Het inkomen van makers en werkenden in de cultuur staat hoog op de agenda van media en politiek. Minister van Cultuur Ingrid van Engelshoven sprak zich in juni zelfs uit met een concreet beleidsvoornemen: subsidie in de toekomst zal, wat haar betreft, alleen nog worden verstrekt als sprake is van een eerlijke beloning voor kunstenaars, vertelde zij tegen dagblad Trouw. “Je moet van je werk kunnen leven,” aldus de minister. “Net als in ieder ander beroep.”
Opvallend aan deze terechte aandacht voor wat inmiddels “de arbeidsmarktpositie van kunstenaars” is gaan heten, is dat het auteurs- en naburig recht, voor makers, voor bijvoorbeeld componisten en artiesten, maar ook voor beeldend kunstenaars, journalisten en voor fotografen, essentieel voor het verkrijgen van inkomen, de afgelopen jaren onderbelicht blijft in politieke aandacht. Die politieke aandacht was er jarenlang wel, met voor- en nadelen.
Vaak wordt die aandacht gestuurd door media-aandacht rond Buma/Stemra, een organisatie die iets heeft van een systeembank, “too big to fail”. Een organisatie die men niettemin graag, als dat kon, van de grond af opnieuw op zou willen bouwen en ook afgelopen week weer in het nieuws kwam. Een organisatie die in beeldvorming symbool lijkt te staan voor het auteursrecht. Ten onrechte, omdat hoe groot en in het oog springend de organisatie ook is, het auteursrecht vele malen groter en veelomvattender is dan enkel het collectief geïncasseerde muziekauteursrecht. Het is de basis voor vrijwel alle individuele opdracht- en exploitatiecontracten tussen producenten, omroepen, kranten, uitgevers en platenmaatschappijen enerzijds en auteurs en artiesten anderzijds. Volgens cijfers van het Ministerie van Economische Zaken uit 2014 zijn de ‘auteursrechtrelevante sectoren’ goed voor 6 procent van het Nederlandse bruto binnenlands product (bbp) en 7,4 procent van de totale werkgelegenheid. Alleen de daadwerkelijke makers van auteursrechtelijk beschermde werken lijken daar nauwelijks van mee te profiteren. Omdat hun onderhandelingspositie structureel zwak te noemen is.
Het belangrijkste resultaat van de periode waarin relatief veel beleidsmatige en politieke aandacht voor het recht bestond was dan ook het Auteurscontractenrecht. Ruim drie jaar geleden, op 1 juli 2015, werd het ingevoerd (vele jaren later dan in de landen om ons heen): een wettelijke bescherming van auteurs en artiesten tegen wurgcontracten en onredelijke contractvoorwaarden. De bedoeling was makers niet langer aan het kortste eind te laten trekken, hen de ruimte te geven om te kunnen onderhandelen over goede voorwaarden en billijke vergoedingen. Maar vooralsnog zijn de effecten van de nieuwe wetgeving beperkt.
Platform Makers, het samenwerkingsverband van vakbonden voor auteurs en artiesten, publiceerde vlak voor de zomer een inventarisatie van de ervaringen van leden in het veld. “Mijn positie is er de afgelopen 2,5 jaar zeker niet beter op geworden, eerder verslechterd,” aldus een illustrator, die verkoos anoniem te blijven. “Alles is hetzelfde gebleven,” vertelt een stemacteur en vertaler, “accepteer de gage die wordt geboden, sta al je rechten af – óók je naburig recht – en geen zeggenschap over hergebruik, laat staan een vergoeding. Daar tegenin gaan laat ik wel uit mijn hoofd. Go with the flow of zit zonder werk.” Velen kiezen de anonimiteit; wie als moeilijk te boek komt te staan, moet vrezen voor zijn opdrachten.
Will Maas, sessiemuzikant en docent op de Rockacademie:
”Het blijft vreemd dat iedereen die bij een optreden betrokken is betaald wordt, behalve de muzikanten op het podium. […] Wat mensen in de orkestbak van grote producties als Soldaat van Oranje krijgen, durven ze niet eens te zeggen. Veel te weinig in ieder geval. En kijk naar De Wereld Draait Door. Dat is de publieke omroep, dus iedereen daar wordt uiteindelijk betaald door de belastingbetaler. Matthijs van Nieuwkerk krijgt heel veel geld uit de publieke kas. De tafelheer of -dame wordt ook betaald. Dat gun ik ze van harte, maar de band krijgt helemaal niets onder het mom van ‘je bent hier voor je eigen promotie’.”
Het toont de hardnekkigheid van het probleem. Ook minister Van Engelshoven sprak zich voor de zomer in de Kamer uit over de praktijk bij De Wereld Draait Door. Maar: zij kan de publieke omroep niet dwingen zei zij daarbij. Zij hoopte dat de uitspraak van een minister een normgevend effect kan hebben:
”Soms helpt het ook als je er iets van vindt.”
Helaas is de realiteit een andere. Opeenvolgende bewindspersonen spraken zich de afgelopen tien jaar uit tegen de contractpraktijk waarin de publieke omroep componisten (een groot deel van) hun auteursrecht afneemt. Bij de nieuwe wetgeving uit 2015 werd deze contractpraktijk in de Memorie van Toelichting expliciet omschreven als voorbeeld van vernietigbare ‘onredelijke bedingen’. Zonder dat tot op heden de contracten wijzigden. En zonder dat componisten naar de rechter stapten. Niet omdat zij hun recht niet willen halen, maar omdat zij niet zonder werk willen zitten na één geslaagde rechtszaak.
Wil er werkelijk een verandering plaatsvinden, dan zal de overheid de zwakkere marktpartij actief moeten bijstaan. De individuele kunstenaar staat te zwak ten opzichte van machtige opdrachtgevers.
Hoewel deze minister niet over de omroep gaat – de omroep valt, om het leven overzichtelijk te houden, onder haar collega Slob – gaf zij als gezegd ook zelf antwoord op de brandende vraag hoe dan wel een verschil te maken: door de publieke omroep en anderen wel degelijk te dwingen. Door als overheid in subsidievoorwaarden te staan op redelijke contractvoorwaarden en bij opdrachtgevers te sturen op naleving van de wet. De overheid kan direct en indirect toezien op redelijke tarieven en contracten in een groot deel van de sector, via het Filmfonds, via het Fonds Podiumkunsten en via het omroepbeleid. Tot nu toe ontbreekt daartoe enkel en alleen de politieke wil.
De komende maanden zal daarom moeten blijken of ook dit kabinet het enkel bij mooie woorden zal laten, of dat er met deze minister en deze coalitie daadwerkelijk verandering zal komen. De Tweede Kamer vergadert 4 oktober a.s. over de eerste resultaten van de nieuwe wet (het eerste overleg dat de Kamer in lange tijd aan het Auteursrecht wijdde) en heeft alle aanleiding het kabinet te vragen de wettelijke bepalingen ook met het eigen beleid kracht bij te zetten. De koude, tot op heden goeddeels dode letters van de wet tot leven te brengen. De minister klinkt oprecht, maar nog altijd weifelend. Te hopen is dat zij de daad bij het woord voegt.
Dit artikel verschijnt komende dagen tevens, in licht verkorte vorm, in Performers Magazine 3, 2018