Hans van Willigenburg schreef deze zomer de recensies over Zomergasten. Dat smaakt naar meer, vindt ons van TPO. Daarom vanaf nu geregeld TV-recensies van zijn hand. Maar daar hebben we wel uw hulp bij nodig want hij doet het niet gratis. Daarom een vriendelijk verzoek: DONEER AAN HANS VAN WILLIGENBURG!
Een nieuw seizoen De Wereld Draait Door is begonnen. De dagelijkse talkshow in de vroege avond waarvan de suggestie uitgaat dat een paar mensen, doorgaans woonachtig in Amsterdam, de werkelijk belangrijke zaken ter sprake brengen. En wel op een zodanig sprankelende en door kennis gestutte manier, dat het na veertien seizoenen, meestal eveneens door in Amsterdam gevestigde media, een zekere autoriteit wordt toegedicht. Nou ja, ‘een zekere autoriteit’, dat is een eufemisme. ‘De Wereld Draait Door’ is terecht of onterecht uitgegroeid tot de navel van de vaderlandse publiciteitsindustrie. Elke hoofdredacteur, uitgever, partijbaron, platenbaas, universiteitsregent, filmproducent, cabaretier of andere, loslopende artiest is bij wijze van spreken bereid vrouw en kinderen te verkopen voor een minuutje zichtbaarheid in dit programma. Zo ligt het natuurlijk wel. Presentator Matthijs van Nieuwkerk hoeft maar met zijn vingers te knippen, of de bestelde persoon springt in de auto, of op de fiets, om (nog nét niet door zwaailichten begeleid) zo snel mogelijk de Westergasfabriek te Amsterdam te bereiken, in de vaste hoop dat zijn of haar beurswaarde, na het aanschuiven bij de illustere DWDD-tafel, zal vertien- of verhonderdvoudigen.
Het kijkcijfersucces van DWDD is het succes van een soort beursvloer, waar alle koersen constant stijgen. En waar alle genitaliën in opperste staat van verrukking raken vanwege de te verwachten naschokeffecten wanneer je in de nabijheid van ‘de grote Matthijs’ hebt mogen verkeren. In managementtaal heet het dat de mentale basiskleur van DWDD ‘positiviteit’ is. Het aantal keren dat Matthijs inmiddels een geweer vol superlatieven en complimenten op zijn gast heeft leeg geschoten nog voor deze zelf iets heeft kunnen zeggen, is door geen rekenmachine bij te houden. DWDD wil vooral een lekker kritiekloos feestje zijn. Dat is het ook, waarschijnlijk, voor zo’n één miljoen kijkers. Maar de pretentie dat het voor de zestien miljoen niet-kijkers ook een feestje is, een niet te missen epicentrum van opinievorming, spat er vanaf.
De intrigerende vraag is natuurlijk hoe lang het feestje stand houdt, en daadwerkelijk als feestje wordt ervaren. Geen vluchtiger cultuur dan de tv-cultuur. Dat DWDD zich al veertien seizoenen handhaaft, mag dan ook als een prestatie in zichzelf worden aangemerkt. Toch blijft het interessant om te zien wanneer het moment aanbreekt dat die één miljoen trouwe DWDD-kijkers zich gaan vervelen bij deze zorgvuldig door de NPO georkestreerde goed nieuws show, waar gasten als door Matthijs gedresseerde poedels hun kunstje komen vertonen, ongeacht de deplorabele dan wel blakende toestand waarin Nederland, dat gebied buiten de studio, verkeert. Volgens een aloude theorie – dat hoop en optimisme goed verkopen in tijden van crisis, denk aan de jaren ’30 van de vorige eeuw – zou het wel eens zo kunnen zijn dat DWDD jarenlang geprofiteerd heeft van de kredietcrisis in 2008: na het avondeten een immer goed gemutste, langharige presentator op je scherm zien verschijnen, die telkens weer mensen aanmoedigt te vertellen dat de wetenschap een hoopvolle sprong voorwaarts heeft gemaakt, dat er mooie boeken verschijnen, fantastische artiesten bestaan, prachtige concerten gaan volgen, overledenen goede werken hebben verricht, jonge nieuwe talenten opstaan, wonderbaarlijke genezingen plaatsvinden, vitale ouderen nog de marathon lopen, etcetera, is voor de gevestigde orde waarschijnlijk jarenlang een even welkome als effectieve afleidingsmanoeuvre geweest voor de minder florissante jaren na de miljardensteun aan de systeembanken.
Het zou onzinnig zijn te beweren dat DWDD een bewust opgetuigd propaganda instrument van de gevestigde orde is (al is de belangenverstrengeling tussen NPO en ‘Den Haag’ natuurlijk de meest openlijke en schaamteloze), maar onloochenbaar feit is wel dat de enige gast in al die jaren die niet met een gezwollen ego maar met een tot moes geslagen reputatie de Westergasfabriek verliet SP-lijsttrekker en ‘outsider’ Emile Roemer was. Op het moment dat hij in 2012 bezig was met zijn partij de in Amsterdam heilige PvdA leeg te eten en virtueel op 38 zetels stond, formeerde DWDD een driekoppig panel met onder andere ’s lands grootste griezel Peter R. de Vries, die ‘live’ karaktermoord pleegden op de op dat moment premierwaardige Roemer. Opeens was het feestje even geen feestje meer, maar een executiestandplaats. En we weten hoe het afliep: Roemer eindigde zo’n beetje op het zetelaantal waar Diederik Samsom (PvdA) op dreigde te blijven steken, en Samsom steeg na die uitzending verder door, om bij de verkiezingen exact 38 zetels te scoren. Het valt, derhalve, moeilijk te ontkennen dat DWDD een serieuze machtfactor is. Wat er aan tafel gebeurt, ‘doet ertoe’.
Hoe verliepen de eerste uitzendingen van het nieuwe seizoen? Het allereerste gesprek was met advocaat annex meester-drammer Bénédicte Ficq, die tien minuten lang zogenaamd objectieve feiten mocht aandragen waarom niet de roker in persoon maar de tabaksindustrie verantwoordelijk was voor alle met roken samenhangende, medische ellende. Ze meende zelfs te kunnen aantonen dat ‘de vrije wil’ in deze fictie was, want die gemene, manipulatieve stofjes in de giftige staafjes beroofden ons daarvan. Om even later, zonder blikken of blozen, toe te geven dat ze ‘partijdig’ was in deze zaak. En dat zoiets logisch was, want ze moest opkomen voor haar cliënten. Ach ja, juristenlogica… Begon de eerste uitzending dus met het actuele thema ‘Roken’, de tweede uitzending startte met het niet minder actuele thema ‘Bevolkingspolitiek’, ofwel: hoeveel mensen kan het Nederlandse grondgebied eigenlijk aan? En hoe gek is het dat we als land wel CO2-doelstellingen hebben voor 2050, maar geen doelstellingen omtrent het aantal inwoners? De noodklok luidende professor Jan Latten wilde, zei hij, voorkomen dat de ‘saamhorigheid’ tussen Nederlanders op de tocht zou komen te staan. En wilde daarom, met de huidige prognoses in de hand, meer aandacht voor integratie. Waarop schreeuwlelijk Prem Radakhishun meesmuilde dat zulks helemaal niet nodig was, want dat hij zijn eventuele buren met een migratie achtergrond desnoods met enig fysiek geweld wel tot de Nederlandse normen en waarden ging bekeren. Een rechttoe rechtaan benadering die hij, zoveel was duidelijk, nou juist typisch Nederlands vond. En dus in orde. (Prem vindt zichzelf, zoals bekend, altijd in orde.)
Enfin, afgaand op de eerste schermutselingen in het nieuwe seizoen DWDD wordt er begonnen met een ‘zwaar’ journalistiek item, om daarna de bekende, wat lichtere trein van zelfpromotie bedrijvende gasten op stoom te laten komen (Andre Hazes junior: ‘Het lijkt me gaaf om een rockster te zijn!’). Matthijs van Nieuwkerk oogt fit. En gretig. Elke hoop dat DWDD misschien een virus is dat langzaam uitgewerkt raakt, weet hij met zijn energieke optreden voorlopig nog de grond in te boren. Op Twitter zag ik veel DWDD-haters hun misnoegen uiten over de kennelijke deining die het programma zelfs in zijn veertiende seizoen nog weet los te maken. Omdat ik weet dat Van Nieuwkerk niet op de sociale media zit, kan ik hem hierbij geruststellen: ‘Zolang je gehaat wordt, Matthijs, ben je relevant.’
Ook als DWDD morgen zou stoppen, heeft het zich een stevige plek in de omroephistorie verworven. Of je daarbij staat te huilen of te springen, tja, dat mag je zelf weten. Dat is een privékwestie.