onze moslims het naar verluidt wat beter doen dan hun Europese geloofsgenoten. Maar, wanneer uit die onderzoeken blijkt dat een bepaalde mate van islamitische religiositeit sneller en vaker antisemitisme aanwakkert, dan is dat niet iets om te bagatelliseren vanwege een wezenlijk niet eens bestaande landsgrens.
Maar het ging verder dan alleen bagatelliseren. Wagenaar was het zelfs niet helemaal eens met die Europese onderzoeken van Koopmans. Onderzoeken die hij kent, zouden juist laten zien dat er ook in Europees verband geen link bestaat tussen een islamitisch geloof en antisemitisme. Wagenaar zag zich echter wel genoodzaakt toe te geven dat er een dominante rol is voor Europeanen met een migratieachtergrond in het Midden-Oosten, maar dat kon hij oplossen met het mantra “dat heeft niets te maken met de Islam”. Nee Midden-Oostenproblematiek is volgens hem de grote trigger voor antisemitisme onder moslims.
Dat is opvallend. Want Wagenaar verwijst hiervoor met name naar het door hem zelf geleidde ‘Asscher-rapport’ dat zijn stichting in 2015 uitbracht in samenwerking met het Verwey-Jonker Instituut. En op pagina 23 lezen we toch echt dat theologische motieven voor antisemitisme onder moslimjongeren in Europa behoort tot een van de twee meest plausibele verklaringen:
”Concluderend kunnen we stellen dat blijkens wetenschappelijke literatuur een antisemitische houding onder moslimjongeren voornamelijk in ‘nieuw antisemitisme’ wortelt, met het anti-Israëlsentiment en theologische factoren als voornaamste verklaringen.”
Zijn rapport verwijst dan ook naar verschillende Europese onderzoeken waarin die theologische motivatie sterk naar voren komt. Ook de volgende passage uit het Asscher-rapport laat zien dat beide onderzoeksinstituten goed op de hoogte zijn van wat er zoal door deze onderzoekers wordt gesteld:
”Wistrich (2002) schreef in zijn boek over de rol van Joden in de Koran en stelde dat Joden er niet bepaald goed vanaf komen. Volgens hem is een aantal felle passages in de Koran aanwezig waarin Mohammed de Joden afschildert als de vijand van de islam. Joden worden in de Koran verdacht van leugens, lafheid en hebzucht, maar het grootste antisemitische stereotype (volgens Wistrich gevoed door de Koran) is dat Joden hardnekkig en moedwillig Allah’s waarheid afwijzen (Wistrich, 2002); een controversiële conclusie die veel stof heeft doen opwaaien.”
Dat het – ongetwijfeld peperdure – Asscher-rapport in een stoffige Haagse ladekast verdween en door de NPO werd omgetoverd tot een rapport over christelijke moslimhaters (geen grap, kijk maar) was al bekend. Maar dat Wagenaar zijn eigen onderzoek uit het raam gooit, voor wat betreft de politiek ongunstige uitkomsten ervan, is bijzonder teleurstellend.
Toegegeven, het zijn Europese onderzoeken die vrijwel nooit over Nederland gaan, vermoedelijk omdat dergelijk onderzoek op eigen bodem te wensen overlaat. Wagenaar kon dus volhouden dat het daderprofiel van antisemieten in Nederland heel divers is. Maar dat was nu juist het probleem dat Ruud Koopmans in het begin van zijn betoog al benadrukte:
”Een effectieve bestrijding van antisemitisme is alleen mogelijk op basis van goede informatie over de motieven en kenmerken van daders. Overheid, politie en organisaties van het maatschappelijk middenveld, die zich met de monitoring van antisemitisme bezighouden, blijven op dit punt ernstig in gebreke. In de vele rapportages over antisemitisme ontbreekt systematische informatie over de motieven en de etnische en religieuze achtergrond van daders. Daardoor wekken deze rapportages ten onrechte de indruk dat antisemitisme een diffuus fenomeen is dat overal gelijkelijk voorkomt of, door antisemitisme in een context van racisme en islamofobie te plaatsen, vooral een probleem van rechts-extremistisch gemotiveerde autochtone daders is.”
Het is maar goed dat Ruud Koopmans bij dergelijke gelegenheden nog mag aanschuiven in Den Haag. Maar hoe lang blijft dat zo, nu de Kuzu’s van Den Haag hem proberen weg te zetten als een schreeuwende in de woestijn. Hij krijgt nota bene bijval van onderzoekers die bereid zijn hun eigen rapporten tegen te spreken.