Meindert Fennema vaart van maandag 22 oktober tot en met vrijdag 2 november mee met de NRC Bootreis op het door de krant afgehuurde cruiseschip MS Ocean Majesty. Hij houdt voor TPO zijn ervaringen bij in een dagboek.
Het is 11 uur en we varen nu al weer de haven van Dubrovnik uit op weg naar Kotor, dat in Montenegro blijkt te liggen. Dat schijnt een ander land te zijn. ‘Ja’, zegt de oud-ambassadeur, ‘dat was vroeger een koninkrijk’. Om die reden moeten de 20 mensen die aan boord blijven hun paspoort inleveren en de 400 die aan een excursie meedoen dat paspoort juist meenemen.
Ik behoor, samen met de oud-ambassadeur, tot degenen die aan boord blijven maar wij hadden ons gisteravond al vrolijk boos gemaakt over het feit dat wij überhaupt niet aan land mochten, omdat we geen excursie geboekt hadden. Zijn voornaam was Ate en wij bespraken, in het Fries, hoe wij onze aanval voor zouden bereiden. Ate sprak behalve Fries ook Russisch, dus die zou de slavist Michel Krielaers bewerken; ik zou mijn oud-student Joris Luyendijk in stelling brengen en bovendien dreigen in mijn dagboek de hele organisatie onder vuur te nemen. De Balkan maakt oorlogszuchtig…
De wedstrijdleiding koos echter de vlucht naar voren. Tijdens het avondprogramma meldde Paul Vigeveno dat degenen die geen excursie geboekt hadden al om 7.30 uur van boord mochten om Dubrovnik te bezoeken, onder voorwaarde dat zij met de laatste tender van 10.00 uur weer terug zouden keren. Eline met wie ik al eerder kennisgemaakt had bleek ook om 7.30 uur van boord te gaan, zij had daarvoor zelfs haar excursie afgezegd. En zo wandelden Eline en ik op ons dooie gemak door het vrijwel verlaten oude centrum, waar nog geen toerist te bekennen was, want de cruiseschepen werden pas om 10 uur verwacht en onze medepassagiers werden een uur na ons aan land gezet.
Eline had, net als ik, in Utrecht gestudeerd, en was lid geweest van de aan het Corps gelieerde UVSV. Zij had – net als mijn schoonzus – biologie gestudeerd. Zij had haar kinderjaren in Engeland doorgebracht en was met haar ouders pas in 1946 naar Nederland gekomen. Haar vader had eerst op het Natlab van Philips gewerkt en zij had haar jeugd dus in Eindhoven doorgebracht. Er bleken vijf mensen aan boord te zijn die zij nog uit die tijd kende. Daarna was ze naar Den Haag verhuisd omdat haar man bij de Shell ging werken. ‘Ik vond het vreselijk om uit Eindhoven weg te moeten.’
Op mijn beurt vertelde ik dat er twee mannen aan boord zijn in wiens bed ik ooit geslapen heb. Eén van hen herkende ik niet onmiddellijk, maar hij mij wel: ‘Je hebt in mijn bed geslapen’.
Het old boys network is hier aan boord nog springlevend!
Gisteravond sprak ik met Joris Luyendijk, die zich verbaasde over het feit dat ik mij nog zoveel details wist te herinneren over een conflict dat hij had met één van mijn collega’s. Ik zat in een moeilijk parket, want ik vond destijds dat Joris volkomen gelijk had, maar ik wilde mijn collega niet in het openbaar afvallen. Ik zei hem dat als hij het conflict zou verliezen ik voor hem in de bres zou springen. Het bleek niet nodig, maar ook Joris stond deze zaak nog helder voor de geest.
Joris was trouwens geweldig op dreef met zijn verhaal over zijn langjarig onderzoek onder bankiers in de Londense City. Zij hadden hem verteld dat zij in 2008, tijdens de ondergang van de Lehman Brothers, meenden dat de ondergang van het hele banksysteem nog slechts een kwestie van uren was. Velen hadden in paniek hun vrouw gebeld met het verzoek om hun vertrek naar Zuid-Frankrijk voor te bereiden en hun liquide middelen onmiddellijk om te zetten in goud of voedsel. En hun vrouwen hadden hem gezegd dat ze hun man nog nooit met zo’n stem hadden horen praten en dat ze die stem ook nooit meer hoopten te horen. Hij vertelde ook dat hij met zijn open vragen bij sommige bankiers zoveel los gemaakt had dat ze hem belden omdat ze nog een keer met hem wilden praten. Hij was van financieel antropoloog ongemerkt therapeut geworden.
Nu is Luyendijk bezig de interviews die hij vorig jaar met PVV-ers heeft gehad tot een boek te maken. Daar worstelt hij mee. Twee dingen waren hem opgevallen. Hij moest zich eerst ontdoen van het imago van de arrogante NRC journalist voor ze met hem wilden praten en hij had gemerkt hoezeer die PVV-er haakten naar erkenning. Mij verbaasde dat niet. ‘Het zijn net mensen.’
‘Door mijn Wildersbiografie heb ik bij veel PVV’ers veel credit, ’ zeg ik. Ik vertelde Joris dat ik nog onlangs door een treinconducteur werd aangesproken, die mijn zei dat hij een fan van mij was. Hij had mijn Wildersbiografie gelezen en las nu ook mijn andere boeken. ‘Ik lees alles van U!’
Hij nodigde mij uit om met hem in de ongebruikte bestuurderscabine te komen. En daar ging hij er eens goed voor zitten. ‘Ik stem PVV’ zei hij. ‘Ik GroenLinks’ antwoordde ik. De conducteur begon te lachen: ‘Ja dat weet ik; dat is een minpuntje.’
Het gesprek dat ik met Joris op het Aquamarine dek voerde eindigde met een bespiegeling over de rechtsstaat. ‘Bij mij mag ook een racist promoveren,’ zei ik. ‘Dat zou ik moeilijk vinden,’ antwoordde Joris. ‘Daarom is het maar goed dat jij geen hoogleraar bent’ meende ik. Dat was hij met mij eens. Wij begaven ons naar onze hut.
Ik bedacht dat er vast heel wat racisten op de boot rondliepen, maar omdat die niet op de PVV stemmen, vallen ze niet op.
De volgende ochtend schuif ik voor de lunch aan bij een vrouw die alleen aan tafel zit. Zij is licht gekleurd; van Surinaamse afkomst, maar in Soerabaja geboren. ‘Het is lang geleden,’ zegt ze, ‘dat ik in een gezelschap van meer dan 400 mensen de enige “van kleur” ben. Dat voelt wel erg raar.” Het gesprek wordt al gauw geanimeerd, omdat ik zelf een Antilliaanse dochter heb. Haar man is architect die heeft in Delft nog bij Carel Weeber gestudeerd. Weeber is een goede vriend van mij: hij is ook Antilliaan.
Nee voor diversiteit moet je niet op de NRC cruise zijn: daar geldt alleen kwaliteit als criterium. En geld, natuurlijk, maar dat is bijna hetzelfde.